‘Een voorstelling die schijt heeft aan zijn eigen vage titel’, is de ondertitel van de nieuwe voorstelling die Jetse Batelaan maakte bij Theater Artemis voor iedereen vanaf twaalf jaar. Die titel is (…..). Dat is inderdaad niks, nog niet eens een leesteken. Zo’n titel geef je alleen als je theater maakt om het theater aan de orde te stellen. (…..) gaat aan de haal met alle theaterwetten en -afspraken. Vintage Batelaan.

De zaal is zwart. Het geluid van een aanstormende trein gaat over in de pompeuze elektronische akkoorden van Les Trucs. Het blijft maar donker. Soms gaat het licht even aan. Dan zien we een leeg toneel – (…..) was niet de zwaarste klus van theatervormgever Theun Mosk. Dat kan niet zo blijven duren, denk je, en inderdaad staan er opeens mensen op het podium. Eerst een meisje met een roze vestje aan en een lange slungel in het zwart met een gitaar op haar rug. Later komt er een scooter aangereden met een jongen met een baardje en een groen trainingspak. Ze noemen elkaar Carola, Willemijn en Elias. Ze heten ook Carola (Bärtschiger), Willemijn (Zevenhuijzen) Elias (De Bruyne). Dit zijn acteurs die spelen dat ze geen acteurs zijn.

De drie op het plein zijn kennelijk met school bij een voorstelling geweest en vragen zich af wat ze daar gezien hebben. Net zoals de toeschouwers zich afvragen wat ze zien. Sommige dialogen hoor je in het licht, andere in het donker. Best wel gek, dat je een hele meute mensen uitnodigt bij zo’n vage toestand, vinden ze. En wat was er met de lichtman aan de hand? Licht, donker, licht, donker… Was die ziek of zo? Wat deden ze daar eigenlijk? Nou hebben ze dat op school ook weleens, bij die leraar en die… Ze hebben wel eens aan een lerares gevraagd waarom zij er eigenlijk was. Die begon te huilen, terwijl het gewoon een belangstellende vraag was. Dat moet je toch weten, als volwassene, waarom je er bent?

De drie pubers weten in ieder geval niet zomaar waarom ze er zijn. Als je zegt: ik ben hier, wat is dan hier? Hoe weet je dat je hier bent? En wie zijn wij? Niet voor niks haalt een van hen een verhaal over een uittreding aan: soms zie je onderdelen van jezelf en kun je niet bevatten dat die bij je horen. Het zijn existentialistische noties. Pubers zijn existentialisten van nature. Ze leven in een onbegrepen, absurde, omgeving die zijn geheimen niet prijs wil geven.

Dat absurdisme is volop te zien in (…..), maar daar verblikken of verblozen de drie niet van. Elk theaterelement kan elk moment anders zijn: licht, beeld, geluid, spraak, kleur, vormgeving… je bent nergens zeker van. Kennelijk hebben ze dat als gegeven geaccepteerd. De manier waarop Batelaan dat hier heeft uitgewerkt, werkt enorm geestig.

Bärtschiger, Zevenhuijzen en De Bruyne zijn fantastische pubers. Onzeker, steun zoekend bij elkaar, piekerend over het leven, bereid om alles te overwegen. Ze praten op een toontje waarin verwondering, onbegrip en verongelijktheid vlak bij elkaar liggen. Humor is volkomen afwezig, er is geen sprankeltje ironie in hun gesprekken te bekennen – ze hebben nog geen beschermlaagje, geen strategie om zich in het leven te lijf staande te houden. Het zijn onbedorven jonge mensen die grip proberen te krijgen op dat rare gebeuren dat leven heet. Vooral Zevenhuijzen is geweldig in haar passiviteit. Als een rots staat ze op haar plateauzolen, met een onhandige pluk haar over haar bril en een rug als een vraagteken.

Net zoals in zijn bekroonde internationale succes Voorstelling waarin hopelijk niks gebeurt pakt Jetse Batelaan zijn publiek weer in met een voorstelling waarin niks gebeurt. Dat staat theater opnieuw niet in de weg. Er gebeurt misschien niets, de voorstelling gebeurt wel degelijk. Ouders, leraren, begeleiders van welk soort dan ook, neem al uw kinderen mee en bereid ze voor op het leven door een bezoek aan (…..).

Foto: Jörg Baumann