Het is een gewaagde stelling, en voor je het weet ligt je hoofd op het hakblok van Ramses Shaffy-bewonderaars, maar ik durf hem tien jaar na de dood van Shaffy toch wel te verdedigen: Als Ramses Shaffy alleen een studio-artiest zou zijn geweest, hadden we nu niets van een Ramses-gekte gemerkt. Dan zouden de kranten niet vol hebben gestaan, zou er geen documentaire of musical of tv-serie over hem gemaakt zijn en zouden zijn liedjes alleen nog weleens in bepaalde niche-radioprogramma’s te horen zijn. Zeker, Ramses heeft een aantal prachtige liedjes geschreven, maar als je zijn hele repertoire naast het werk van bijvoorbeeld Maarten van Roozendaal legt, dan verliest Ramses het duidelijk op punten.

Waarom dan toch die lawine aan nieuwe Ramses producten, zoals dit imposante boek Door alles heen van Shaffy-biograaf Sylvester Hoogmoed? Net zoals de cd en het bijbehorende theaterprogramma van Maarten Heijmans, waarin hij een heel persoonlijke draai aan de nummers van Shaffy geeft, zonder het origineel van de meester in de hoek te drukken.

Al die aandacht heeft natuurlijk voor een groot deel te maken met de manier waarop Ramses in het leven stond, hoe hij het brave Nederlandse publiek met zijn explosieve presentatie door elkaar schudde, hoe hij dag in dag uit het calvinisme aan zijn laars lapte, hoe hij als een uitbundige rattenvanger van Hamelen bescheiden artiesten uit hun schulp liet springen en in polonaise achter hem aan lieten dansen. Het heeft te maken met dat hij Ramses Shaffy was en niet Didi Snellen, de naam die hij van zijn pleegouders had gekregen.

Een mythisch fundament
De Shaffy-adoratie begint natuurlijk al door zijn bijzondere jeugd. Zoon van Ramsès Chaffey, een Egyptische diplomaat en de uit Rusland gevluchte gravin Alexandra Wysocka, die vooral getrouwd was om verblijfspapieren te krijgen. Da’s andere koek dan zoon van hardwerkende, tamelijk ordelijke burgers uit Heiloo. Dan kun je nog zoveel drinken en prachtige liederen schrijven, maar dat sta je al op een onoverbrugbare achterstand.

Het huwelijk tussen de diplomaat en gravin hield niet lang stand. Het zoontje Ramses bracht zijn eerste gelukkige jaren met zijn moeder door aan de zuidkust van Frankrijk. Maar de levenswijze van moeder was niet te combineren met de zorg voor een kind, dus zette ze het zesjarige jochie in 1939 op de trein naar Nederland. Daar werd hij aanvankelijk opgevangen door een tante in Utrecht. Daarna volgde een kindertehuis waar een schrikbewind heerste. Ramses brak een paar keer uit en gooide de directrice hete aardappelen in het gezicht. Uiteindelijk kwam hij bij pleegouders in Leiden terecht, die hem liefdevol en met veel cultuur opvoedden.

In het eerste hoofdstuk van Door alles heen wordt door Sylvester Hoogmoed duidelijk het fundament voor het mythische bestaan van Ramses gelegd. De biograaf komt met schitterende details van het exotische bohemien-leven van de biologische moeder van Ramses, die ook nog even is doorgegaan voor een dochter van de vermoorde laatste Russische tsaar. Zo was zij goed bevriend met de beroemde dokter Serge Voranoff, die schatrijk was geworden met een verjongingsbehandeling. Door testikels van apen te implanteren bij oudere mannen zouden die zich weer een viriele jongeman voelen. Ook de opa van Ramses was door deze dokter behandeld, hetgeen echter tot zijn vroegtijdige dood leidde. Verder diept Hoogmoed verhalen op over spionage voor het Soviet-regime en oplichting door de gravin. Het is dus duidelijk dat het losbol-bohemienleven van Ramses niet helemaal uit de lucht is komen vallen.

Los in Amsterdam
In 2012 verscheen van Sylvester Hoogmoed We zien wel. Het wonderlijke leven van Ramses Shaffy. En wonderlijk was zijn leven zeker. Als student aan de Toneelschool in Amsterdam barst hij helemaal los. Een korte tijd raakt hij opgewonden van inbreken. Maar hij kan zich vooral uitleven in hoofdstedelijke homokringen, ook al houdt hij zijn seksuele voorkeur jarenlang verborgen, zelfs voor zijn goede theatervriendinnen Merel Laseur en Sigrid Koetse. Het is een wonder dat hij met zijn enorme libido, die hij combineerde met een enorme drankzucht, niet ten onder is gegaan op het aids-slagveld. Een kat schijnt negen levens te hebben, Ramses minstens zeven levers en een engel op zijn schouders.

