Eind januari publiceerde de Raad voor Cultuur haar advies voor een radicale herziening van het Rijkscultuurbeleid na 2028. De eerste reacties uit het veld lijken voornamelijk positief. Al zijn er nog veel vragen over de haalbaarheid en de uitwerking van het gepresenteerde ‘prototype’.

Kaderwet cultuur, een belangrijke stap
Met name de plannen voor een ‘Kaderwet cultuur’ vallen goed bij (een deel van) de sector. De Raad voor Cultuur stelt voor om de basistaken en -verantwoordelijkheden van provincies en gemeenten op het gebied van cultuur wettelijk vast te leggen.

‘Die kaderwet was onze belangrijkste wens’, reageerde directeur Gabbi Mesters van de Vereniging van Schouwburg- en Concertgebouwdirecties (VSCD) in gesprek met het ANP. ‘Podia ontvangen hun subsidie van gemeenten en die hebben de afgelopen jaren enorm moeten bezuinigen. Doordat er nu op gemeentelijk niveau geen wettelijke taak is om voor podia te zorgen, zijn veel podia de afgelopen jaren in de verdrukking geraakt. Daardoor wordt het moeilijker om hun rol op een goede manier uit te oefenen.’

Ook individuele theaterdirecteuren die we spreken reageren positief op de Kaderwet. Leon Thommassen, directeur van theater De Maaspoort in Venlo, verwacht dat de wettelijke verankering van cultuur in de gemeente ‘zekerheid borgt in structurele realistische ondersteuning, waardoor beleid, aanbod en ondernemerschap duurzamer kunnen worden ingericht’. Het is volgens hem niet alleen gunstig voor het culturele klimaat; maar heeft ook een belangrijke invloed op ‘de waarde’ van de stad. ‘In een winkelbeeld dat steeds verder verarmt, zeker in de regio, gaan culturele organisaties en -instellingen een steeds grotere rol spelen in het sociale domein, toerisme en vestigingsklimaat. Structurele verankering biedt de mogelijkheid om domein overschrijdend en duurzaam te werk te gaan.’

Simone Kratz, directeur bestuurder van het Wilminktheater en Muziekcentrum Enschede, ziet een wettelijke zorgplicht als een belangrijke stap in het beschikbaar maken van cultuur voor iedereen in Nederland, waar je ook woont. ‘Je hoeft er niet van te houden, maar je moet er wel mee in aanraking kunnen komen. Onze kinderen moeten nu allemaal naar de Randstad, jonge mensen trekken weg.’ Dat een Kaderwet Cultuur goed kan werken, ziet ze bij de Wet stelsel openbare bibliotheekvoorzieningen (Wsob), die gemeenten en provincies vanaf 2025 verplicht om voor voldoende en volwaardige bibliotheken te zorgen.

Tegelijkertijd zijn er zorgen over de financiering van deze lokale inspanningsverplichting. De Raad schrijft dat er extra budget nodig zal zijn, maar noemt hiervoor in het rapport nog geen concrete bedragen. De kosten zijn dus ook nog niet meegenomen in de extra 200 miljoen die volgens de Raad al nodig is om de rest van het advies te realiseren. ‘Het Rijk zal ook hier boter bij de vis moeten leveren’, reageert Rutger Gernandt, zakelijk directeur De Warme Winkel. ‘Je kunt een gemeente of provincie geen nieuwe wettelijke taak opleggen, zonder dat je daar ook financiering bij geeft’. Cees Debets waarschuwt daarbij voor het ‘ravijnjaar’ 2026 waarin gemeenten enorm moeten gaan bezuinigen. ‘De opdrachten voor gemeenten worden steeds zwaarder, maar de budgetten kleiner.’

Ook over de concrete uitvoering zijn er nog veel vragen. Gemeenten en provincies hebben nu veel vrijheid bij de besteding van de middelen uit het gemeente- en provinciefonds. Welke en hoeveel taken kan het Rijk concreet afdwingen (bijvoorbeeld door zogenaamde specifieke uitkeringen)? Hoe houdt het Rijk controle over wat deze overheden straks aan kunst en cultuur besteden? En hoe voorkom je dat landelijke budgetten de bestaande lokale budgetten gaan verdringen? ‘Gemeenten hoesten op dit moment het grootste deel van het budget zelf op, via OZB belasting, parkeerheffingen, toeristenbelasting en dergelijke. Als het nieuwe beleid gefinancierd moet worden uit de huidige pot met landelijk geld, dan is er een grote kans dat er netto zelfs minder geld voor cultuurbeleid overblijft’, zegt Gernandt. ‘De Raad merkt wel op dat dit gevaar bestaat, maar lijkt er nog geen oplossing voor te hebben.’

