Met zijn stuk Mouchette (1990) over de relatie tussen twee wat marginale figuren – een jong meisje dat te vroeg volwassen is en een wat oudere kerel met een twijfelachtig verleden – brak de Vlaamse theatermaker Arne Sierens door bij het grote publiek. Terugkijkend behoort Mouchette tot die voorstellingen die iconisch zijn voor de vernieuwing van het Vlaamse theater in de jaren tachtig. Wie de originele voorstelling, in een regie van Johan de Hollander, gezien heeft, herinnert zich ongetwijfeld de uitgelaten scène waarin ‘Summer in the City’ (1967) van The Lovin’ Spoonful door de luidsprekers knalt!

Het taalgebruik, de personages en de sociale gevoeligheid van Sierens zijn diep verankerd in de buurt waar hij opgroeide. Wat Rimini is voor Fellini en Little Italy voor Martin Scorsese is ‘De Brugse Poort’, een arbeiderswijk aan de westkant van Gent, voor Arne Sierens: ‘een plek waar de condition humaine zichtbaar wordt. Er wonen geen goden, maar sukkelaars; je ziet er geen tragedies, maar melodrama’s. Daarom gaan de personages in mijn stukken niet gebukt onder het Noodlot, maar onder noodlottigheid: het toevallig samengaan van factoren waar ze geen greep op hebben’, aldus de schrijver in een interview.

Voor Mouchette liet Arne Sierens zich inspireren door de gelijknamige film van de Franse cineast Robert Bresson uit 1967, waarvan het script op zijn beurt gebaseerd is op de roman Nouvelle histoire de Mouchette (1937) van de Frans schrijver Georges Bernanos. Zowel de roman als de film gaan over een veertienjarig meisje dat in miserabele omstandigheden leeft, vernederd en verkracht wordt en uiteindelijk zelfmoord pleegt. De roman en de film zijn diep spiritueel en handelen over goed en kwaad, lijden en verlossing.

Het werk van Bernanos en Bresson getuigen van grote bewondering voor de kracht van de zwakkeren in de samenleving, ook al gaan ze ten onder. Ook het werk van Sierens heeft die sociaal-realistische onderstroom, maar hij ziet zijn volkse figuren minder als slachtoffers dan wel als de helden van hun eigen bestaan. Sierens geloof in de vitale krachten van de volkse mens is groot. Zijn ingrijpende herschrijving van Mouchette is daar een mooi voorbeeld van. Zijn versie is geen spirituele meditatie over pijn en verlossing, maar een celebratie van de levenslust en de overlevingsdrift van de gewone man en vrouw in vaak miserabele omstandigheden.

Colette is een veertienjarig meisje zonder vader en met een zieke bedlegerige moeder, dat voor het huishouden en haar kleine zusje (haar eigen dochtertje?) zorgt zodat de buitenwereld niet ziet wat er werkelijk aan de hand is. Ze liegt voortdurend over waar haar moeder is en spijbelt veel waardoor ze het slecht doet op school. Tegelijk is ze ook een puber, maakt ruzie met haar jaloerse vriendinnen en wil absoluut een mooi jurkje om naar het schoolbal te gaan.

Om te overleven bouwt ze een fantasiewereld uit met haar pop Quichot waardoorheen al haar dagelijkse ellende voor de lezer (en het publiek) zichtbaar wordt:

Ge hebt mij vergeten zeggen dat ‘k een tuuter moest kopen voor ‘t kindje! Ne! ‘t Is proper, ‘t Zal nu niet kunnen slapen vannacht. Ja, jank maar. ‘k Ben heel kwaad op u. Sa, maar wat riek ik hier toch?? ‘K zal nekeer gaan kijken in de keuken. Wat is dat? Mmmmm. ‘t Is verse soep! Hebt gij die gemaakt? En heel de afwas gedaan! Al de casserollen, en de borden! Amaai, ik kan er mijn gezicht in zien.

Colette kruist het pad van Arsène, een wat verlopen oudere kerel, met een lang gevangenisverleden, die door zijn vrouw verlaten is. Hoewel er zeker bij momenten onderhuids iets onaanvaardbaar broeierigs is tussen Arsène en Colette, komt het niet tot het brutale seksuele geweld van de roman en de film. Ze vinden elkaar in hun eenzaamheid en hun al dan niet ontmaskerde leugens over zichzelf. Hoewel het stuk eindigt op een positieve noot – Mouchette krijgt hulp en Arsènes vrouw keert terug – is Mouchette niet in de eerste plaats een lineair drama. Het is een afwisseling van dialogen en innerlijke monologen die zich allen afspelen in een huiskamersetting. Ze tonen de personages met veel mededogen in hun dagelijkse pogingen om te overleven.

Op het eerste zicht is Mouchette een sociaal-realistisch verhaal. De dialectische taal, de personages en hun achtergrond lijken daarop te wijzen. Toch is er meer aan de hand met de drama’s van Sierens. Hijzelf spreekt van een ‘transcendentaal realisme’, een term die hij ontleent aan een boek van Paul Schrader over onder anderen Bresson en de Japanse regisseur Ozu. Het gaat om een stilering van de realiteit, om het kiezen van de juiste details uit de werkelijkheid die in de transcendentale stijl een rituele kwaliteit krijgen. In Mouchette is dat bijvoorbeeld een flamencojurk in zijn verschillende varianten: de jurk die Mouchette wanhopig zelf probeert te naaien, de fantasiejurk die haar vader haar vanuit Spanje zou sturen en de jurk die Arsène uiteindelijk voor haar koopt en waarmee ze haar vriendinnen wil aftroeven.

Die spanning tussen realisme en formalisme wordt heel duidelijk in Sierens’ taal. Die voedt zich aan de beeldenrijkdom, de uitdrukkingen en zegswijzen, de ritmes en de muziek van de volkstaal, maar is toch een kunsttaal die hem ver houdt van ieder oppervlakkig naturalisme en anekdotische psychologie. De ogenschijnlijke spontaniteit van Sierens’ taal verdoezelt in vele gevallen zijn literaire inspiratie. De meeste van zijn teksten komen tot stand in confrontatie met andere teksten uit de wereldliteratuur. Ook dit geeft zijn werk haast ongemerkt een bredere dimensie.

Sierens slaagt erin van de twee personages een ‘cluster’ van archetypes te maken. Ieder personage herbergt in zich talrijke andere personages. Zo is Colette poppenmoedertje, onvolwassen huisvrouw, ongehuwde moeder, minnares, flamboyante flamencodanseres, spijbelend schoolkind en brutale puber. Arsène is halve gare, misdadiger, mislukte echtgenoot, verleider, voyeur, minnaar, vreemdeling en vervangingsvader. Ondanks al deze rollen blijven ze opgesloten in hun eigen universum, in hun eigen fantasieën en leugens om te kunnen overleven. Colette en Arsène zijn twee sterke personages: zwaar getackeld door het leven, agressief, maar ook ontwapenend en breekbaar. Sierens schrijft kronieken van de naamlozen, verhalen van kleine mensen die vanuit hun underdog-rol de wereld proberen te beheersen en te bezweren.

Mouchette is na drie decennia nog steeds een dramatisch pareltje en een van de beste stukken van Sierens: gebald, poëtisch, suggestief, ontroerend, hard, triest en tegelijk vol levenslust.