Een charmante, maar soms onmogelijke man, die overal mee weg kwam, ook al omdat hij zich van de kritiek van anderen niets aantrok: ‘En dat ze me dan een enfant terrible vinden zal me toevallig een kolossale rotzorg wezen’ Die houding leverde hem in kunstkringen ook veel bewondering op. Remco Campert dichtte:

Zijn schim trilt in de Lucky Star
Kou noch hitte kan hem deren
Hij danst sterren in het plaveisel
Doet ontvlammen wie hij aanraakt

Ofschoon hij uitgroeide tot een zeer verdienstelijk acteur blijft hij in de Nederlandse theatergeschiedenis toch vooral voortleven door zijn explosieve, soms onnavolgbare muziek en zeer persoonlijke, expressieve teksten. Nou ja, teksten…, de galmende ohohohoh’s en ahahaha’s van onder meer de ‘Shaffy Cantate’ behoren net zo goed tot de vaste Shaffy-woordenschat.

Hij was in 1964 vernieuwend met het programma ‘Shaffy Chantant’, een interessante mix van klassieke muziek, literatuur, chansons, kolder, haute couture en mooie mensen. A-politiek, want Shaffy was zeker geen man van de barricade, maar het paste precies in het vrolijke anarchisme waar Amsterdam befaamd om zou worden. Zelfs prinses Beatrix kwam even kijken naar die nachtelijke avant-gardistische voorstelling in een klein Amsterdams zaaltje.

Hij maakte nog een aantal succesvolle programma’s, bracht geweldige albums uit, maar gleed minstens zo vaak uit en zat regelmatig zonder werk. Voor producenten was hij te onbetrouwbaar en ook de platenmaatschappij durfde het op een gegeven moment niet meer met hem aan, omdat zijn geluid passé leek te zijn. Maar zelfs in de goot belanden deed hij met allure, en floep…daar was hij weer. Samen met Liesbeth List als hitzanger met ‘Pastorale’ (van Boudewijn de Groot en Lennaert Nijgh), als hoofdrolspeler in de musical De Man van La Mancha van het Koninklijk Ballet van Vlaanderen, aan de hand van de band Alderliefste, of als ster in de documentaire over zijn leven.

Een bijzonder koffertje
De drank vormt een belangrijke rode draad in het leven van Ramses Shaffy, en is daardoor het leidende thema geworden van de biografie We zien wel. Andere aspecten van de super impulsieve, multiculturele levenskunstenaar werden wat in de hoek gedrukt. Het schitterend geïllustreerde Door alles heen maakt het levensverhaal van Ramses compleet. Helaas ontbreekt een namenregister, maar er is wel een complete discografie en een overzicht van toneelstukken, musicals en films opgenomen. Hoogmoed is diep in de krantenarchieven en de schatkamers van het Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid gedoken en zo heeft hij alle facetten van het toneel-, kleinkunst en musicalleven van Ramses uitvoerig belicht, gelardeerd met een hutkoffer vol smakelijke anekdoten.

Een absoluut cadeau voor de schrijver was een geheimzinnig koffertje dat na het verschijnen van We zien wel opdook bij een advocatenkantoor in Utrecht, dat daar tientallen jaren eerder in bewaring was gegeven. Het zat vol brieven, ansichtkaarten, foto’s, notities en oude rekeningen van de mysterieuze moeder van Ramses. Het waren prachtige aanknopingspunten om archieven in België, Zwitserland en Frankrijk te bezoeken. Hoogmoed heeft daardoor ook contact weten te leggen met Muriel Mallet, de Franse twee jaar jongere halfzuster van Ramses. Zij was de eregast bij de presentatie van het boek van Hoogmoed. Broer en zus hebben elkaar nooit ontmoet.

Behalve een schat aan informatie bevat Door alles heen ook nog twee cd’s. Nummer één kan als een Best of worden beschouwd van bekend materiaal, een cd om heel erg vrolijk van te worden. De tweede cd gevuld is met nimmer uitgebrachte opnamen. Heel curieus is een Franse uitvoering van ‘We zullen doorgaan’: ‘Restons ensemble’. Ook heel interessant, maar werkelijk gruwelijk om aan te horen, is zijn dorre parlando uitvoering van John Lennons ‘Imagine’. Ja, als je het leven en het werk van Ramses compleet wilt hebben, hoort dit dieptepunt er zeker ook bij.

Misschien vat Liesbeth List, de vrouw die hem nooit heeft laten vallen, Ramses nog het mooist samen: ‘Ramses was iemand de eerst zijn glazen poetst, ze vervolgens ingooit en er dan – al naar het fortuin waait – karton voor laat zetten of heel mooi glas-in-lood.’

Door alles heen van Sylvester Hoogmoed, Joh. Enschede Amsterdam B.V., 264 pagina’s, 50 euro.