Gernandt verwacht ook dat deze ‘zeer grote hervorming’ niet voor 2029 klaar zal zijn, ‘zelfs 2032 is ambitieus’. ‘Ik had gehoopt dat de Raad al concreter was geworden over welke stappen nodig zijn en hoe ze daar de regie in gaat nemen. Het voelt nu nog wat vrijblijvend, terwijl de verwachting kan ontstaan dat dit in enkele jaren is geregeld.’

Educatie via scholen
Een belangrijke zorgtaak voor gemeenten in de Kaderwet wordt cultuureducatie, waarbij de Raad adviseert om meer verbinding te zoeken met scholen. Ook dat juicht de VSCD toe. ‘Daar zien we echt een rol voor de overheden’, zegt Mesters. ‘Om tot een leeftijd van 18 jaar podia vrij toegankelijk te maken. Verbinding met scholen is ontzettend belangrijk om relevant en actueel te blijven.’

Thommassen verwijst naar de middelbare school in Venlo met zogenaamde TOPklassen op gebied van dans, kunst, muziek en musical. In de landelijke musicalproducties van afgelopen seizoen speelde er zeven talenten uit Venlo mee. Hij is dan ook verheugd ‘dat de raad dit herkent als belangrijke vorm van cultuur en dat er vanuit die saamhorigheid en plezier een bloeiend cultureel klimaat ontstaat in een stad en regio.’ In zijn theater zijn alle voorstellingen voor kinderen tot en met 12 jaar al gratis.

Extra investering op cultuureducatie is iets wat ook Harmen van der Hoek, zakelijk directeur van NITE en Club Guy & Roni, ‘echt aan het hart gaat’. ‘De kennismaking en de vanzelfsprekendheid van kunst en cultuur in ons leven begint bij kinderen. Zeker voor diegenen die niet uit een omgeving komen waar veel aan kunst en cultuur wordt gedaan. Er zijn boekenkasten vol geschreven over de positieve waarden van kunst en cultuur voor de ontwikkeling van kinderen. Investeren in deze generatie zijn we aan hen verplicht.’

Eén sectorbreed rijkscultuurfonds
Een tweede grote vernieuwing die de Raad voor Cultuur voorstelt, is om alle rijksfinanciering van cultuur vanuit één organisatie te gaan verstrekken. Nu verdelen zowel het ministerie van OCW (na advies van de Raad voor Cultuur) als zes verschillende landelijke cultuurfondsen (waaronder het Fonds Podiumkunsten en het Fonds Cultuurparticipatie) nog samen de cultuursubsidies. Een sectorbreed fonds moet uitsluiting voorkomen van nieuwe en interdisciplinaire genres.

Daniële Streep, interim zakelijk directeur van Oerol, noemt de erkenning van makers en organisaties in ondervertegenwoordigde disciplines een belangrijke stap in de verrijking van het bestel. Op Oerol krijgen genres als spoken word, hiphop en circustheater al geruime tijd een podium. ‘Het borgen van meerstemmigheid bij de beoordeling en alternatieve manieren van aanvragen is noodzakelijk om diepgewortelde systemen te veranderen.’

Meer ruimte voor interdisciplinaire kunst en makers die niet binnen de traditionele kunstvormen bewegen, is iets waar NITE (nationaal interdisciplinair theater ensemble) al jaren ruimte voor probeert te creëren binnen het bestel. Zakelijk directeur Van der Hoek is dan ook ‘blij dat die strakke kaders voor andersoortige makers worden losgelaten’.

Als artistiek leider van muziektheatergezelschap Orkater begrijpt ook Wieke ten Cate de wens voor één fonds goed. ‘Om te doen wat wij nu doen moeten we op drie verschillende plekken aanvragen, terwijl het voor ons voelt als 1 organisch geheel. Wij zijn evenveel muziek als theater en evenveel een ontwikkelinstelling als een maker van voorstellingen.’ Tegelijkertijd vreest Ten Cate dat specialistische kennis bij een fusie verloren gaat. ‘De huidige fondsen hebben heel veel kennis in huis over hun deel van de sector. Het produceren van film is iets heel anders dan van theater.’

