‘Waarom mot je nou een week op trainingskamp? Jullie kenne toch al voetballen? Of motten ze het nog leren?’ Danny, de vrouw van Johan Cruijff, zint het niet dat haar man weer weg moet. Ze heeft niets met voetballen. Fijn dat er zoveel geld binnenkomt, zeker in Barcelona, maar ze is het zat om haar man met de rest van de wereld te moeten delen.

Toen schrijver/regisseur Tom de Ket door het management van softwarebedrijf AFAS werd gevraagd om een musical te maken over Johan Cruijff, moest de maker van De Verleiders en Het Pauperparadijs daar eerst over nadenken. Een mooie opdracht om het nieuwe futuristische theater naast het hoofdkantoor van AFAS in Leusden in te wijden, maar hij had geen trek in een gewone biografie.

De Ket ging aan de slag toen hij in de gaten kreeg dat de bewondering voor Cruijff veel te maken heeft met de Nederlandse mentaliteit, die kan worden samengevat in het zinnetje: Dat maak ik zelf wel uit. En hij zag ook meteen de mogelijkheid om het beeld van Danny, heel resoluut gespeeld door Myrthe Burger, aan te pakken. Nee, ze is niet de Kenau, de Yoko Ono die het Nederlands voetbalelftal heeft ondermijnd, maar een vrouw die heel wat te verduren heeft gekregen en naar de menselijke maat zocht in het hectische voetballeven.

Antiautoritair en egalitair. Het zijn geen woorden die Cruijff zo snel in de mond zal nemen, maar hij bracht ze wel in praktijk. Hij keek tegen niemand op, maar ook op niemand neer. Dat laatste was niet zo gek als je bedenkt dat zijn vader een simpele groenteboer was en zijn moeder, toen ze weduwe was geworden, een baantje als schoonmaakster bij Ajax had gekregen. Dat werd door het bestuur van Ajax als een gunst beschouwd, maar dat was voor Cruijff geen reden om zich onderdanig te gedragen. Allerminst. Hij was de ster van Ajax en die bobo’s mochten blij zijn dat hij er was. En dat gold ook voor zijn medespelers, die vaak chagrijnig werden van zijn betweterige gedrag. Maar Cruijff heeft hun wereld ingrijpend veranderd. De voetballers werden de goed betaalde sterren, die het publiek aanvallend, attractief voetbal moesten voorschotelen.

Behalve een invalshoek voor het verhaal had De Ket ook een invalshoek nodig om de musical vorm te geven. En die vond hij eveneens in het karakter van Cruijff: alles anders doen, de kont tegen de krib. Niet uit balorigheid, maar om het beter te maken. En dat is verrekte goed gelukt in 14 de musical, die tegen alle musicalwetten ingaat. Zo is er een pauzefinale en een finale met een uiterst ingetogen lied. Het is heel gedurfd, maar zeer effectief, om de musical af te sluiten met een verstild en smartelijk liefdeslied van Danny voor haar overleden man.

We zien de hoofdrolspeler die zich losmaakt van zijn rol en het publiek als ‘musicalanalist’ toespreekt: ‘Ik moet nou even de tijd vollullen, want ze zijn achter bezig met een snelle verkleedpartij, ja dat heb je als je zoveel spelers dubbelrollen geeft. Hé, zijn jullie klaar? Ja? OK, dan gaan we weer verder.’ En de hoofdrolspeler die zich even als acteur tot zijn personage richt. ‘Het was een hele eer om u te mogen spelen, meneer Cruijff. Het was soms wel een beetje overdreven, maar het is een musical hè.’

Net als in totaalvoetbal, de uitvinding van Cruijff en trainer (en tweede vader) Rinus Michels, waar iedere speler op alle posities in het veld uit de voeten moet kunnen, is in 14 de musical sprake van totaaltheater. Mannen spelen vrouwen en omgekeerd en op de twee hoofdrolspelers na speelt iedereen minstens tien rollen. Zo komt Porgy Franssen onder meer op als de vader van Cruijff, Ajax bestuurder Michael van Praag, Rinus Michels, een KNVB bobo en de curator na het failliet van Cruijff.

Zoals Cruijff het wenste op het voetbalveld is er overal en constant beweging op het podium. Er wordt gespeeld op draaischijven en loopbanden, er zijn schitterende filmbeelden en we zien Cruijff letterlijk over het veld van Real Madrid vliegen als hij in 1974 met Barcelona in zijn eerste clásico de Madrilenen met 5-0 verplettert en daarmee ook Catalonië in de politieke strijd tegen Madrid een enorme oppepper geeft. Het totale gevoel zit ook in de muziek, die gaat van lekkere felle rap, via funk en duidelijke knipogen naar de musical Jesus Christ Superstar naar bijna kerkelijke, warme muziek.

Tom de Ket heeft in Tobias Nierop de perfecte Cruijff gevonden. Hij speelt zo achteloos mooi, de wijze spreuken en taalverhaspelingen (‘Dit is een gat in de marge’) komen zo natuurlijk uit zijn mond dat het lijkt alsof het zijn eigen taalgebruik is, zijn stand up stukjes geven hem een toegangsbewijs voor het podium van een comedy club, zijn stem, zijn houding, het is allemaal akelig raak. Het is zeer begrijpelijk dat Sjaak Swart, die een try-out zag, ontroerd en verbijsterd was door de gelijkenis.

Het is een musical die het waard is om twee of meerdere keren te bekijken, want wat er allemaal op de megagrote videoschermen voorbij komt, is (zeker voor een echte voetballiefhebber) nauwelijks in één keer op te nemen. En het barst van de kleine grapjes, soms voor iedereen meteen op te pikken, en soms is er enige voorkennis bij nodig. Zo antwoordt iemand na de gruwelijke gijzeling van het Cruijff echtpaar, die snoeihard in beeld wordt gebracht, op een vraag wat er gebeurd is met de verzuchting ‘I know nothing.’ De liefhebber van Fawlty Towers van John Cleese denkt er meteen ‘I’m from Barcelona’ achteraan.

De Ket heeft er zeker geen hagiografie van gemaakt. Net als een Griekse held komt Cruijff door hoogmoed ten val. Hij slaat de wijze raad van zijn schoonvader Cor Coster (Pepijn Schoneveld) in de wind en raakt zijn hele kapitaal kwijt door in de val te trappen van een zogenaamde vriend, die allerlei waardeloze bedrijven opzet. Daarna moet hij weer van nul beginnen, zwerft de wereld rond als voetballer, haalt bij Ajax nog een zak geld op en als hij er niet genoeg uit weet te slepen maakt hij als wraak op het Ajax bestuur Feyenoord kampioen.

De Ket heeft niet eens zo veel hoeven te verzinnen of aan te dikken om een geweldig verhaal te vertellen, waarbij de voetbalhoogtepunten van Ajax in Europa, de deceptie van het WK van 1974 (ja, ‘het zwembadschandaal’), en de Bloed aan de Paal-actie van Neerlands hoop om het Nederlands elftal weg te houden uit het dictatoriale Argentinië voorbij razen.

De tien jaar van Soldaat van Oranje zal Nummer 14 waarschijnlijk niet halen, maar het belang van deze sprankelende en innovatieve productie is voor de Nederlandse musicalgeschiedenis zeker zo groot.

PS: Arno Gnocchi heeft een interessante zesdelige podcast gemaakt, waarin de cast en de makers van 14 de musical en mensen uit het leven van Cruijff aan het woord komen.

Foto: Ben van Duin