Carré Noir is lichtjes geïnspireerd op het schilderij Zwart Vierkant van Kazimir Malevich. Wat zien we wel, wat zien we niet? In een indringende, beeldende performance confronteren Elisabeth Bakambamba Tambwe en Eric Abrogoua de toeschouwer met het begrip perceptie. Soms leidt het tot beangstigende momenten.

Het jaarlijkse festival Afrovibes concentreert zich veelal op werk uit Zuid-Afrika. In het verleden introduceerde het veel werk van choreograaf Gregory Maqoma, onlangs ook te zien tijdens het Holland Festival. Maar ook kunstenaars uit andere delen van Afrika vinden er een podium, zoals de inmiddels in Europa doorgebroken Nora Chipaumire uit Zimbabwe/New York. Het bescheiden Afrovibes legt een brug tussen kunstenaars uit Afrika en Nederland. Elisabeth Bakambamba Tambwe – van origine beeldend kunstenaar – was enkele jaren geleden al in het festival te zien in een performance van de Zuid-Afrikaanse theatermaker Robin Orlyn. De Congolese werkt vanuit Wenen, co-creator en performer Eric Abrogoua vanuit Parijs.

Al een poosje kun je haar observeren in een blauwe overall met blonde pruik. In de hal van het Compagnietheater staat ze als een standbeeld zo stil naast een bos witte, dikke, stugge elektradraden. De toelichting vermeldt The Raft of the Medusa (plastic, metal, high heels, flesh). Terwijl het publiek uit een andere zaal binnensijpelt, zwelt het geluid van de muziekcompositie aan. Was het eerst nog een vaag achtergrondgeluid, langzaam dringt door dat dit geluid deel uitmaakt van het standbeeld dat in beweging is gekomen. Van de witte draden poogt Bakambamba Tambwe in een worsteling nieuwe grotere vormen te maken.

In een volgende scène worden we door haar meegenomen naar een andere ruimte, ieder met een zaklampje. In die donkere ruimte vol met rook worden we volledig aan onszelf overgeleverd, het is echt een beetje beangstigend. Zeker als ook het licht een eigen leven blijkt te leiden en met intense flitsen de ruimte transformeert. Het is natuurlijk een strategie. Steeds zet de performance het publiek op een ander been, aanvankelijk eerst vanuit de transformatie van beelden, later ook in performatieve zin, als de performers zich tussen het publiek bewegen en hun ruimte daar in de afwisselende scène afdwingen.

De kleine zaklampjes die het publiek uitgedeeld krijgt, transformeren tot een schilderij aan de muur, het pak van een stroman tot object. Bakambamba Tambwe en Abrogoua wisselen elkaar af in korte rituele solo’s, hun kostuums en props laten sporen na en krijgen een officiële plek in de ruimte. Soms is hun spel droog, soms zwaar emotioneel geladen. Lang weet je niet waar je aan toe bent, tot het licht de ruimte transparant maakt, iedereen elkaar kan zien en Abrogoua in zijn beladen, gesproken en gezongen bijdragen dicht op de huid van zijn publiek kruipt. Terwijl Bakambamba Tambwe juist afstand houdt, kijkt hij zijn toeschouwers indringend aan tijdens een overweldigende monoloog. Wat aanvankelijk agressie lijkt transformeert in ontreddering.

Op het vierkant van Malevich projecteren we onze gevoel. Maar of het een vierkant is en echt zwart, dat is nog maar de vraag. Niets is wat het lijkt. Wat we zien en ervaren is afhankelijk van onze perceptie en verwachting. Een ruimte kan een veilige haven zijn, maar ook een plek vol gevaren. Vanuit lichamelijk politiek perspectief laten Bakambamba Tambwe en Abrogoua het ons ondervinden – aan den lijve dus. Soms wat al te dwingend, maar tenslotte toch ook met een vleugje humor. Al is het even wachten op die ondeugendheid.

Foto: Dig Up Productions