Potverdomme wat een vrouw, die Rosa da Silva. In A vida rosa stort deze multi-getalenteerde tante, winnares van het Amsterdams Kleinkunst Festival in 2019, zich op verschillende facetten omtrent de liefde. Exen en datingprogramma’s, maar ook de ware en haar eerste kind passeren de revue. Zelfs haar fysiotherapeut wordt erbij gehaald. Aan zijn goddelijke handen wijdt ze een heel nummer.

Ze bestormt de bühne in een lange zwarte cape. Rosa da Silva serveert het premièrepubliek al in de eerste seconden een staaltje ‘heb ik jou daar even’. Wat een strot, wat een stem. Haar kostuum met wapperende panden in bloemenmotief, naar een prachtig ontwerp van Calle de Hoog, doet denken aan Portugese traditionele sjaals, gedragen door fadozangeressen. Hoewel fado dwars door de voorstelling sijpelt – je voelt de saudade van je kruin tot in je kleine tenen – neemt het melancholische component niet de overhand. In een scherpe regie door Laurens Krispijn de Boer versmelten zang, tekst en toetsen.

De gevatte scènes volgen elkaar in rap tempo op. In een dolkomische passage over een ex, een kerel die ‘s nachts huilend voor de deur staat, beschrijft Da Silva de situatie en beziet het tafereel tegelijk vanuit helikopterperspectief. Ja, hij brult het hele pand wakker en het regent pijpenstelen, maar hé, ondanks de bizarre situatie vindt ze het vooral een prachtige filmscène. Zij, in haar badjas, de buren uit het raam. Ze kan niet anders dan de vent bedanken. Door deze man en zijn emoties, beseft ze glashelder welke vrouw ze níet wil zijn.

Da Silva is een heldin in het gedetailleerd schetsen en imiteren van haar personages. Dat doet ze soms ingetogen, dan weer uitbundig. Halverwege de voorstelling draagt ze een lied op aan iemand waar ze ontzettend veel om geeft. De lange aanloop op tekstniveau doet denken aan Cherry van Amy Winehouse, waarin de zangeres niet haar liefje, maar haar gitaar bezingt. Voor Da Silva blijkt dat na een couplet of twee ook geen partner of familielid te zijn, wel haar bloedeigen fysiotherapeut, die op de derde rij zit. Of hij dood wil, vraagt ze hem na afloop.

Absurde situaties naar haar hand zetten, daar is deze dame bedreven in. De climax bereikt ze wanneer haar alter ego, Tessa, zich opgeeft voor een datingprogramma. Heerlijk zijn de mannetjes die bij haar aanschuiven die zij op de hak neemt, inclusief vet accent. De corpsbal wil weten of ze na een half jaar nog te porren is voor een potje neuken, of dan hoofdpijn faked, de foute jongen blijkt óntzettend fout, want een bajesklant. Een ding hebben de twee gemeen: allebei lullen onverstoord over zichzelf en stellen precies nul vragen. Wanneer er wel een potentieel goede jongen langskomt, schikt Tessa zich een ongeluk en neemt zelf de benen.

Wanneer de voorstelling vordert en Da Silva’s zoektocht naar de geschikte partner vorm krijgt, zelfs uitmondt in een eerste baby, hou je even je hart vast. Wordt dit wéér een stuk over fris ouderschap en eeuwig gezever over de eerste stapjes? Nee. Da Silva gaat aan de haal met de reactie van haar vriend, die na ‘het nieuws’ eerst een woede-uitbarsting krijgt en daarna bibberend op de bank belandt, eindeloos ‘ik krijg een kind, ik krijg een kind’ herhaalt. Je krijgt er zin van die gast eerst in je armen te sluiten en dan op zijn rug te kloppen: het komt goed, lieverd. Het komt goed.

Het sterkst is Da Silva tijdens haar machtige fado-uithalers, tevens de adembenemende afsluiter van de avond. Met toetsenist Sophie Anglionin aan haar zijde, die de hele voorstelling ook van een voortreffelijke tweede stem voorziet, staat de voorstelling als een huis. Of eerder als een kasteel. Maar dan wel eentje met uitzicht op een weelderig Portugees landschap.

Foto: Anne van Zantwijk