Net zoals de Griekse en de Shakespeariaanse tragedies onuitputtelijke inspiratiebronnen zijn voor het volwassenentheater, zijn sprookjes dat voor het kindertheater. De archetypische situaties en personages van beide genres zitten daar wellicht voor iets tussen. Maar het kan natuurlijk ook omgekeerd: een tragedie kan de inspiratie vormen voor een kindervoorstelling en een sprookje is niet noodzakelijk een kinderverhaal.

Theaterauteur Don Duyns vermengt het allemaal. Met Hamlet de familievøørstelling (2018) nam hij de tragedie der tragedies als uitgangspunt voor een familievoorstelling en in Repelsteeltje en de blinde prinses (2019) mixt hij het bekende gelijknamige sprookje uit de verzameling volksverhalen van de gebroeders Grimm met wat je een modern Nederlands sprookje zou kunnen noemen: de zogenaamde Greet Hofmans-affaire. 

De Greet Hofmans-affaire heeft uiterlijk alles van een sprookjesverhaal: het speelt zich af aan het hof, met in de hoofdrollen een koningin, een prins, een ziek prinsesje, een boze schoonmoeder en een tovenares die voor tweedracht in de familie zorgt. Maar in tegenstelling tot het ‘authentieke’ sprookje – ‘er was eens …’ – is de Greet Hofmans-affaire echt gebeurd en duidelijk in de tijd gesitueerd.

Greet Hofmans, een alternatieve genezeres en handoplegster, werd in 1948 door Prins Bernhard bij zijn vrouw, koningin Juliana, geïntroduceerd als een mogelijke hulp bij de behandeling van de ongeneeslijke oogziekte van hun dochter, prinses Marijke (de latere prinses Christina). Greet Hofmans werd snel een vaste waarde aan het hof. In de loop van de daaropvolgende jaren nam haar invloed op Juliana toe. Het koninklijke echtpaar, dat door de buitenechtelijke avontuurtjes van prins Bernhard al erg onder druk stond, groeide verder uit elkaar.

In 1951 gaf de moeder van prins Bernhard, prinses Armgard, te kennen dat ze in Nederland wilde komen wonen. Dat stuitte op veel verzet bij Wilhelmina, de moeder van Juliana, die zo kort na de Tweede Wereldoorlog liever geen Duitse prinses naar Nederland zag komen. Bovendien vond Juliana dat Bernhard te veel onder de invloed van zijn moeder stond. Bernhard en Armgard op hun beurt zagen in dit verzet de hand van Greet Hofmans. De gemoederen raakten zo verhit dat er op een bepaald ogenblik sprake was van een mogelijke scheiding van het koninklijke paar.

Ook Hofmans’ pacifistische ideeën werden in het klimaat van de Koude Oorlog door een inmiddels gealarmeerde Bernard niet gesmaakt. Hij lekte een en ander naar de pers, zou hij later zelf toegeven, en in 1956 verscheen in het Duitse weekblad Der Spiegel een ophefmakend artikel waarin Greet Hofmans vergeleken werd met Raspoetin, de monnik en gebedsgenezer die het Russische Tsaristische hof tijdens de eerste Wereldoorlog in zijn greep had. De ‘affaire Hofmans’ was een feit en zorgde voor heel wat politieke deining en publieke ophef. Er werd een onderzoekscommissie ingesteld. Het onmiddellijke gevolg was dat Greet Hofmans van Paleis Soestdijk werd verwijderd en dat zowel de prins als de koningin transparanter moesten zijn over hun contacten met buitenstaanders. Tot hier het moderne sprookje.

