Een zwart gordijn, daarvoor tussen twee katheders een urn. We gaan de uitvaartdienst bijwonen van Claudine, de moeder van Herman. Zij is gestorven aan covid-19 en heeft haar laatste negen dagen zonder bezoek van haar zoon moeten lijden. Een zorgrobot mocht haar wel bijstaan: Jonathan. Op de dienst zal naast Herman en vriendin Annie ook Jonathan het woord voeren. Hij zal getuigen over haar laatste dagen. Dat levert pittige monologen en dialogen op, met veel vragen en twijfels rond eenzaam sterven, rond Artificiële Intelligentie, rond het verschil tussen mens en machine, rond zorg. Kun je zorg overlaten aan een machine?

Herman wil, als enige nabestaande, een sober en waardig afscheid van zijn moeder, bij wie hij jaren inwoonde, voordat ze naar een woonzorgcentrum moest. Astma en suiker hadden haar in de greep, corona heeft haar geveld. Licht nerveus en beetje bij beetje geeft de zoon info over zijn moeder. De aanwezigen weten toch dat zij onderwijzeres was . Een collega van haar zal ‘een woordje placeren’. Iemand uit het publiek leest een tekst voor, over Claudine als onderwijzers van het vierde leerjaar, over wat de kinderen daar allemaal leren.

Claudine had een grote verzameling stenen uiltjes, allemaal als aandenken aan oud-leerlingen. Ze lijken op de kinderen die in haar klas gezeten hebben. Zo kijkt een uiltje heel boos, ‘zo keek John ook altijd.’ De brief is op momenten hilarisch, maar daardoor ook schrijnend. Claudine hield van pasta en westerns. Daarom draait Herman ‘Once upon a time in the West’ van Ennio Morricone. Het personage gaat opzij staan en kijkt bijna vanuit de coulissen treurig en verlaten toe. Het is een van de beklijvende beelden in de voorstelling.

Bruno Vanden Broecke kennen we onder andere van zijn sterke solo’s Missie (2007) en Para (2016), en ook nu weet hij heel naturel zijn verhaal te brengen. Nervositeit en boosheid wisselen af met gevoelens van onmacht, af en toe met pogingen tot relativering. Zijn verhaal is knap opgebouwd met details, anekdotes, gevoeligheden, twijfels, bedenkingen.

Deze keer krijgt Vanden Broecke weerwoord van Valentijn Dhaenens als robot Jonathan. Ook Dhaenens is een crack van een acteur, en ook heel sterk in monologen – denk aan de DegrotemonD (2009) en DeKleineOorloG (2014). Twintig jaar is het geleden (bij de oprichting van SkaGeN) dat deze Vlaamse topacteurs samen op de planken hebben gestaan. Ze hebben de pandemie en lockdown aangegrepen om samen een stuk te schrijven, te maken en te spelen onder de vleugels van KVS. Vonden de eerste voorstellingen nog buiten voor de muren van het KVS-gebouw plaats, nu mag het al binnen, met afstand tussen de toeschouwers en met mondmaskertjes. ‘Het zijn rare omstandigheden’, is dan ook het eerste wat Herman bij de verwelkoming zegt.

Dhaenens brengt zijn robotpersonage met monotone stem, maar toch niet helemaal machinaal. Hij weet er een menselijke ondertoon in aan te brengen, en dat vooral door de ingebouwde stiltes en af en toe een heel flauw glimlachje. ‘Indien ik u op de een of andere manier gekwetst heb, wil ik dat u weet dat het nooit mijn bedoeling is geweest. Ik zal deze info categoriseren en proberen u hiermee niet meer te kwetsen’, moet hij herhaaldelijk zeggen als hij weer eens in de ogen van Herman te ver gaat in zijn mededelingen over Claudine en over hemzelf.

Jonathan was dan wel haar ’toybot’ (heeft u ‘m?), maar als robot beschikt hij natuurlijk via de nodige algoritmes over heel wat data van de persoon waarvoor hij zorgt. Die vertelt hij dan ook, weliswaar voorzichtig en met de nodige geprogrammeerde waarschuwingen, heel nuchter en sec, maar daardoor komen ze toch wel over als een vorm van onschuldig leedvermaak. Dat werkt als een rode lap op Herman. Op een afscheid moet alleen een positief beeld van de overledene geschetst worden, vindt hij, en er moet zeker geen vuile was worden buiten gehangen. Niet over zijn moeder, niet over de vader, blijkbaar een agressieve alcoholist, en zeker niet over hem, de relationeel onbekwame en mislukte loser van een zoon. Het wordt nog erger als blijkt dat Jonathan ook opnames van de stem van Claudine in zich heeft opgeslagen en die kan afspelen. Een hilarische wending pakt de toeschouwer bij de lurven.

In deze soms hilarische maar steeds schurende productie brengen de twee acteurs hun personages knap tot leven. Ze weten de toeschouwers constant te boeien. Met geestigheden en diepzinnige overpeinzingen weten ze te amuseren, te verbijsteren en te ontroeren. Kunnen machines meeleven, meelijden, helpen, rouwen, zorg vervangen? Verzachten ze de existentiële eenzaamheid van de mens of versterken ze die? Tevens is de productie ook een blijk van meeleven met alle covid-19-doden die in eenzaamheid zijn gestorven, en met alle nabestaanden die in eenzaamheid machteloos waren.