Ondanks de voortslepende coronacrisis en de bijbehorende maatregelen ging vorige week donderdag zoals ieder jaar een nieuwe editie van het Amsterdam Fringe Festival van start. Op zaterdag zag theaterkrant.nl een verrassend overtuigende genre-exercitie, een muzikale zoektocht naar vrijheid en verantwoordelijkheid en een overvol vormexperiment.

Onvervalste fantasy
Een wat gehavende Jip Smit – blauw oog, krassen, enigszins verwilderd uit haar ogen kijkend – verwelkomt het publiek in haar solo  als oude vrienden. Dat blijken we ook te zijn – om precies te zijn, zijn we de dieren uit het bos die Katinka heeft opgevangen toen ze van ‘De Eilanden’ wegvluchtte, opgejaagd door prins Ypsilon.

Jawel: we bevinden ons middenin een onvervalst fantasy-verhaal. Als ervaren theaterbezoeker verwacht je dat Smit na de intro de vierde wand weleens een keer zal doorbreken en commentaar zal leveren op haar besluit om een modern sprookje te vertellen, maar niets blijkt minder waar: Motherland is van begin tot eind een genre-exercitie, waarin Smit op geen enkel moment de fictie doorbreekt.

En dat werkt verrassend goed. Door de speelse manier waarop Smit het publiek in haar verhaal betrekt voorkomt ze dat het één lange uiteenzetting van plotverhandelingen wordt. Steeds opnieuw dwingt ze individuele toeschouwers om even een zeer nauwkeurig geregisseerde rol in het verhaal aan te nemen, waar ze vanwege de innemende naïviteit van het hoofdpersonage moeiteloos mee wegkomt. Door zelf in plotselinge visioenen ook op overtuigend angstaanjagende wijze de kwaadaardige prins Ypsilon neer te zetten, installeert Smit bovendien een onderliggende dreiging in de voorstelling die de zaak op scherp zet.

Het verhaal zelf is flinterdun, maar zit vol goed gekozen details. Katinka werd geboren in een rijk waar de mannen een normale levensverwachting hebben, maar de vrouwen slechts drie dagen leven. Haar vader is dan ook met stomheid geslagen als zijn kersverse dochter na een paar uur tijd nog altijd een piepkleine baby is, en laat haar verder als jongen door het leven gaan om problemen te voorkomen. Als het geheim van Katinka op latere leeftijd toch aan het licht komt, moet ze vluchten.

Zo gebruikt het verhaal op slimme wijze de thematiek die in moderne fantasyverhalen zo vaak centraal staat: de held die van de norm afwijkt en daarom voor haar bestaan moet vechten, en en passant een revolutie ontketent tegen een onrechtvaardig regime. Als Smit tegen het einde van de voorstelling over haar twijfels en angsten stapt en ons als medestrijders inlijft, grijpt haar heldhaftigheid oprecht naar de keel, zó goed heeft ze de mechanismes van het genre naar een intieme toneelvoorstelling weten te vertalen (daar heeft ze de nu vrij overheersende soundtrack niet voor nodig, die werkt vanwege het bombast eerder op de lachspieren).

Motherland eindigt met een cliffhanger – ik kan niet wachten op het vervolg (naar goede traditie met een groter budget en epische gevechtsscènes).

Koorstuk
Twee jaar geleden wonnen de King Sisters (zussen Joske, Marthe en Annelie Koning) de Best Of Fringe Award met hun bijzondere muziektheatervoorstelling Song of the sisters, waarin dialogen en zang op spannende wijze door elkaar heen liepen. Deze theatervorm hebben ze verder ontwikkeld in hun nieuwe performance Talking songs, een associatieve voorstelling rond de vraag: hoe moeten we ons tot elkaar verhouden?

