Twaalf jaar geleden oogstte Voorstelling waarin hopelijk niets gebeurt in regie van Jetse Batelaan bijzonder veel lof. Het was Batelaans eerste jeugdvoorstelling en dergelijke tegendraadsheid was het Nederlandse jeugdtheater niet gewend. Dat is nu een beetje anders, er wordt meer fysiek, absurdistisch jeugdtheater gemaakt en Batelaan heeft een roemrucht oeuvre op zijn naam staan, we kennen zijn strapatsen met theaterconventies inmiddels. Het achtplus-publiek van vandaag was twaalf jaar geleden echter nog niet geboren, voor hen is het ‘Batelaanse absurdisme’ nieuw, verwarrend en bovenal hilarisch.

Ik had het geluk om de voorstelling te zien in een zaal vol schoolkinderen. Zij waren op school maar liefst twee lesuren lang getraind in het ‘kijken naar niets’ en het ‘niets doen’. Zij waren massaal voorbereid op ‘saai’. Maar de voorstelling was nog geen halve minuut onderweg of ik hoorde naast me ‘dit is interessant’. En na afloop ‘ik vond het helemáál niet saai!’

Martin Hofstra opent in beveiligingspak de voorstelling door ‘de boel af te sluiten’. De deur gaat op slot, het alarm erop, de blankhouten bühne blijft leeg. En dan gebeurt er inderdaad een hele poos niets. Ja, de kinderen in de zaal praten luid door elkaar heen, sissen ‘ssst’ tegen elkaar, beginnen collectief en als op afspraak ‘boe!’ te joelen en worden dan, ook als op afspraak, muisstil.

Vervolgens probeert René Geerlings in grijs barokkostuum het toneel te betreden. Gaat niet, elke poging doet het snerpende alarm loeien. Uiteindelijk vraagt de beveiliger hem om zijn pasje. Dat heeft de artiest niet, hij vertelt dat hij gewoon opkomt voor de eerste scène, de schildpaddenscène wel te verstaan. ‘Dat kan iedereen wel zeggen’, antwoordt de beveiliger droogjes.

Als de artiest heeft uitgelegd dat er helemaal niets gebeurt in de schildpaddenscène en dat die scène heel erg lang duurt, wil de beveiliger een uitzondering maken. Er volgt van alles, gebeurtenissen waarvan je je kan afvragen of ze iets of niets voorstellen, tot de artiest mededeelt dat hij blijkbaar niet meer verder mag. ‘Jaaaaaa!’ roept het voltallige publiek, half opstaand om de zaal te verlaten. En als de artiest fluistert dat hij dan wel stiekem verder zal gaan, klinkt het nóg uitzinniger ‘Neeeee!’ Maar als de artiest – na een een zoektocht die telkens resulteert in een struikelend ‘ogenblikje’ (gepersonifieerd door een in papieren uitgedoste Hofstra) en de terugkeer naar het ‘vorige moment’ (wederom Hofstra) – moedeloos opkomt met een bordje: ‘gezocht: volgend moment’, gaan alle achtjarige vingers in het publiek de lucht in. ‘Ik, ik,’ klinkt het luidkeels.

Batelaan kon het al toen hij twaalf jaar geleden voor jeugd begon: de ultradunne grens tussen iets en niets op een hilarische manier aan de tand voelen en zijn jeugdige kijkers daar tot op hun botten in meenemen.

Foto: Joep Lennarts