De heilige graal voor de beginnende cabaretier Bert Visscher: hij staat twee avonden in september 1984 geboekt in het Amsterdamse theater De Suikerhof. Samen met zijn manager Wim Pijbes (de latere directeur van het Rijksmuseum) plakt hij de hele stad vol met A4-posters van zijn programma Desnoods geblinddoekt op een been. Hij heeft een flink aantal uitnodigingen verstuurd. Vooral aan theaterdirecteuren. Er komt niemand opdagen. Twee avonden nul bezoekers. Nee, ook Bert Visscher is zijn loopbaan niet begonnen in een kolkend Carré.

Visscher was er heilig van overtuigd dat zijn show in Amsterdam het begin zou zijn van een glorieuze loopbaan. In het oergeestige boek Dat wordt nooit wat schrijft hij: ‘Ze zouden weldra over elkaar heen rollen. Contractbesprekingen in luxe restaurants met dikke sigaren en cognac uit glazen als vissenkommen. Blanco cheques en smeekbedes van diverse omroepen! Godsamme, het ging nog druk worden.’

Visscher behoort tot de best verkopende cabaretiers van het land, maar net als een groot aantal gearriveerde collega’s bestond zijn podiumleven aanvankelijk uit sappelen en struikelen en klappen krijgen. Toch maar voor de klas staan? Daar is Visscher ten slotte voor bevoegd. ‘Ik bleef te onrustig om serieus en gemotiveerd de kids goed voorbereid de wereld in te sturen.’ Nee, hij moest en hij zou doorgaan.

Toen hij tien was wist hij al dat hij wilde optreden. Hij had zijn ouders, ooms en tantes, buurvouw en vriendjes al veelvuldig geamuseerd en gek gemaakt met zijn drukdoenerij. En daarna waren zijn medeleerlingen op de middelbare school aan de beurt. Daar was het misschien de bedoeling om ‘in een lange parka te zingen dat men louter melk van onderdrukte Nepalese sjerpa’s moest kopen’, maar engagement was niet aan Visscher besteed. Hij wilde mensen vrolijk maken, de boel op z’n kop zetten.

Hij maakte deel uit van de Pedagogische Academie cabaretgroep Filter, die in 1981 meedeed aan het Camerettenfestival. Visscher won daar de Persoonlijkheidsprijs. De groep viel uit elkaar en Visscher ging als solist verder. Hij ontwikkelde een eigen stijl, een mix van cabaret en volslagen gekte. ‘De weg omhoog was een bizarre en vaak krankzinnige theaterroute langs kroegen, jongerenhonken, studentenholen, huwelijksfeesten, gevangenissen waar men eigenlijk gehoopt had op lekkere wijven, aula’s vol brugklastuig en andere ruimtes waar in die tijd niemand zat te wachten op een optreden van een mafkees uit Groningen. (…) Bij voorbaat verloren gevechten tegen overvliegende lunchpakketten, bierglazen en tropische fruitsoorten. Volledig zinloze voorstellingen.’

De conclusie ‘volledig zinloze voorstellingen’ klopt natuurlijk niet, want die tocht langs theaters, of wat daar voor door moest gaan, was weliswaar soms een helletocht, maar heeft Visscher gevormd tot de indrukwekkende, nimmer aflatende druktemaker, waar de zalen voor vol lopen.

Visscher heeft in die aanloop korte aantekeningen in zijn agenda gemaakt, die hij godzijdank heeft bewaard. Zo staat er bij een optreden in Brabant ‘tyfuscarnaval’ vermeld met een doodskopje erachter getekend, en een optreden in een ‘Overijsselse oude legerbunker waarvan de vloer was geïmpregneerd met bier en Bacardi Cola’ wordt samengevat met ‘levensmoe’ en ‘gekloot aan de flipperkast.’ Het zijn de geheugensteuntjes geweest voor het schrijven van Dat wordt nooit wat.

Deze recensent heeft het boek grotendeels in het openbaar vervoer gelezen. Dat was met grote regelmaat zeer ongemakkelijk, omdat hij keihard moest lachen om Visschers beschrijvingen van de misverstanden, zijn eindeloze terugtochten naar Groningen met de ‘Opel Hopeloos’, zijn extreme show must go on-opvatting, de fysieke stommiteiten die hij op het podium uithaalde (hij heeft een lijf vol littekens) en teleurstellingen: ‘Een majestueuze kutavond. Beleefd applausje, zaaltje leeg en stembanden waarmee je een complete parketvloer kon schuren.’

De lenigheid en springerigheid en waanzin waar Visscher op het podium zijn publiek mee verplettert heeft hij ook op papier weten te bereiken. Maar waar je in de zaal nog weleens net zo moe kan worden als de mafkees op het podium, is dat met een boek op schoot niet het geval. Pure vrolijke ontspanning.

Dat wordt nooit wat. Mijn stuiterende beginjaren op het podium van Bert Visscher is uitgegeven bij Uitgeverij Brandt, € 17,40. Het boek verschijnt 17 maart. 

Foto: Maarten van der Wal