Aan tien minuten bij De Wereld Draait Door had Harrie Jekkers genoeg om de achttienduizend kaartjes voor zijn Haagse zondagmiddagmatinee Achter de duinen aan de man te brengen. Er staan inmiddels een paar duizend mensen op de wachtlijst die hem in de Koninklijke Schouwburg willen zien. Grijnzend en oprecht verbaasd constateerde Jekkers dat hij kennelijk nog niet is vergeten.

Dat was overigens al duidelijk toen hij een aantal jaren geleden, na een afwezigheid van vijftien jaar, weer opdook op het cabaretpodium. Samen met mede-Hagenees Jeroen van Merwijk. De aanzuigende werking van Jekkers was groot. En niet alleen vanwege zijn cabaretverleden, maar ook omdat hij de frontman was van een van de bekendste Nederpopbands, Klein Orkest.

Na drie solo’s in de eerste helft van de jaren negentig – waarvoor toen de stoelen ook niet waren aan te slepen – plus een tournee met liedjes en verhalen met vriend en schrijver Koos Meinderts, vond Jekkers het wel mooi en ging hij ‘stil leven’ op Ibiza. Met geen enkele behoefte, zo vertelt hij in Achter de duinen, de spotlights nog eens op te zoeken.

Tot Van Merwijk zich meldde. Inmiddels toert hij ook weer met Klein Orkest langs de theaters. En nu neemt hij de zondagmiddagmatinee in de Koninklijke Schouwburg voor zijn rekening, als opvolger van Paul van Vliet, de grote grijze Hagenaar. In de schouwburg waarvan zijn vader Theo ooit zei, toen ze er op de fiets langsreden, ‘dat hun soort mensen daar niet naar binnen ging, want daar keek de koningin naar toneel’.

Van Vliet…, ja, dat is een Hagenaar, maar Jekkers is een Hagenees. Geboren in de Schilderswijk en opgegroeid in een portiekflat in Moerwijk. Een onsterfelijke Hagenees bovendien, als liedschrijver en zanger verantwoordelijk voor O, o, Den Haag (mooie stad achter de duinen) het onofficiële volkslied van de Hofstad. Onder het pseudoniem van Harrie Klorkestein op de plaat gezet; de achternaam is simpel te ontleden als een anagram van Klein Orkest. Wie hoopt dat Jekkers het lied in deze zondagmiddag-matinee nog eens zingt, hoopt tevergeefs.

In Achter de duinen vertelt Jekkers verhalen en zingt hij over zijn gelukkige jeugd en wat het leven hem heeft gebracht. Over zijn ouders Theo en Dien, over de Moerwijk, de buren, zijn onvervalst Haagse ooms, over ADO. Verhalen vol nostalgie afgewisseld met liedjes, nooit hinderlijk sentimenteel of druipend van verlangen naar een goeie ouwe tijd. Gewoon, recht voor de Haagse raap, niet ingewikkeld, niet moeilijk, losjes en met een hoop plezier. Goed voor een glimlach. Verhalen zoals ze ook werden verteld in Het gelijk van de koffietent, Goudvis aan zee en Het geheim van de lachende piccolo, zijn grote shows uit het verleden.

Achter de duinen is een ‘personalityshow’ van een 67-jarige zanger en verteller. Ja, soms suddert dit twee en een half uur durend programma (inclusief pauze) als een stoofpotje op een petroleumstelletje uit de warme jaren vijftig. Dat is het gevaar van zo’n verzameling herinneringen. Maar tegelijk past het ook wel mooi bij een zondagse matinee.

Wanneer hij zijn gitaar pakt en een van zijn liedjes zingt, is de magie uit het verleden terug. Met zijn liedjes – hij zingt oude bekende en nieuwe – beantwoordt Jekkers de vraag waarom hij bij een groot publiek toch zo enorm populair was en nog steeds blijkt te zijn. Jekkers zingt miniverhaaltjes, vaak met een diepere laag en een bredere betekenis, zoals Man in de wolken. Liedjes die hij vaak zelf met zichtbare emotie zingt, vooral die over zijn ouders, zoals onder meer Intensive care en Mijn moeder. Jekkers heeft door de jaren – vaak met medeschrijver Koos Meinderts – meer dan eens woorden gevonden die snaren raken en je naar de strot grijpen. Woorden die luikjes openmaken, herinneringen oproepen, kippenvel bezorgen en ontroeren. Achter de duinen is op die momenten een ode aan de tederheid.

Foto: Maarten Ederveen