Het moet de kaskraker van deze zomer en komend seizoen worden: het grootschalige muziektheaterspektakel Amadeus van Het Nationale Theater en de Theateralliantie in samenwerking met OPERA2DAY en in de regie van Theu Boermans. Het begint ijzersterk: in een rolstoel richt de oude Salieri zich rechtstreeks tot het publiek, met schuin achter zich het ensemble eveneens in rolstoelen, gekluisterd aan een televisie met daarop André Rieu.

In de drie uren die volgen is Mark Rietman fenomenaal in zijn vertolking van hofcomponist Salieri die geconfronteerd met het overweldigende talent van Mozart zijn eigen middelmatigheid ziet en de strijd aangaat met alles waarin hij geloofde, tot God aan toe. Prachtig is de muziek, live uitgevoerd door een sterk spelend ensemble met glansrollen voor sopraan Lucie Chartin en het veertigkoppige koor.

Deze (kostbare) toevoeging bewijst keer op keer zijn meerwaarde, verder volgt Boermans redelijk nauwgezet Peter Shaffers Amadeus (1979), aangevuld met de uitvergrotingen van Shaffer zelf voor de bioscoophit van Milos Forman uit 1984. Veel poepgrappen en scheten dus. Na 35 jaar vooral vermoeiend en clichématig, daar verandert de aanstekelijke branie van Sander Plukaard in de titelrol niets aan.

Al even clichématig worden alle andere rollen ingevuld. De keizer (Vincent Linthorst) is een domme onbenul die niets van kunst begrijpt, Gottfried van Swieten (Jaap Spijkers) speelt hier de weinig fantasievolle voorzitter van de Raad voor Cultuur, Johann Von Strack (Yamill Jones) wil als minister van Kunsten en Wetenschappen vooral meer diversiteit en jonge mensen bereiken, maar begrijpt op zijn beurt niets van de Italiaans gesproken onderonsjes van Van Swieten en opera-intendante Orsini-Rosenberg (Esther Scheldwacht), die wars is van vernieuwing en zich vooral aan alle regeltjes wil houden.

Meer dan figuranten in Boermans’ satire op het Nederlandse cultuurbeleid zijn zij niet. En net als de anale fixatie van Mozart gaat het na de zoveelste verwijzing naar subsidieregelingen vervelen, zeker als keer op keer de themavraag van Toneelgroep Oostpool ‘Hoe nu mens te zijn?’ wordt bespot. Klucht en satire overvleugelen daarbij te vaak het drama, waarbij een bevlogen pleidooi van Mozart besloten wordt met de zoveelste scheet en Salieri en zijn spionnen zich vergrijpen aan een dienblad vol cocaïne.

Ronduit pijnlijk zijn de grappen over #metoo die Boermans in zijn bewerking heeft gestopt, van ‘metoo-ooktoenal’ tot ‘metoo-tochnog’ als Salieri zich vergrijpt aan zijn leerling Katherina en even later Mozart verdacht maakt door hem van grensoverschrijdend gedrag te beschuldigen. Het publiek in de zaal lacht er hartelijk om.

Daarbij hebben alle vrouwen louter een dienende of uitgesproken onsympathieke rol in deze Amadeus. Constanze Weber (Yela de Koning) zegt van zichzelf dat ze een domme gans is, heeft spijt als ze Mozart verlaat en belooft vervolgens tot het einde der tijden voor hem te zullen zorgen, ondanks zijn bedrog. Katherina Cavalieri (Lucie Chartin) moet vooral mooi zingen, maar ondergaat zowel het gedrag van Mozart als Salieri zonder commentaar. De vrouw van Salieri is zelfs helemaal afwezig.

Natuurlijk, al deze elementen zitten in het veertig jaar oude stuk, maar Boermans bevraagt ze niet, integendeel: hij zet ze dik aan. Vrouwen die nee zeggen? Ach, met een beetje druk komen ze de avond erna terug. En dan scheld je ze uit voor slet en stuur je ze weg. Een overheid met regeltjes die de kunstenaar vooral beperken? Bespottelijk. Uitgerekend de enige acteur van kleur speelt daarbij de domme minister die voortdurend wordt genegeerd en uiteraard niet toegelaten wordt tot de vrijmetselarij. Gênant is het gelach in de zaal als hij voor de derde keer over diversiteit begint.

En natuurlijk, Boermans toont ook het conflict tussen de creatieve geest die zich niet aan regeltjes of genrehokjes houdt en een overheid die daar niet mee om kan gaan, maar de satire slaat gaandeweg de voorstelling om in cynisme, culminerend in Rietman die zich opwerpt als de beschermheilige van de middelmaat en, zijn leven lang gesteund door publiek en overheid, een dikke middelvinger opsteekt naar God.

De meest menselijke figuur in deze voorstelling is niet de geniale Mozart, maar de twijfelende, zoekende en haatdragende Salieri, die het grote verhaal wil vertellen maar ondanks alle successen al snel verguisd en vergeten werd. Spectaculaire decors zijn daarbij afwezig, een glazen bak die van achter- naar voortoneel kan schuiven en een (nep)piano die kan ronddraaien en als grafkist kan dienen – meer is niet nodig.

Wat rest is het sublieme, de muziek van Mozart.

Foto: Joris van Bennekom