Een ander punt van zorg is dat een groter fonds gepaard gaat met meer bureaucratie en kosten. Cees Debets: ‘Grotere organen leiden mogelijk tot grotere administratieve lasten. De huidige fondsen worden nu net gewaardeerd om hun wendbaarheid en flexibiliteit, zoals onlangs ook bleek uit het visitatierapport van de commissie Van Es. We moeten logheid voorkomen.’ Nog een risico: Als het ministerie van OCW niet meer zelf subsidie verdeelt, en dus alleen nog het Rijkscultuurfonds, komt het cultuurbeleid ook nog meer op afstand van de politiek te staan. ‘Uit het hoofd is vaak ook uit het hart’, waarschuwt Gernandt.

Naast een overkoepelend fonds, wil de Raad de toegankelijkheid voor nieuwe en ondervertegenwoordigde disciplines vergroten door subsidie-aanvragen te vereenvoudigen. Iedereen die we spreken lijkt het erover eens dat de procedures de laatste jaren steeds taliger en technischer zijn geworden, wat het zeker voor starters enorm lastig maakt. De raad stelt onder meer mondelinge en korte pitches voor en meer verschillende looptijden. Met instellingen van nationaal belang zouden afspraken voor acht jaar gemaakt kunnen worden. Dat zou volgens Ten Cate niet alleen voor een rustigere doorstroom zorgen, grote instellingen zouden ook artistiek beter kunnen functioneren. ‘Met meer vertrouwen kunnen we korter op de bal spelen, met nieuwe makers en ontwikkelingen.’

Daniële Streep van Oerol wijst op de intense maanden die een groot deel van de sector weer net achter de rug heeft met het schrijven van meerjarenplannen. ‘Kunsten ’92 berekende dat alleen al door lastenverlichting bijna 100 miljoen voor kunst en cultuur kan vrijkomen, door besparingen op onder meer extra schrijfwerk en het inhuren van adviseurs. Dit moet dan overigens niet verdwijnen in kosten voor het oprichten van het Rijkscultuurfonds.’

Regionale spreiding 
Het nieuwe centrale cultuurfonds krijgt wat de Raad betreft ‘provinciale afdelingen’, met een aparte afdeling voor Caribisch Nederland. Deze regionale afdelingen zijn volgens de adviesraad hoognodig om de nabijheid van cultureel aanbod te verbeteren, om culturele voorzieningen beter te verspreiden en aan te passen aan de lokale context.

Van der Hoek van het Groningse NITE en Club Guy & Roni is ‘blij te lezen dat er meer aandacht komt voor het gelijkwaardig ontwikkelen en financieren van culturele ecosystemen overal in het land. Zodat innovatie overal kan plaatsvinden en een inspirerend klimaat voor makers, deelnemers en publiek niet alleen in de Randstad financieel worden gefaciliteerd.’

Het belang van regionale spreiding wordt eveneens door de VSCD onderschreven. De verenigde podia zouden onder meer graag zien dat er een landelijke subsidieregeling komt voor regionale coproducties van podia samen met lokale makers en gezelschappen. ‘Dit zal ertoe bijdragen dat wat er op de podia staat beter aansluit en herkenbaarder is voor het publiek in de regio’, zegt directeur Gabbi Mesters.

Thommassen noemt als voorbeeld de spektakelmusical Zondag in het Zuiden, die De Maaspoort afgelopen zomer in coproductie met Toneelgroep Maastricht presenteerde. De voorstelling over de overstromingen in Limburg van 1993 werd gespeeld door een professionele cast samen met musicaltalent uit de regio en amateurspelers. Er kwamen 65.000 bezoekers op af. De schouwburgdirecteur herkent ‘een kloof tussen Venlo en de randstad, niet alleen in het publieksbereik, maar soms ook in de publieksbeleving’. Hij hoopt in de toekomst meer met elkaar in gesprek te gaan ‘over behoefte en beleving, om toegespitst programma of context te creëren’.

Ook Kratz uit Enschede benadrukt dat elke omgeving anders is en zich ook anders – ‘maar gelijkwaardig!’ – moet kunnen ontwikkelen. Ook haar theater (co)produceert regelmatig regionale locatievoorstellingen, die heel eigen verhalen vertellen en een eigen publiek trekken. Ze wil zich niet steeds moeten verhouden tot Amsterdam. ‘Berlijn ligt dichterbij. We voelen ons meer een centrum van Europa. Er zijn overigens niet eens goede treinverbindingen naar de hoofdstad, mensen komen simpelweg niet meer terug thuis na een voorstelling.’

