Naar aanleiding van de recente gebeurtenissen rondom een concert van Lenny Kuhr reflecteert Sruti Bala, universitair hoofddocent Theaterwetenschap aan de UvA, op de verantwoordelijkheid van de culturele sector. ‘Het gaat mij aan de ene kant om de principiële omgang met protest binnen het culturele veld en aan de andere kant om het zoeken naar de juiste vorm van protest. We moeten niet uit het oog verliezen wat er op dit moment echt op het spel staat.’

Je moet het Lenny Kuhr nageven. Ze is erin geslaagd om meer publieke verontwaardiging in Nederland op te wekken dan de moord op bijna 33.000 mensen van wie de meerderheid vrouwen en kinderen, binnen vijf maanden in Gaza.

Nadat Kuhrs concert werd onderbroken door pro-Palestina activisten, werd het incident in het parlement besproken, waarna dertien van de vijftien politieke partijen een verklaring aflegden tegen jodenhaat. Inmiddels is het hele establishment in rep en roer over antisemitisme in de culturele sector. De belangrijkste overkoepelende instellingen in de Nederlandse culturele sector, waaronder VSCD, NAPK, VNPF en Creatieve Coalitie, bewegen mee en publiceren verklaringen over het beschermen van artistieke vrijheden en het waarborgen van de veiligheid van kunstenaars. Dit zijn dezelfde machtige instellingen die hun hoofd in het zand van de neutraliteit steken als het erop aankomt zich uit te spreken over de vernietiging van praktisch elke culturele instelling in Gaza of de moord op tientallen kunstenaars en schrijvers.

Laat ik meteen zeggen dat ik de verstoring van Lenny Kuhrs concert misplaatst, slecht doordacht en uiterst contraproductief vind. Haar een terrorist noemen is onjuist en ongepast. Haar bekritiseren omdat haar (klein)kinderen in het Israëlische leger dienen, is haar ten onrechte verantwoordelijk houden voor de daden van een ander. De verstoring van het concert heeft de sympathie voor Lenny Kuhr alleen maar vergroot. De interventie richtte zich op haar als individu zonder haar individuele medeplichtigheid precies aan te tonen en kan gemakkelijk verkeerd gelezen worden als gericht tegen wie ze is en niet zozeer tegen haar politieke standpunten. Het is voorspelbaar dat hierdoor angst en vergeldingsreacties aangewakkerd worden met als gevolg dat pro-Palestijns protest gedemoniseerd wordt. Dat is precies wat er op dit moment gebeurt.

Ondanks mijn kritiek op deze interventie sta ik principieel voor het recht om te protesteren tegen uitgesproken steun voor Israëls oorlog in Gaza. Het is niet correct om dit antisemitisme te noemen. Als Lenny Kuhr haar status als bekende Nederlander mag gebruiken om haar politieke standpunten in het openbaar te verkondigen, dan is het ook geoorloofd om haar daar publiekelijk op aan te spreken. Het protest was misschien onaangenaam voor iedereen die warme gevoelens koestert voor Lenny Kuhr en haar aantrekkelijke stem en onschuldige liedjes, maar het viel zeker binnen de grenzen van de wet. Daarentegen is het feit dat Kuhrs echtgenoot een van de demonstranten over de balustrade wilde duwen een flagrant dreigement en verdient de belachelijke uitspraak van het echtpaar op tv dat ‘dit terreur is’, minstens evenveel kritische ondervraging.

Het protest bij het concert van Lenny Kuhr staat niet op zichzelf. Onlangs was er een protest op de stoep van De Balie, waar een door de Israëlische staat gesponsord filmfestival plaatsvond. Een optreden van het Jerusalem Quartet in het Concertgebouw in januari van dit jaar werd onderbroken door demonstranten die het publiek attendeerden op de manier waarop cultuur door de Israëlische overheid als propagandamiddel wordt gebruikt. We kunnen ongetwijfeld nog protesten verwachten rond het Eurovisie Songfestival. De oproep tot boycotten van concerten en culturele evenementen door actievoerders van de BDS (Boycot, Desinvestering en Sancties) beweging heeft een lange geschiedenis en is geïnspireerd op de succesvolle campagne voor de culturele boycot van Apartheid Zuid-Afrika, waar ook Nederland actief aan deelnam. Het gaat hierbij dus níet om het boycotten van individuen, maar van instellingen en activiteiten die gelieerd zijn aan de staat Israël of het Israëlische leger. Dit is een legitieme en erkende vorm van geweldloos verzet.

