Met Achter het huis willen schrijver Ilja Leonard Pfeijffer en regisseur Johan Doesberg het verhaal van Anne Frank universeler maken – voor zover dat al niet universeel genoeg is. Nadrukkelijk geen grootschalige productie als Anne, maar een voorstelling waarin de claustrofobische microsamenleving van het Achterhuis op intieme wijze wordt uitgelicht. De toneeltekst en vooral de gekozen speelstijl staan dit echter jammerlijk in weg, met als gevolg een voorstelling die 150 minuten precies het tegenoverstelde bereikt van wat ze beoogt.

‘De hel is het ontnemen van alle afleiding’, verzucht Edith Frank (Oda Spelbos) halverwege het eerste bedrijf. ‘Als ze over een aantal jaren hier een stuk van maken, dan moeten ze wel wat actie toevoegen’, merkt Fritz Pfeffer (Cees Geel) daarop spottend op. En toegevoegde actie geeft Pfeijffer. Met opvallende nadruk op seksualiteit, van de toespelingen van Auguste van Pels (Raymonde de Kuyper) tot de verkrachting van Margot Frank (Amarenske Haitsma) die iedereen van zo ver ziet aankomen dat hier niet eens een spoiler alert nodig is. En dit zijn nog maar enkele van de aan het dagboek toegevoegde scènes die elkaar met filmische snelheid opvolgen.

Consequent wordt daarbij niet gesproken over nazi’s of Joden, maar over de bezetter. De depressieve Edith Frank vraagt zich af of zij het misschien ook niet aan zichzelf te danken hebben, terwijl haar man (Hajo Brins) voortdurend geforceerd de schijn van beschaving ophoudt. Ondertussen voert het gedwongen isolement onherroepelijk naar het punt waarop slachtoffers ook daders worden. Het universele en actuele is eveneens duidelijk zichtbaar in het eenheidsdecor dat niet zozeer aan het Achterhuis refereert, maar meer aan een concentratiekamp, Guantanamo Bay of een van de buitenwereld afgescheiden vluchtelingenkamp.

Op zich is met het toevoegen van extra verhaallijnen niet per definitie iets mis. Want hoe minutieus het dagboek van Anne Frank ook is, natuurlijk was zij ondanks de zeer beperkte ruimte in het Achterhuis niet overal bij, zag en hoorde niet alles en schreef sommige zaken wellicht bewust niet op. Dat Anne Frank – overtuigend gespeeld door Anne van der Burg – naast een mede door de omstandigheden vroegwijze en hoogst intelligente tiener ook grof in de mond kan zijn, is zeer wel mogelijk. Dat de huwelijken tussen de ondergedoken echtparen niet als te best waren eveneens, dat blijkt zelfs uit het dagboek en wordt hier alleen fors uitvergroot. Het past in het ‘doorbreken van de heiligheid’ rondom de dagboeken die de makers voor ogen staat.

Het grootste probleem van de voorstelling is echter niet het ‘ontheiligen’ van het Achterhuis en daar een nieuwe laag aan toevoegen. Of dat worden als ‘neuken’ en ‘whatever’ opduiken. Het gaat mis doordat Pfeijffer alle personages voortdurend van schrijftaal voorziet met geforceerde dialogen als gevolg.

Nog problematischer is dat Johan Doesburg alle acteurs op een gedateerde wijze voortdurend naar het publiek laat spelen. Wanneer bijvoorbeeld Otto en Edith Frank ruzie hebben, kijken ze niet naar elkaar, maar richten zich midden op het toneel tot de zaal. Deze manier van spelen creëert een enorme afstand tussen de personages die haaks staat op de benauwdheid van het gedwongen samenwonen in een kleine ruimte.

De te verwachten reactie van het Anne Frank Fonds in Basel kon niet uitblijven. Allereest mocht de titel Het Achterhuis niet gebruikt worden, later werd gedreigd met een kort geding om opvoering te voorkomen, maar daarvan werd op het laatste moment afgezien. Welkome publiciteit voor de makers, zou je bijna cynisch opmerken, want uiteindelijk roept Achter het huis vooral de vraag op waarom zij in plaats van deze zeer vrije bewerking niet hebben gekozen voor het creëren van een daadwerkelijk nieuw stuk.

Foto: Ben van Duin