Het snelle gestamp met stokken op de vloer en het geritsel van vogelvliegers – voor Garbo laughs (2012) heeft Marco Goecke opnieuw bijzondere geluidsdragers gevonden. De zwarte vogels sorteren een sterk visueel effect en ook dat maakt de choreografie voor het programma Traces van NDT1 een onmiskenbare Goecke.

In Garbo laughs neemt hij de toeschouwer aan de hand van filmactrice Greta Garbo mee naar de periode van de overgang van de stomme film naar de geluidsfilm. Onder donkere wolkenformaties verschijnen dansers vanuit het niets of verdwijnen zij achter de oplopende achterwand in de voorstelling die zich geheel in zwart-wit afspeelt. De slapstickachtige motoriek van Charlie Chaplin blijkt zich moeiteloos te vermengen met het dansidioom van Goecke waarvan de schichtige bewegingen hun weerklank vinden in de spanning die de snaarinstrumenten in György Ligeti’s strijkkwartet oproepen. Hoewel de choreograaf net als in eerdere werken de nadruk legt op de ontblote, gespierde bovenlichamen en armen van de dansers, krijgen de benen buiten het rappe geschuifel en gedribbel meer ruimte en grotere bewegingsvariaties. Hij heeft een mooie balans gevonden en biedt tegenwicht aan zijn soms schokkerige idioom met vloeiende bewegingen. In de muziek wordt ook het contrast gezocht, de geruststellende stem van Ray Charles leidt onder meer tot een wonderschone mannensolo.

Ook Jiří Kyliáns solo Double you (1994) kent geen kleur in het toneelbeeld. Hoewel de verschillen in uitwerking en esthetiek van choreografen Kylián en Goecke groot zijn, wordt verrassend genoeg een bepaalde mate van verwantschap zichtbaar. Dat maakt de keuze voor de opeenvolgende choreografieën zeer boeiend.

Sneeuwvlokken lichten op in de duisternis in Crystal Pite’s choreografie Solo echo. Slechts een brede verticale band van neervallende vlokken is uitgelicht, aanvankelijk hoog in de lucht waarna hij langzaam afdaalt, totdat de sneeuwval later full screen zichtbaar wordt. Op warme cello- en pianoklanken van Brahms wordt een serie van duetten gedanst, waarbij de dansers steeds links- of rechtsvoor opkomen en afgaan. Door de snelle opeenvolging laten deze zich lezen als korte verhaaltjes over de relatie tussen man en vrouw of als krachtmeting tussen mannen.

In het laatste deel van de choreografie is Pite sculpturaal in haar vormgeving van de groep, die als een geheel verbonden blijft, waardoor dezelfde, achtereenvolgens door verschillende dansers gemaakte bewegingen door de groep echoën. Die weerspiegeling werkt krachtig en de eigenheid in esthetiek en het meer theatrale karakter van het werk van Pite maken Solo echo een sterke afsluiter van Traces.