Het ‘echte’ sprookje dan. Er was eens… een molenaar met een dochter op wie hij zo trots is dat hij voortdurend over haar zegt dat ze alles kan. Op een bepaalde dag laat hij zich zelfs ontvallen dat ze goud kan spinnen uit stro. Als de koning dit hoort, eist hij dat ze dit voor hem doet. Ze wordt opgesloten in een kamer met stro en krijgt één nacht de tijd. Als ze niet slaagt, dan wordt ze gedood. Die nacht komt er een mannetje langs dat haar belooft te helpen in ruil voor haar halsketting. Het mannetje zal dan voor haar het goud uit stro spinnen. Als de koning de volgende morgen het goud ziet, wil hij echter meer, en het mannetje komt nog een keer terug. Ditmaal vraagt hij de ring van het meisje. De derde keer vraagt hij als wederdienst haar eerstgeboren kind. In haar wanhoop belooft het meisje ook dat.

De koning is zo blij met al het goud dat hij besluit met het meisje te trouwen. Na een jaar wordt er een kind geboren en komt het mannetje de baby opeisen. De koningin biedt hem al haar rijkdom aan, als ze haar kind maar mag houden. Ze is erg verdrietig, waarop het mannetje zegt dat hij van het kind afziet als zij kan raden hoe hij heet. De koningin laat hierop alle namen verzamelen die ze maar kan vinden, van gebruikelijke tot ongebruikelijke, maar geen van deze namen blijkt die van het mannetje te zijn. Diens naam wordt alsnog bekend als iemand op een nacht het mannetje in het bos bij een vuur ziet dansen, terwijl hij al zingend zijn naam verklapt: Repelsteeltje. De voorbijganger vertelt wat hij heeft gehoord aan de koningin. Als de koningin de volgende dag de juiste naam van het mannetje raadt, stampt Repelsteeltje woedend op de grond en zakt half weg, waarna hij zichzelf in tweeën scheurt.

Alle feiten moesten even in herinnering worden gebracht om te kunnen zien hoe Duyns de twee verhalen in elkaar schuift en wat dat dan oplevert. Duyns noemt zichzelf niet onterecht ‘de bouwvakker onder de schrijvers’. Van beide verhalen is uiteraard de Hofmans-affaire het meest controversieel. Ze maakt deel uit van de Nederlandse nationale geschiedenis. Don Duyns gebruikt Repelsteeltje als een matrix om zijn visie op de affaire te vertellen. Wat onmiddellijk opvalt, is dat hij zowel het sprookje als de historische feiten in grote lijnen volgt. Een tweede in het oog springend kenmerk is de grote bezetting. Niet minder dan vijfentwintig personages treden op, waarvan een aantal eenmalig. Daarnaast is er nog een grote groep kinderen in verschillende rollen: van Tiroler Lederhosen-kindjes over varkentjes en herten tot Europese prinsessen in gala.

Het verhaal speelt zich af op maar liefst vijf verschillende locaties en wordt doorspekt met hilarische liedjes op de melodieën van bekende Duitstalige hits – een vette knipoog naar de Duitse afkomst van prins Bernhard van Lippe-Biesterfeld: van Sonne van Rammstein tot 99 Luftballons van Nena, en van Rock me Amadeus van Falco tot Festival der Liebe van Jürgen Marcus. De tekst vraagt dus om het uitgebreide theatrale dispositief van een musical. Als jaarlijkse familievoorstelling van Theater Rotterdam in een regie van Pieter Kramer heeft Repelsteeltje en de blinde prinses dat dispositief ook gekregen. Het duo Pieter Kramer/Don Duyns tekende jarenlang – en met succes – voor deze formule in Rotterdam.       

Maar laten we terugkeren naar de tekst zelf. Don Duyns creëert drie gezinnen en geeft ze ieder een eigen familiaal probleem. Er is de wereld van het hof met koningin Juliana, prins Bernhard, het blinde prinsesje Marijke, lakei Ronald die allerlei klusjes voor Bernhard moet opknappen, Greet Hofmans en een aantal hofdames. Het is duidelijk een disfunctionele familie. De koningin en de prins leiden een eigen leven. Juliana houdt zich vast aan haar spirituele gids Greet Hofmans en prins Bernhard – gefrustreerd dat hij geen koning is en onvoldoende financiële toelagen krijgt – doet niet liever dan met zijn vrienden te gaan jagen, op herten en op vrouwen. De koningin en de prins vechten om invloed op hun enig kind, het blinde prinsesje Marijke. Hier wijkt Duyns uiteraard af van de feiten. Hij maakt de familie kleiner en vergroot daardoor het dramatische conflict. Mutti, prinses Armgard, blijft aanvankelijk op de achtergrond, maar mengt zich steeds intenser in de familieaangelegenheden op het paleis.    

