OustFaust, de afscheidsvoorstelling van Theu Boermans als huisregisseur bij Het Nationale Theater, begint tamelijk veelbelovend: via gedurfde keuzes en indringende beelden halen Boermans en schrijver Tom Lanoye de brontekst rigoureus naar deze tijd. Helaas verzandt de productie gaandeweg in overdadig en kitscherig theatraal spierballenvertoon, dat eerder vervlakt dan dat het spannende lagen uit de thematieken destilleert.

In zijn poëtisch-banale hertaling vol onverwachte (binnen-)rijm, verplaatste Tom Lanoye de tekst van Goethe (1749-1832) van pestepidemie naar coronapandemie. Religie verving hij door wetenschap, als het nieuwe geloof dat, mede aangezet door het virus, aan het wankelen is gebracht. De speelvloer is een groot hellend vlak, waarop je liggend meer houvast vindt dan rechtop: de wereld is uit evenwicht. In het midden plaatste decorontwerper Bernhard Hammer een uitsnede, waar gedurende de voorstelling iets lijkt te broeien – later wordt duidelijk wat daar ontstaat. Daarboven hangt een grote spiegelwand schuin richting de zaal, waardoor je als publiek niet alleen recht tegen de scène aankijkt, maar óók voortdurend op de spelers neerkijkt. Het publiek wordt er daardoor voortdurend aan herinnerd dat er altijd meerdere perspectieven zijn om iets te bekijken.

Faust (een gekwelde rol van Romana Vrede) zit bij aanvang midden in een existentiële crisis, aangewakkerd door de pandemiebestrijding. Getergd door het besef dat al die vergaarde kennis zo weinig daadwerkelijk wéten teweeg heeft gebracht, gaat Faust op zoek naar tegenwicht voor de ratio: vervoering en extase, ‘luisteren naar wat instinct’. Faust ontfutselt assistent Strauss (Joris Smit) diens heimelijk gestookte synthetische partydrug en samen zetten ze koers richting nachtclub, waar – geheel in coronastijl, dus op ruime afstand van elkaar – de nacht wordt geconsumeerd.

Daar ziet de inmiddels benevelde Faust hem liggen: de zwarte poedel uit Goethes brontekst, de als hond vermomde Mafisto (Mark Rietman), uitsmijter van de club in kwestie, bedrijfsleider van ‘a human zoo’. Hij leidt Faust rond in de arena van het moderne hedonisme, toont Faust de verlokkingen van liefde en genot. Leer mij beminnen, smeekt Faust hem, nadat ze elkaar in omtrekkende bewegingen hebben afgetast. En op het moment dat ze hun afspraak bezegelen met een kus, betreedt Greta (een ontwapenende maar mysterieuze Myrthe Huber) het toneel.

Die Greta is bij Lanoye meer dan een symbool voor schoonheid, vroomheid en onschuld: ze is een volwaardig personage met veel geschiedenis en een dubbele agenda. Iemand die Faust, haar broer Valentino en zichzelf bespeelt en om de tuin leidt: een spannend, tegenstrijdig en meerduidig persoon. En die bovendien bad ass kan rappen (‘Ik: me slippie, jij: je slappie/ Kom, dan sip ik aan je saffie’).

In de tweede helft wordt Boermans’ theatertaal excessiever, uitdrukkelijker. Er is een weldadige drag show (opgevoerd door de acteurs en het tienkoppig dansensemble) die uitmondt in een bloederige aanslag (die ‘live’ op de socials gaat). Illustratieve projecties op de speelvloer (zoals een enorme uitdijende bloedvlek) markeren de toch al vetgedrukte theatrale beelden die we op ons krijgen afgevuurd. Als de voorstelling uiteindelijk een heuse musicalwending krijgt en vervolgens de afgehakte ledematen letterlijk in het rond vliegen, neemt de kitsch het volledig over.

In die overdaad gaat dan vooral opvallen hoeveel maatschappelijk precaire en complexe thema’s deze voorstelling aanraakt, om er vervolgens meteen weer aan voorbij te snellen: OustFaust gaat over corona, genderidentiteit, #MeToo en machtsmisbruik, radicalisering, klassengeweld, overbevolking, ectogenese. Ondertussen raakt het intermenselijk en persoonlijk drama volledig ondergesneeuwd. Wat nu de eigenlijke motieven van Greta zijn en hoe de verhouding met haar broer Valentino (een opgefokte Daniël Kolf) is, blijft onduidelijk. De liefde tussen Faust en Greta blijft óók vorm: beiden laten nergens hun ware gezicht aan de ander zien, waardoor de toch al weinig voor de hand liggende romance geen lading krijgt.

Boermans en Lanoye tonen de ondergang van Faust, van de mens – die zich als een virus voortdurend vermeerdert en zijn gastheer (de aarde waarop hij leeft) genadeloos uitput – als onontkoombare consequentie van onze hang naar hedonisme, in een exorbitante finale waarin de grote gebaren elke nuance verdrukken.

Foto: Salih Kilic