200 miljoen
Voor de hervorming van het cultuurbeleid pleit de Raad voor een extra Rijksinvestering van 200 miljoen, naast de nog te berekenen kosten voor de Kadewet. Platform Aanvang!, een platform dat zich inzet voor een faire podiumkunstensector, vindt het goed dat de Raad voor alle nieuwe criteria ook meer budget vraagt. Maar hoopt dat dat bedrag bij de verdere uitwerking wel gewaarborgd blijft. ‘Het valt of staat bij de uitvoering.’ Voor Debets voelt de gevraagde investering ‘een beetje naïef in deze tijd’. ‘Wat als de 200 miljoen niet komt? Dan wordt het advies een grabbelton. De analyse lijkt te kloppen, de oplossingsrichting heel kwetsbaar.’

Amsterdam
Meer aandacht voor alle regio’s en provincies, zal voor Noord-Holland, en vooral Amsterdam, in ieder geval minder gunstig uitpakken. Zelfs als die 200 miljoen extra er komt, gaat Noord-Holland er in alle berekeningen enkele tientallen miljoenen op achteruit. De Raad wil cultuurgeld veel eerlijker gaan verdelen over het hele land en Noord-Holland ontvangt nu een onevenredig groot deel van het rijksbudget.

Thommassen wijst er op dat de Limburger nu kan rekenen op 5 procent van de cultuursubsidie die naar de randstad gaat – ‘en dan laten we de verhouding tussen Noord- en Zuid-Limburg nog buiten beschouwing’. Dat betekent echter niet dat de verhoudingen helemaal gelijk moeten getrokken worden, nuanceert hij. ‘Wij koesteren ook de kwaliteit die de BIS brengt. We voelen als grootste theater van Noord- en Midden-Limburg de dankbare verantwoordelijkheid om dit aanbod onder de aandacht te brengen’. Ook het Oerol Festival, dat jaarlijks op Terschelling georganiseerd wordt, zegt achter de spreiding van middelen te staan om de verschillen tussen regio’s te verkleinen, ‘al moet dit niet ten koste gaan van het aanbod in de Randstad’.

Zoals te verwachten, wijzen vooral instellingen uit de grote steden op de voordelen van concentratie. ‘Heel veel van wat je nodig hebt om te kunnen excelleren is de aanwezigheid van andere kunstenaars, een kritische massa die elkaar kan inspireren’, zegt Gernandt die met De Warme Winkel Amsterdam als thuisbasis heeft. Hij onderstreept het belang van laagdrempelige toegankelijkheid van kunst en cultuur, maar vraagt zich af of er daarvoor in iedere regio evenveel professionele gezelschappen moeten zijn. ‘De Raad ziet het zelfversterkende effect van cultureel sterke regio’s vooral als een risico, terwijl we dat in andere delen van de publieke sector, zoals de zorg, juist proberen te stimuleren. Je hebt een huisarts om de hoek, een ziekenhuis op redelijke afstand en zeer gespecialiseerde zorg in enkele academische ziekenhuizen. Hetzelfde met het onderwijs. Er zijn basisscholen in iedere buurt, maar niet iedere stad in Nederland heeft een eigen universiteit en hogeschool.’

‘Het advies lijkt nu vooral te gaan over kunstenaars alleen, maar elke kunstenaar opereert in een wijdvertakte infrastructuur’, zegt ook Debets van Het Nationale Theater in Den Haag. ‘Het gaat om alle voorzieningen om makers heen, het vestigingsklimaat, de economie en het aan elkaar kunnen optrekken.’

Volgens Ten Cate heeft de hoofdstad een rijk bestel nodig, daarop bezuinigen zou ‘desastreus’ zijn. ‘De druk op de fondsen is er nu al groot. De steden groeien enorm. Amsterdam is een plek waar heel veel verschillende mensen wonen. Er zijn grote instituten nodig om aan de enorme vraag van het publiek te voldoen. De zalen zitten daar vol. Orkater woont overigens in Amsterdam en maakt hier veel werk, maar onze voorstellingen reizen door het hele land. Daar zitten ook vaak grootschalige locatieprojecten bij met lokale inbedding.’

Het Amsterdams Fonds voor de Kunsten (AFK) wil nog niet op het advies reageren. Ook de Amsterdamse cultuurwethouder Touria Meliani houdt het kort. ‘De gemeente Amsterdam, als tweede publieke financier voor kunst en cultuur in Nederland, blijft in gesprek met alle partners zoals het ministerie van OCW, de Rijkscultuurfondsen, gemeenten en provincies over het verdere proces om te komen tot een nieuw landelijk stelsel na de aanstaande cultuurplanperiode 2025-2028.’

Foto: Fred Debrock – Shelly Shonk Fiffit van Benjamin Abel Meirhaeghe