Aan het andere uiteinde van het sociale spectrum, is er de arme varkensboer Joost die graag opschept over zijn dochter Sterre, een wat onschuldig meisje met niet erg concrete dromen van een ander leven. Tenslotte is er Repelsteeltje. Bij Duyns is hij niet langer een kwaadaardig mannetje, maar de echtgenoot van Karla Karbonkel. Ook zij zijn arm. Ze worden in het stuk door een deurwaarder uit hun ondergrondse hol gezet. Repelsteeltje kan zijn bijzondere gave – van stro goud spinnen – immers alleen maar gebruiken om anderen, niet om zichzelf, te helpen. Karla kan geen kinderen krijgen, maar wil er graag eentje hebben. Repelsteeltje belooft haar dat het in orde zal komen… 

De dynamiek van het stuk wordt bepaald door de ontmoetingen en de wrijvingen tussen deze verschillende werelden. Bij een wandeling komen lakei Ronald, Marijke en Juliana, die het lot van de gewone man wil lenigen met limonade, bij Joost en zijn dochter Sterre. In zijn enthousiasme vertelt Joost over de bijzondere gave van zijn dochter – dat ze goud kan spinnen uit stro. Lakei Ronald brieft dat over aan prins Bernhard die door zijn levensstijl permanent in financiële nood zit. Ronald dwingt Sterre om goud te spinnen op straffe van de doodstraf. Duyns volgt het verloop van het sprookje. De prins, één en al charme, verleidt Sterre en maakt haar zwanger. En dat is nu precies wat Repelsteeltje voor zijn vrouw Karla wil: een baby…

Het eigentijdse en grappige zit vaak in het detail. Zo is Repelsteeltje erg gesteld op zijn ‘privacy’ en vreest hij een ‘identity theft’. Daarom wil hij dat niemand zijn naam kent, al zegt hij hem in de eerste scène al tegen het hele publiek! En geen toeval natuurlijk dat de rokkenjager prins Bernhard uiteindelijk in een rokje eindigt. Oude uitdrukkingen als ‘Jezus mina’ en ‘drommels’ staan naast nieuwe als  ‘read my lips’, ‘chillen’ en ‘attitude’. Veel van de humor en de charme van de tekst zit in de verschuivingen tussen deze soorten van talen. Ook in het Duitse accent van prins Bernhard kan Duyns zich laten gaan. Voeg daarbij nog de hilarische liedjesteksten op bekende schlager- en popmelodieën en het taalfeest is compleet. Er zitten veel knipoogjes in het stuk – zoals bijvoorbeeld naar de Lockheed-affaire – die alleen de volwassenen zullen begrijpen, maar het zijn uiteindelijk de archetypes die het stuk dragen en die zijn leesbaar voor iedereen. 

Het zal niemand verwonderen dat het in dit tijdsgewricht om sterke vrouwen gaat. Greet Hofmans, tante Greet, komt er in dit stuk helemaal niet zo slecht uit. Ze wordt door prins Bernhard bespot en ze heeft zo haar eigen vreemde genezingsmethodes, maar haar intenties zijn zuiver: ze wil het blinde prinsesje helpen zelfstandig te worden. En daar slaagt ze ook in: als Juliana afstand doet van haar troon, wordt prinses Marijke op het einde van het stuk tot koningin Christina gekroond.

