Ondanks de voortslepende coronacrisis en de bijbehorende maatregelen ging afgelopen donderdag zoals ieder jaar een nieuwe editie van het Amsterdam Fringe Festival van start. Met iets minder voorstellingen dan gebruikelijk en een alomtegenwoordig anderhalvemeterbewustzijn, maar onverminderd in het teken van experiment, radicaliteit en spannend jong werk.

Op zaterdag zag ik dans, dans en nog eens dans: een dynamische choreografie over individualiteit en collectiviteit, een politiek uitdagende solo over de bochten waarin een zwart lichaam zich in een witte samenleving moet wringen en een zusterlijk duet over gevangenschap.

Het blijft voorlopig nog even raar om voorstellingen te zien waarin het publiek op kunstmatige wijze door de zaal verspreid zit om anderhalve meter afstand te kunnen houden. Maar op Fringe is het misschien nog het minst erg: als een van de meest experimentele podiumkunstenfestivals die Nederland rijk is, was het toch al niet ongebruikelijk om met kleine groepen naar intieme voorstellingen te kijken, en de constante aanwezigheid van de coronacrisis versterkt die intimiteit alleen maar: publiek en performers delen met elkaar een honger naar nieuwe perspectieven die zich zelfs door de ongemakken van de anderhalvemetersamenleving niet laat afschrikken.

Een voor een druppelen we dus binnen in de zaal van Dansmakers voor Together van Donna Chittick. Vier performers ademen gezamenlijk, zittend op de vloer. In de choreografie die vervolgens ontstaat, staat steeds de verhouding tussen collectief en individu centraal: hoe vul je togetherness in terwijl er ruimte blijft bestaan voor eigenheid?

Het sterke aan Together is dat Chittick dit thema tastbaar maakt door een scala aan verschillende dansstijlen en -invloeden de revue te laten passeren. Na het opzichtig feminiene begin wordt een danstaal gehanteerd die kracht en stoerheid uitstraalt: de ietwat aangezette power van de hiphopbewegingen verleent het een extra laag, alsof het een gezamenlijk ritueel is, een oefening in mannelijkheid.

Zo bewegen de dansers door verschillende identiteiten, die dan weer unisono ontstaan, dan weer door een van de dansers ingebracht worden alvorens door de rest van de groep te worden geïncorporeerd. Het is interessant hoe sterk Chittick sisterhood voorop blijft stellen: zelfs als een van de dansers radicaal haar eigen weg gaat, ondersteunt de rest van de groep voorzichtig meebewegend het initiatief; als een van hen uitgeput raakt, probeert de rest haar te ondersteunen. Zo schetst ze een inspirerend beeld van hoe individualiteit het collectief kan voeden en vice versa.

De titel van N<A<M Non Aligned Movement van Christian Guerematchi verwijst naar een coalitie van landen die zich tijdens de Koude Oorlog weigerden aan te sluiten bij een van de twee grootmachten en stonden voor hun eigen soevereiniteit tegenover de dreiging van imperialisme en kolonialisme. De beweging (die nog altijd bestaat) telde vooral veel Afrikaanse en Zuid-Amerikaanse landen, maar ook het Joegoslavië onder Tito was bijvoorbeeld lid (Guerematchi groeide op in Slovenië toen het land nog door Tito werd geregeerd).

In zijn solo verschijnt Guerematchi eerst in een weinig verhullende onderbroek en zwart doorschijnend nylon over zijn hoofd gespannen. Een kleurige zakdoek, die later dienstdoet als minirok en hoofddoek, hangt als een stropdas om zijn nek, en hij deelt het toneel met een imposante reiskoffer. Zijn bewegingen zijn in eerste instantie overdreven militaristisch, maar de staccato choreografie (en zijn gemaskerde, bijna geknevelde verschijning) lijkt uit te drukken dat de gebaren hem zijn opgelegd, alsof hij de taal van iemand anders onder dwang uitdrukt.

Het is een terugkerend gegeven in de voorstelling: steeds verandert Guerematchi van identiteit, maar geen van de rollen lijkt hem echt te passen, zijn lichaam lijkt weg te willen rennen van de vorm waarin zijn bewegingen zijn gegoten. Het dubbele bewustzijn vereist een volmaakte technische beheersing van de danser, die in zijn fysiek verstrikt lijkt te raken maar toch steeds het gevoel geeft in controle te zijn.

Aan het slot van de voorstelling gaat de koffer open en blijkt er een spierwit pak van een hooggeplaatst militair in te zitten. Kalm trekt Guerematchi het aan, alvorens achter de koffer plaats te nemen als ware het een spreekgestoelte. In de toespraak die volgt blijkt hij de rol van Tito te spelen, die een vurig pleidooi houdt voor interetnische solidariteit en tolerantie. Het is een schurende keuze om juist een (zij het als progressief te boek staande) communistische dictator als pleitbezorger van anti-racisme op te voeren, zeker in een tijd waarin iedere vorm van sociale kritiek op systemische discriminatie al snel als cultuurmarxisme weg wordt gezet, en uit het nagesprek blijkt dat het Guerematchi daar juist om te doen is: opgroeiend in een autocratie voelde hij zich als zwarte man meer geaccepteerd dan in het ‘vrije westen’. Zo roept N<A<M Non Aligned Movement spannende vragen over vrijheid en gevangenschap op.

Aansluitend is in het Bijlmer Parktheater nog een andere voorstelling over gevangenschap te zien: Araneo van de zussen Sherise en Gianine Strang. Uit het nagesprek blijkt dat de aanleiding voor dit duet de nare podiumervaring van jongste zus Gianine was, en dat ze dit creatieproces heeft aangegrepen om haar ‘plezier in dansen weer te hervinden’.

Helaas zijn de makers er niet in geslaagd om een interessante dramaturgische vertaling van de onderliggende thematiek te vinden. Araneo (de titel is de Latijnse benaming voor ‘spin’) voelt nu nog eerder als een losstaande verzameling van materiaal dan als een samenhangende voorstelling. Bovendien is de danstaal die de zussen hanteren weinig onderscheidend en blijft de choreografie te veel in een monotone dynamiek hangen.

Foto Together: Annelies Verhelst