Michel Sluysmans bewerkte de roman Peachez een romance van Ilja Leonard Pfeijffer tot een toneeltekst met de verkorte titel Peachez. Het actuele gegeven uit het origineel is behouden, maar ook afgezwakt. En de knipoog is zo goed als verdwenen.

Peachez heeft de vorm van een terugblik. Een zestigjarige professor en latinist zit in de gevangenis. Hij kijkt terug op de geschiedenis die hem daar heeft doen belanden. Hij is verliefd geworden op een jonge vrouw, die – ongelofelijk maar waar – ook voor hem bleek te vallen. Hij ontmoette haar op internet, toen hij reageerde op een obscuur spambericht in zijn mail. Tot zijn eigen verbazing kreeg hij een antwoord. Vanaf dat moment was hij gegrepen door het wezen dat zich aan de andere kant van de lijn bevond.

Hij geloofde dat ze echt bestond, maar ze bleek uiteindelijk een ‘catfish’ te zijn, een nep-identiteit, gecreëerd door een criminele organisatie. De professor is in de val gelopen. Zonder het te weten heeft hij drugs gesmokkeld. Die zijn onderschept. Nu zit hij in de gevangenis, nota bene in Argentinië, waar hij voor deze daad levenslang moet zitten. Toch zal hij voor altijd blijven houden van de de vrouw die hij heeft ontmoet. Haar naam in Sara Peachez. En hij verwijt haar niets, maar neemt de volle schuld voor zijn eigen situatie op zich.

Het toneelstuk heeft een eenvoudige en doeltreffende structuur. Er zijn vijf delen, een proloog en een epiloog. Het verhaal wordt deels in monologen door de professor verteld, en speelt zich voor het overige af in dialogen die hij met Sara heeft. Deze monologen en dialogen worden voor ongeveer de helft van de tijd begeleid door muziek. Deze wordt door de regieaanwijzingen verder niet specifiek omschreven, er wordt alleen onderscheid gemaakt tussen ‘muziek’, ‘lied’, ‘geluid’. Ondanks het grote aandeel ervan is het geen noodzakelijk of dwingend element.

Het hoofdpersonage, de professor, is psychologisch nauwkeurig uitgewerkt. Dat verleent geloofwaardigheid aan dit verhaal over iemand die stopt met zijn gezonde verstand te gebruiken en begint te geloven in iets dat te mooi is om waar te zijn. De professor beschikt over een flinke portie zelfkennis waarmee hij zichzelf beschrijft. Hij is nooit getrouwd, behalve met de wetenschap, en hij heeft zich zijn leven lang binnen de veilige muren van de universiteit met klassieke liefdespoezie beziggehouden. Een echt sociaal leven heeft hij nooit gehad. Liefde is voor hem in de eerste plaats iets dat bestaat in de literatuur. Wat hij er over weet, hebben zijn boeken hem geleerd. Dat is voor hem altijd voldoende geweest. De ‘banaliteit van een persoonlijke ervaring’ heeft hij nooit nodig gehad. Tot nu. Want nu, in ‘het herfsttij van zijn bestaan’ heeft hij de ware liefde ontmoet. Hij heeft gevoelens die hij nooit eerder heeft gehad en is, zoals hij het zelf zegt, ‘voor het eerst in zijn leven in leven’.

Van hoe zijn eigen psyche in elkaar zit, is hij zich dus bewust. Waar hij zich niet bewust van is, is het manipulatieve proces waaraan hij ten prooi valt. Ook dat is minutieus uitgewerkt. Zijn relatie met Sarah doorloopt verschillende stadia en ontwikkelt zich tot iets dat je bijna een goed huwelijk zou noemen. Eerst is zij voor hem een anonieme, betekenisloze persoon. Ze zegt in een bar in Las Vegas te werken, maar eigenlijk te willen studeren. Hij valt voor haar directe, ongeschoolde reacties op zijn academische wijsheden. Hun mails beginnen te lijken op een ouderwetse liefdesbriefwisseling en op zeker moment stuurt ze hem foto’s van haarzelf. Hij ziet niet dat het om geposeerde plaatjes gaat, en is verrukt over haar schoonheid. De correspendentie krijgt een steeds seksuelere lading, evenals de foto’s die ze hem stuurt. Uiteindelijk ontdekt hij dat ze een webcam girl is. De schok is groot, hij is boos, maar al té verliefd om haar te vergeten. Juist dan slaat bij Sarah de twijfel toe. De professor moet nog harder aan de slag om haar te veroveren. In een opwelling belooft hij haar te bezoeken. Nu is hij de ideale prooi voor de criminele organisatie achter Sarah Peachez. Hij neemt het vliegtuig via Curacao naar Buenos Aires, waar zij aan het werk zegt te zijn. In zijn liefdesroes ziet hij geen kwaad in de vraag of hij voor haar een koffertje mee wil nemen dat ze ‘vergeten’ heeft.

