Nerveus staat hij te wachten tot de voorstelling begint. Willem Koevoet is kunstenaar en de bovenbuurman van Nelissen, en deze voorstelling zou op hem gebaseerd zijn. Eigenlijk houdt hij niet zo van theater, maar nu moest hij toch eens komen kijken. Maar Servaes komt niet. Misschien heeft het te maken met de podiumvrees waar hij steeds vaker last van heeft? Of zijn lusteloosheid? In Beefteefjes staat de depressie van Nelissen centraal.

In drie delen komen verschillende perspectieven op depressie voorbij. Toch is het absoluut geen zwaarmoedige voorstelling. Nelissen weet het onderwerp met veel creativiteit en zwarte humor te benaderen. In het eerste deel introduceert hij zichzelf door de ogen van Willem Koevoet, die hij zelf speelt. Koevoet mijmert tegen het publiek, wachtend tot de voorstelling kan beginnen. Hij vertelt ongegeneerd over de nachtelijke gesprekken die ze hebben gehad, waarin Nelissen opbiecht dat hij soms overweegt om in het kanaal te springen. Koevoet, die als matig succesvolle kunstenaar zelf ook behoorlijk zwartgallig is, moedigt dit alleen maar aan. Het creëert immers wel ruimte. Het nuchtere, treurige personage is onweerstaanbaar grappig. Bovendien maakt Nelissen slim gebruik van dramatische ironie, door een personage te spelen dat op hem wacht.

In het tweede deel staan de kunstenaar en zijn kwelgeesten centraal. Nelissen biedt een kijkje in zijn appartement, waar hij in stilte aan het werk is. Hij is warrig en maakt zijn handelingen niet af, omdat hij steeds geïnspireerd raakt door de dingen om zich heen. In tegenstelling tot de andere personages, sluit Nelissen zich in dit deel helemaal af van het publiek. Hij zit opgesloten in zijn eigen belevingswereld, die tegelijk enorm fantasierijk en somber is. Hij schildert en boetseert, en neemt daarbij zijn hele appartement mee. Hij beschildert de muren en zichzelf, en maakt van een koffiekan en klei een poppetje. Zo geeft hij inzicht in zijn geest, die constant bezig is met scheppen. Hij ziet een ziel in doodgewone voorwerpen, wat ontroerende en komische momenten oplevert, zoals een stille dialoog met een waterkoker.

Er komen dingen voorbij die Koevoet in het eerste deel al noemde. Nelissen schildert bijvoorbeeld zichzelf in het kanaal, maar tekent ook een mannetje in dezelfde gele jas die vanaf de brug toekijkt. Nelissen schminkt zichzelf als droevige clown en vat daarmee precies de twee zijden van de medaille van zijn kunstenaarschap: wat in eerste instantie bevlogenheid en inspiratie lijkt, is tegelijkertijd ook onrust en een onmogelijkheid om te stoppen. Deze scène is de meest vindingrijke én de meest eerlijke van de drie, en daarmee het hoogtepunt van de voorstelling.

Na de pauze volgt het laatste, meest luchtige deel. Hierin speelt Nelissen dierenspycholoog Renate Schoep, die een seminar komt geven over communiceren met je huisdier. Schoet is een karikatuur van alles wat zweverig is. Bij iedere tegenslag roept ze uit: ‘Het is eigenlijk heel mooi, wat hier nu gebeurt!’ Haar cliënt is hondje Porgy, een prachtige pop die Nelissen met de hand bespeelt. Porgy is de hond en muse van Willem Koevoet, maar hij wordt oud en mist zijn levenslust. Schoep gaat in gesprek met Porgy, maar verwerkt daarbij ook vooral haar eigen trauma’s. Uiteindelijk loopt de sessie uit de hand en legt Porgy midden in de seminar het loodje, een heerlijk einde van een hele zwart-komische scène. De andere twee delen zijn subtieler en gelaagder dan deze, maar het is een sterke afsluiter waarin Nelissen zijn kwaliteiten als poppenspeler goed kan laten zien.

Foto: Bowie Verschuuren