Het is een ideaal thema om met het artistieke arsenaal van de King Sisters aan te pakken. De meeste ‘dialogen’ zijn eigenlijk koorstukken, waarbinnen de drie performers over elkaar heen zingen, dan weer harmonieus samenkomen en dan weer van elkaar afwijken, zowel in toon als in woorden. De individuele zangpartijen worden in een van de eerdere scènes eerst dwars door elkaar heen gezongen, tot fragmenten uit ieders tekst samen een nieuwe betekenis vormen, die vervolgens in koor gezongen wordt. Zo onderzoeken de makers de manier waarop nieuwe, collectieve gedachten tot stand kunnen komen vanuit een aanvankelijke kakofonie.

Halverwege de voorstelling blijkt een deel van de teksten te komen uit de eerste kersttoespraak die de Britse koningin Elizabeth in 1957 op de televisie uitsprak. Het is opvallend hoe actueel de tekst nu nog is: zo reflecteert her royal highness op de snelheid waarmee de wereld verandert, en dat dat grote verwarring kan opleveren over ‘what to hold on to and what to discard, how to take advantage of the new life without losing the best of the old’. Joske Koning geeft een perfecte imitatie van de koningin in een ingekorte versie van de toespraak, en zet de hele voorstelling zo in het teken van de worsteling om met zijn allen nog een gemeenschap te vormen. Welke normen, waarden en idealen delen we nog?

Daarbij werkt het extra in het voordeel van de voorstelling dat ze drie zussen op het podium zijn. Hun familiale relatie is er bijna per definitie een waarin een balans moet worden gevonden tussen harmonie en conflict, tussen ruimte bieden en elkaar scherp kunnen aanspreken. Zo staat het zusterschap model voor een mogelijke samenleving en vindt Talking songs kracht in het specifieke en het universele.

Onconventionele romance
De laatste voorstelling die ik op Fringe zie, vindt plaats waar het festival ook begon: in de Peepshow Palace in de Brakke Grond. Vanuit onze individuele hokjes in de arenaconstructie van De Warme Winkel kijken we naar Folie à deux van Studio Danish Blue, een onconventionele romance tussen een tankstationbediende en een eenzame automobilist. De tekst komt grotendeels uit het eerdere stuk Wrakstuk, dat Danish Blue vorig jaar bij Productiehuis Rotterdam maakte.

Voor deze herwerking goten makers Babette Engels en Jordy Vogelzang het geheel in een totaal andere vorm. In plaats van zelf de hoofdrollen te vervullen, spreken ze de dialogen van achter de schermen uit: de personages worden op scène vormgegeven door mime-studenten Merette van Hijfte en Niels van Heijningen. In een duistere scenografie bewegen zij zich gemaskerd over het podium, waarbij eerst de een en vervolgens de ander de rol van voyeur inneemt terwijl de tegenspeler in het midden van het podium ronddraait, zich wentelend in de blik van de ander.

Maar dat is niet de enige wijziging. Ook hebben de makers nog een personage toegevoegd, een wegwerker die een lange, grimmige opsomming van verkeersongelukken laat horen. Een vierde personage (of is het de wegwerker zelf?) rent halverwege de voorstelling het podium op met een waarschuwing die vervolgens door iedereen wordt genegeerd. En het lichtontwerp, dat van allesoverheersende duisternis overschakelt naar verblindend stroboscopisch licht, drukt ook een nadrukkelijke stempel op het geheel.

Het is te veel. Geen van de individuele elementen komt uit de verf: de personages blijven sjablonen, de choreografie van de performers is weinig opzienbarend, de aankleding is te letterlijk, de teksten te kunstmatig poëtisch, het licht- en geluidsontwerp te bombastisch en te sturend. Daardoor blijft Folie à deux te veel aan de buitenkant, een collectie tekens die uiteindelijk niet meer wordt dan de som der delen, en in de abstraherende benadering juist de belangrijkste kwaliteit van de brontekst verliest: zijn aardse rauwheid.

Foto: Motherland van Jip Smit, Annelies Verhelst