Ergens merkt onze professor wel dat deze love story eigenlijk te mooi is om waar te zijn. Niet voor niets legt hij Sarah een mythe uit, waar hij naar eigen zeggen ‘onwillekeurig’ aan moet denken: over de beeldhouwer Pygmalion, die een beeld van de godin van de liefde maakte. ‘En het resultaat was van zo’n overweldigende schoonheid dat hij verliefd werd op zijn eigen beeld. Hij streelde het, zoende het, nam het mee naar bed en bedreef de liefde ermee. In zijn passie schreeuwde hij een gebed naar de hemel waarin hij zei dat hij niets lie­ver zou willen dan dat het beeld tot leven zou komen. Aphrodite hoorde zijn gebed en was zo vereerd met de schoonheid van haar portret dat zij zijn wens inwillig­de. Zij wekte het beeld tot leven.’ Aldus de professor.

In Peachez wordt dit Pygmalion-motief letterlijk uitgebeeld. Aanvankelijk lijkt Sarah’s bestaan virtueel te zijn. Ze is nergens te zien, maar ze is wel ergens, want ze spreekt met de professor. Nadat dit een tijdje zo is geweest, schrijven de regieaanwijzingen voor dat de vormgegeven duisternis tot leven komt. Dat is precies op het moment dat Sarah haar eerste foto aan de professor stuurt. Er staat dat ze verschijnt en dat ze prachtig is, en smaakvol en kuisgekleed. Ze is nu dus lichamelijk aanwezig in de ruimte.

Deze fysieke aanwezigheid is een fikse regie-ingreep van Sluysmans. Hij verandert daarmee een cruciaal aspect uit de originele roman, want bij Pfeijffer bestaat Sarah Peachez alleen in het hoofd van de professor. Sluysmans gaat zelfs nog verder, hij splitst haar in twee. Op het moment dat de professor ontdekt dat Sarah een webcam girl is, staat er in de regieaanwijzingen dat we in projecties haar andere kant zien: ze is onzedig, onkuis, smakeloos of niet gekleed. Een diametraal tegengesteld beeld dus van de fysiek aanwezige Sarah.

Deze verandering is overigens ook in de voorstelling bij Toneelgroep Maastricht te zien. Sarah wordt gespeeld door Maartje van de Wetering, wier spel sterk expressief is door gebaren en bewegingen van haar lichaam, dat daardoor dus op de voorgrond treedt. Dat Sarah Peachez in de toneelversie een lichaam krijgt, levend wordt, is een opmerkelijke keuze. Want het is toch juist cruciaal dat zij niet lijfelijk bestaat? In de roman is zij niets anders dan woorden, foto’s en uiteindelijk een beeld in het hoofd van de professor.

Er is, naast de fysieke aanwezigheid van Sarah, nog een tweede opmerkelijke ingreep van de bewerking ten opzichte van de roman. Sluysmans toont de professor op een serieuzere manier, terwijl Pfeijffer behoorlijk wat ironie hanteert om ditzelfde personage op de hak te nemen. Taalgebruik en literaire verwijzingen zijn in de roman qua deftigheid en hoeveelheid nogal over het randje. De professor maakt daardoor naast een ouderwetse en erudiete, vooral ook een erg ijdele indruk. Zo schrijft hij haar bijvoorbeeld:

De gedachte dat men moet handelen conform de kansen die de dag van vandaag biedt, carpe diem, omdat het onzeker is of er nog een morgen komt, lijkt overigens eerder van toepassing op iemand zoals ik, die in de herfst van zijn leven is aangekomen, dan op iemand van jouw ver­moedelijk benijdenswaardig gering aantal jaren.

Sluysmans volgt in dit taalgebruik het origineel, maar hij laat ook veel weg. Bij Pfeijffer ontwikkelt de professor behalve verliefde gevoelens, ook een aan het belachelijke grenzende naïviteit, die er in de toneelbewerking niet is. Deze naïviteit culmineert in een heerlijk en pijnlijk beschreven passage waarin hij zich ten overstaan van een volle collegezaal blameert. Zulke weglatingen in de bewerking van Sluysmans kunnen uiteraard te maken hebben met noodzakelijke keuzes die gemaakt moeten worden bij het omzetten naar toneel. Het is nu eenmaal onmogelijk om alles uit een roman op de planken te zetten. Maar het verwijdert toch veel van de ironie die in de roman essentieel is, en die ervoor zorgt dat we én met de professor mee kunnen voelen, én om hem moeten lachen.

Sluysmans focust in zijn bewerking op de lovestory en de daarbij behorende liefdesfilosofie van de professor. Die komt neer op de idee dat liefde geen object (de Ander) nodig heeft, omdat het erom gaat in haar te geloven en haar te voelen. Hij maakt een vergelijking met religie: ‘Ons geloof in Hem en onze liefde voor Hem zijn niet van Zijn bestaan afhankelijk.’ Maar dit punt wordt teniet gedaan als Sarah, zoals in deze bewerking, juist wél te zien is als fysieke aanwezigheid. De kritische vraagtekens die de roman oproept, zijn verzwakt in de toneelbewerking. Vraagtekens over onze eigen opvattingen over de liefde. En over de manier waarop we omgaan met de virtuele werkelijkheid die ons zo vaak iets voorschotelt dat helemaal niet bestaat.

Peachez ging op 28 september 2019 in première bij Toneelgroep Maastricht, in een regie van Michel Sluysmans. De komende twee weken is de voorstelling opnieuw live te zien op Zoom.