De boosdoeners zijn prins Bernhard en vooral mutti, zijn moeder. Zij heeft er alles voor over – zelfs het vergiftigen van de koningin – om haar zoon op de troon te krijgen. Ze gaat zover dat zelfs haar zoon zich op het einde tegen haar keert en opnieuw voor zijn vrouw kiest. Daar is het echter te laat voor want Juliana is inmiddels gevallen voor de natuurlijke charmes van Joost de varkenshoeder.  

In het laatste bedrijf gaat het erg snel. Te snel. De gebeurtenissen stapelen zich wat al te snel op. De knoop moet immers ontknoopt worden om tot een goede afloop te komen. Wat eind goed al goed! Het toneelstuk loopt beter af dan het sprookje en dan de realiteit. In het sprookje kan de dochter van de molenaar haar kind behouden, maar zakt Repelsteeltje in de grond en scheurt zichzelf in twee. Dat probeert hij ook in het stuk, maar het lukt hem niet. Het is Greet Hofman die hem met zijn woede confronteert: ‘Waar komt die woede vandaan, kleine man? Heb je daar weleens over nagedacht? Hoe kom je zo gestrest, zo vreselijk opgefokt, zo op de rand van een burn-out?’ Ook Karla Karbonkel komt tot een eigentijds inzicht: ‘Ik wil niet meer meer. (…) ik heb genoeg aan genoeg. Aan jou. Aan ons. Sorry allemaal, het komt door mij. Ik heb mijn man ertoe aangezet zo ver te gaan.’ Omdat Sterre haar kind mag houden, stelt zij Repelsteeltje en Karla aan als pleegouders en van koningin Juliana mogen ze in het paleis komen wonen omdat ze inmiddels uit hun hol zijn gezet.

De boosdoeners worden gestraft. Niet Greet Hofman, maar mutti wordt van het paleis verwijderd. En prins Bernhard? Hij moet voortaan het paleis schrobben en dweilen, in een schortje en met blote billen. Op het einde lopen de verschillende werelden volledig in elkaar over: Juliana trouwt met de varkenshoeder en Repelsteeltje en Karla trekken in op het paleis. Die inclusieve en solidaire boodschap brengt ook koningin Christina in haar eerste officiële speech:

Welkom, lieve biggetjes. Zoals ik zei, koningin word je nooit alleen. Daar heb je de hulp van een hoop mensen bij nodig. Allereerst: bedankt lieve mama. En bedankt tante Greet. Wat willen wij voor land, voor Nederland? Nou, behept met een visuele beperking als wij zelf zijn, willen we een eerlijk land, een aardig land, een land met kansen voor iedereen. We willen een land waarin elke varkenshoeder, elke minister, elk dier en elke kabouter even belangrijk is. (wijst op mantel) dit is trouwens geen echt bont. Van dat land willen wij, koningin Christina, super graag de vorstin zijn. Hoera!

Het komt allemaal wat snel op het einde, maar inclusiviteit is de boodschap van dit stuk. Don Duyns heeft het thema niet vertaalt in etnisch-culturele termen – zoals je had kunnen verwachten – maar in sociale en fysieke termen (armoede en blindheid). Met de rehabilitatie van Greet Hofmans wordt ook een pleidooi gehouden voor een liefdevolle (en misschien zelfs spirituele) manier van samenleven in tegenstelling tot het winstbejag en de goedkope avontuurtjes waar Bernhard symbool voor staat. Maar alles natuurlijk ingepakt met de kleurrijke strik van amusement voor de hele familie. Repelsteeltje en de blinde prinses maakt gebruik van beproefde middelen – stevige en speelse rollen, een snelle plot vol wendingen, woordgrapjes en situatiehumor, knipoogjes naar de actualiteit én naar het publiek, … en doet dat op een intelligente en ambachtelijke manier. 

Repelsteeltje. En de blinde prinses 8+ van Don Duyns is uitgegeven door ITFB, 2019, paperback, 166 p. Lees hier onze recensie van de opvoering door Theater Rotterdam.