Met De bloem van natie herstelt het vertrouwen doet het Brabants collectief een poging ons vertrouwen (in de politiek, in de kunst, in de ander) te herstellen door ons samen een avond hard te laten lachen. Een zoektocht naar het verdwenen saamhorigheidsgevoel. Het is een voorstelling vol aannames en zonder antwoorden, in een vorm die zo ver doorgeschoten is dat ze elk beoogd effect verliest.

De klucht als ultieme verbeelding van saamhorigheid, daar zit wat in. Met zijn allen volop genieten van intriges, achtervolgingen en geheime affaires – volksvermaak ten voeten uit. En niet meer echt van deze tijd natuurlijk, dus meteen een goede dosis nostalgie. De jongens en dame van De bloem van de natie gaan er vanavond voor, vertellen ze. Het wordt een ouderwetse, gezellige avond als ze zo dadelijk echt beginnen. In een sympathieke ongedwongenheid leiden ze hun voorstelling in. Een beetje rommelig, een beetje ongefocust, maar ze creëren een band met het publiek, en daar draait het om. Ze sluiten een verbondje, en samen gaan we lachen om dingen waar we eigenlijk niet meer om kunnen lachen.

Nu zijn er twee belangrijke voorwaarden tot satire. Allereerst moet je het genre dat je parodieert serieus nemen. Je kan de klucht pas belachelijk maken als je deze uitvoerig hebt bestudeerd, beoefend en eigen hebt gemaakt. Vervolgens moet je er iets tegenover stellen. Als de klucht reden tot satire is, wat is dan het alternatief? De bloem van de natie slaagt, ondanks verwoed enthousiasme, in geen van beide. De voorstelling bestaat uit een uur en een kwartier vol flauwe grappen, slappe scènes en vlakke personages. Het komt nog het meest in de buurt van een halfslachtige satire op satire. Maar ook dat is het niet.

Het hotel De bronzen fazant (later door een personage herhaaldelijk uitgesproken als ‘De fronsende passant’, als voorbeeld van het kaliber van de grappen) staat op de rand van faillissement, en alleen het verblijf van de twee onvoorziene gasten kan de eigenaar en zijn piccolo van de schuldeisers redden. Het echtpaar dat onverwacht op bezoek komt moet dan ook alles krijgen wat het wil: oesters, champagne en een feest met ene Franky Las Vegas.

De grappen, zowel visueel als tekstueel, laten zich zonder uitzondering nergens betrappen op enige diepgang of originaliteit. Een naakte man die een liter vanillevla over zich heen giet, een domme piccolo die de leugens van zijn baas voor waarheid aanneemt, er zit zelfs een vieze mop in. Het dunne verhaaltje, waarin uiteindelijk alles goed komt, wordt onderbroken door korte intermezzo’s zonder vierde wand, wat een uitstekende mogelijkheid zou zijn om een tegenkleur aan het genre te bieden, maar ook hier neemt flauwheid overhand. Als uiteindelijk een van de personages het spel stil legt  en roept ‘Ik ben er helemaal klaar mee,’ hoop je dat de diepgang komt, dat er vragen opgeroepen of beantwoord worden en dat de voorstelling belang krijgt. Helaas eindigt ook dit weer in vals engagement, van hoe goed we het hier hebben in vergelijking tot de mensen in Afrika, tot hoe blij we moeten zijn dat de zon elke dag weer opkomt. Weer neemt de overdrijving overhand.

Het lijkt alsof De bloem van  de natie met deze voorstelling probeert om alles belachelijk te maken. Maar ze hadden moeten kiezen, ze hadden zich moeten beperken tot het parodiëren van één ding en dat goed moeten uitwerken. Nu is het een dunne voorstelling, weliswaar boordevol grappen, getuige ook het harde lachen van een groot deel van het publiek, maar zonder zeggingskracht of (maatschappelijk) belang dat het gezelschap met deze voorstelling pretendeert.

Foto: Karin Jonkers