Voor een nationale cultuur die prat gaat op haar geschiedenis van dissidentie en verzet, is het nogal vreemd om al deze paniekreacties rondom dit protest te zien. Het is immers vrij normaal dat er tijdens en rond voorstellingen of festivals uitingen van afkeuring en protest te zien zijn: mensen die artiesten uitjouwen, weglopen, schreeuwen, voorwerpen op het podium gooien of spandoeken ontvouwen. Je zou zelfs kunnen zeggen dat dit een Nederlandse traditie is. Als Actie Tomaat de burgerlijke theaterwereld wakker kon schudden door tomaten op het podium van de Amsterdamse Stadsschouwburg te gooien, als de muzikanten van het collectief Notenkraker een populair podium als Carré konden gebruiken om te protesteren tegen de oorlog in Vietnam, als acties van Kick Out Zwarte Piet en Black Lives Matter talloze barrières in culturele instellingen konden doorbreken, als Extinction Rebellion concerten en tentoonstellingen kan onderbreken om aandacht te vragen voor de klimaatcrisis, waarom zouden pro-Palestina demonstranten culturele instellingen dan niet attent kunnen maken op hun medeplichtigheid aan het normaliseren van de relaties met de staat Israël en het witwassen van genocide?

De culturele sector voor wie deze verklaring tegen jodenhaat is bedoeld, zou er niet aan moeten twijfelen dat de verklaring ook maar iets te maken heeft met het bestrijden van antisemitisme, maar alles met het smoren van anti-oorlog demonstranten waarbij de beschuldiging van antisemitisme gebruikt wordt om de blinde steun voor Israël te rechtvaardigen. De Indiase schrijfster Arundhati Roy noemt dit treffend ‘weapons of mass distraction’.

De politieke partijen die de verklaring hebben ondertekend stellen het Jodendom gelijk aan Israël en elke kritiek op een persoon die toevallig Joods is, noemen zij jodenhaat. Dit bagatelliseert antisemitisme en schaadt alleen maar de daadwerkelijke bestrijding daarvan. Daarmee verguizen en negeren ze impliciet ook de stemmen van kritische, antizionistische Israëlische en Nederlands-Joodse groepen, die een grote rol hadden bij verschillende recente demonstraties, bv die tegen de opening van het Holocaust Museum door de Israëlische president Herzog. Je vraagt je af waarom de politiek niet in de bres sprong voor de Joodse organisatoren van het protest, toen ze in de media werden aangevallen of genegeerd?

De culturele en politieke elite van dit land lijkt vervreemd van de toenemende publieke verontwaardiging over de onvoorwaardelijke militaire en diplomatieke steun van de Nederlandse staat aan Israël en haar weigering om zelfs maar een tijdelijk staakt-het-vuren te steunen. De verklaring over jodenhaat draagt bij aan de repressie van verzet en creëert imaginaire vijanden.

Toch pikt niet iedereen in de Nederlandse theaterwereld dit. Theater de Generator uit Leiden was een van de eersten die meteen een krachtig tegengeluid liet horen met hun statement: ‘sta op tegen antisemitisme in de tweede kamer’. Ze waarschuwen terecht voor het feit dat neoliberaal rechts het antisemitisme voor eigen doeleinden kaapt, zelfs nu de feitelijke gevallen van antisemitisme toenemen. Aangezien de kunsten het eerste doelwit van extreemrechts is, zal de beschuldiging van antisemitisme een handig excuus zijn om de minimale structurele steun aan de culturele sector af te schaffen of te beperken.

Sadettin K heeft publiekelijk de eenzijdigheid van de verklaring verworpen, waarbij dezelfde partijen die spreken over het bestrijden van antisemitisme ook degenen zijn die moslimhaat verspreiden en het verbod op het leveren van wapens aan Israël willen omzeilen. Sinds november vorig jaar hebben talrijke initiatieven zoals de slaapstakingen voor Gaza, de collectieve lezingen van de Gaza Monologen in solidariteit met Ashtar Theater, en de campagne voor het steun van kindertheater in Gaza, een collectieve aanwezigheid van kunstenaars gesmeed die solidariteitsacties voeren, benefietvoorstellingen organiseren en hun stem tegen de genocide laten horen.

Van het culturele veld wordt dus gevraagd om niet uit het oog te verliezen wat er op dit moment écht op het spel staat. Aan de ene kant: het principiële recht om te protesteren en de urgentie en noodzakelijkheid om actie te ondernemen brengen de verantwoordelijkheid met zich mee om de juiste methoden en vormen van protest te vinden. Aan de andere kant: de verklaring tegen jodenhaat probeert de publieke aandacht af te leiden van de Nederlandse medeplichtigheid aan de genocide om daarmee diegenen te demoniseren die de medeplichtigheid aankaarten. De volgende woorden van Bertolt Brecht bieden hierbij een waardevol houvast:

De woeste rivier wordt gewelddadig genoemd, maar de vernauwende rivierbedding die de rivier zo woest laat stromen, noemt niemand gewelddadig.

[Der reißende Strom wird gewalttätig genannt. Aber das Flußbett, das ihn einengt, nennt keiner gewalttätig.]

English original: Reflections on the statement against antisemitism