Afgelopen week kwamen er berichten naar boven over een Amsterdamse kunstopleiding. Ik had aanvankelijk besloten mij niet in het gesprek te mengen omdat het voor mij als oud-leerling van een andere kunstopleiding te veel raakte aan oude herinneringen aan kluwens over diversiteit en macht.

Dit soort chaos is deel van het moeilijke en taaie proces dat meer diversificatie oplevert. Je kan er als buitenstaander niets meer over zeggen dan wat wijze en sterke betrokkenen bij de school reeds zeiden: Laten we dekoloniseren en de oude rommel in onze denkstructuren opruimen opdat ze ook uit onze organisatiestructuren mogen verdwijnen.

Eén element van het verhaal was wel glashelder en daar durf ik het als buitenstaander wel over te hebben.

Ik schrok van het aanhoudende geklets over kwaliteit door een vertegenwoordiging van de mime docenten in het conflict. In verschillende brieven die zijn rondgestuurd zetten zij de notie van kwaliteit als wapen in tegen verandering.

In de brieven lijken de docenten zich op te stellen als slachtoffers van de macht. Ze lijken echter niet te beseffen dat zij zelf ook machthebbers en poortwachters zijn. En dat de manier waarop ze hun punten maken direct iets doet met hoe studenten de omgeving die zij vormen ervaren en dat hun denken impact heeft op wie deel mag zijn van die omgeving.

Waar zit precies de angel?

Men denkt te weten dat een artistieke leider van kleur hun opgedrongen is vanuit diversiteitsbeleid en daarmee denkt men meteen ook te bewijzen dat de kwaliteit van de artistiek leider er niet of te weinig is. Als deze persoon hier de leiding krijgt dan moet dat wel door positieve discriminatie komen. Die gedachtengang impliceert dat als je reeds bestaande kwaliteitsnormen zou volgen dat je nooit tot deze uitkomst zou kunnen komen. Niet verwonderlijk dat onze ideeën over kwaliteit steeds dezelfde uitkomsten en rolverdeling produceren. Eigenlijk geloof je dan intrinsiek dat mensen van kleur minder geschikt zijn. Misschien geloof je dat niet bewust, maar je handelt klakkeloos vanuit historisch gegroeide, genormaliseerde en geïnternaliseerde standaarden.

Dekolonisatie is erkennen dat onze patronen in hoe we macht, applaus en aandacht verdelen zich herhalen en dat ze tegelijk dus ook steeds dezelfde uitsluiting reproduceren. Dekolonisatie gaat niet om klakkeloos uit gewoonte de koek verdelen, maar een bewust gesprek hebben over de waarden die centraal staan bij het delen van de koek. Die waarden die niet gedeeld zijn, moeten we doorlopend met elkaar bevragen en herijken. Wat verstaan we onder kwaliteit? Er zijn heel veel voorbeelden van kwaliteitsnormen aan te wijzen die racistische uitkomsten en andere vormen van uitsluiting produceren.

Racisme is geen ver van je bed show. Wij allemaal, wel of niet van kleur, hebben racistische dingen geleerd over elkaar en soms dus ook over onszelf. Supremacy is ook dit: Denken dat mensen van kleur niet objectief over elkaar kunnen oordelen omdat ze allebei door het hetzelfde diversiteitsbeleid zouden zijn benoemd. Daarin schuilt het idee dat witte mensen wel objectief zouden zijn. Het toont het geloof dat wit de standaard is.

Dit soort denkpatronen vinden we overal en ook overal in onze universiteiten en hogescholen. Racisme en suprematie huizen niet enkel in het denken en doen van je rechtse oom en praktisch opgeleide achterbuurtpersonen. Het is van ons allemaal en het zit in ons allemaal. Het kan existentieel bedreigend voelen voor ons om iemand als leidinggevende te krijgen die niet matcht met wat we in ons innerlijk archief geleerd hebben over macht. Iemand kan een hogere positie of zelfs een standbeeld krijgen en dat kan raar voelen want we hebben andere dingen geleerd over sociale beloning. Direct het geloof hebben dat jouw gevoel van discomfort hierover centraal moet staan en gehoord en gevolgd moet worden is het epicentrum van (witte) suprematie. Het idee dat jouw gevoel, visie en inzicht altijd centraal en verheven boven dat van anderen staat. Ja dat afbreken en van jezelf inzien is lastig. Want dan start de echte gelijkheid. Voorbij de diversiteitspraatjes en de lippendienst.

Natuurlijk hebben hogere bestuurders van de opleidingen ook dingen te leren. Maar je kan ze niet verwijten diversiteitsbeleid te ontwikkelen en uit te voeren. Als je de noodzaak daarvan niet onderschrijft dan leef je onder een steen. Als je directies iets kan verwijten dan is dat het idee dat het aanstellen van een leidinggevende van kleur an sich al dekoloniserend is. Want wie zegt dat die persoon van kleur diens denken, handelen en vorming tegen het licht heeft gehouden? Daarnaast is een dergelijk proces nooit klaar of afgerond. Dynamieken en verhoudingen herhalen zich immers.

Belangrijker is om te beseffen dat zonder doorlopend dekoloniseringsproces in de gehele organisatie en de populatie die de instelling bevolkt, zonder doorlopend gesprek over belangrijke zaken als kwaliteit en wie geven we macht, het gehele diversiteitsproject de verantwoordelijkheid van de ‘diverse’ mensen blijft. Zet geen mensen in hoge functies zonder hen met deze zorg en een breder beleid te ondersteunen. Maak diversiteit en inclusie niet een extra taak van een nieuwe leidinggevende van kleur, maar draag er zorg voor vanuit de bredere organisatie. Is die zorg er niet, dan is er wellicht enkel het korte termijn-effect van het goede gevoel van de bekendmaking van iemand in een bepaalde rol. Zonder werk van alle (witte) mensen in de organisatie is het project gedoemd te mislukken. De studentenpopulatie is al lang niet meer uitsluitend wit, en zal dat minder en minder worden. We zijn het aan hen en onze eigen toekomst verplicht om te zoeken naar manieren om niet constant de dynamieken en uitkomsten uit de geschiedenis koppig te blijven herhalen.

Gable Roelofsen
Een collega in zowel onderwijs als de podiumkunsten

Tekening: Brian Elstak