In de afgelopen vijftig jaar is Actie Tomaat uitgegroeid tot een mythe, een markering en een canoniek begrip. Wie schreven de geschiedenis van Tomaat en hoe? Wat wordt verteld en wat wordt verzwegen? Met welke agenda gaan de historici en journalisten te werk? En is Actie Tomaat nou water of vuur?

Inleiding
Op 10 oktober 1969 staat op de voorpagina van De Tijd een kort bericht. Naast het hoofdartikel ‘Britse Conservatieven willen doodstraf terug; enthousiasme voor Europa taant’, en ingeklemd tussen ‘Lichaam zonder hoofd gevonden’ en een advertentie voor bier ‘Carlsberg, the glorious beer of Copenhagen’ staat een bericht van de verslaggever Amsterdam: ‘In Stadsschouwburg: Leerlingen van toneelschool gooien tomaten’.
‘Zes leerlingen van de Amsterdamse toneelschool hebben aan het slot van de voorstelling van De Storm van Shakespeare het toneel met tomaten bekogeld. Zij deden dit niet uit protest tegen het spel van de acteurs van de Nederlandse Comedie, maar uit protest tegen het toneelbeleid in Nederland in het algemeen. In een discussie na de voorstelling zeiden de agerende jongeren tegen de Comedie-spelers Wim Kouwenhoven en Cor van Rijn dat zij tot hun actie waren gekomen in navolging van hun protesterende kunstbroeders van de BBK. De directeur van de Ned. Comedie, de heer Oster, neemt de zaak heel licht op. “Dit was een beetje kindergedoe. De bezoekers hebben niet meegedaan. Ik wou dat bezoekers zich over deze zaken zouden opwinden, dan waren we een heel eind verder. Er moet iets veranderen aan het toneelbeleid. Daar wachten we al jaren op. Misschien moet de Stadsschouwburg eens bezet worden”.’ Ook andere dagbladen – Het Parool, het Algemeen Handelsblad en de Volkskrant – besteden in kleine berichten aandacht aan het incident.
Vanaf dat moment is de pers nooit meer opgehouden over Aktie Tomaat te schrijven. Het werd een belangrijke, niet te vermijden stepping stone in het grote verhaal van het unieke Nederlandse theaterlandschap, met zijn vele kleine productiekernen, geëmancipeerde toneelspelers, open subsidiestromen, heftige voorkeur voor vernieuwing, innovatie en jeugd, en een desintresse in het onderhouden van een canon van (Nederlands) repertoire.
Anja Krans schrijft in de inleiding van Vertraagd effect (2005), de meest recente geschiedschrijving van het Nederlandse theaterlandschap:
‘Om de geschiedenis van het hedendaags theater te beschrijven, moeten we terug naar de jaren zeventig van de vorige eeuw, waarin een aantal ingrijpende veranderingen plaatsvond in de maatschappij en in het theater, en dat daarom als startpunt kan dienen voor dit boek. We schrijven het jaar van Aktie Tomaat – het markeringspunt dat met terugwerkende kracht de veroorzaker en de katalysator blijkt te zijn van grootse veranderingen in het theater.’

Als Simon van den Berg in 2017 door The Financial Times wordt gevraagd het werk van Ivo van Hove te contextualiseren zegt hij:
‘Here culture is either progressive, or it isn’t there at all. Indeed, Toneelgroep Amsterdam’s success can be seen in the context of recent Dutch theatre history. The cultural landscape underwent a transformation in the late 1960s, sparked by the pleasingly named Aktie Tomaat (Tomato Action): a revolt by theatre students, who began throwing tomatoes during a conventional performance of The Tempest. That ultimately led to a revolution in theatre practice, one that shifted the focus from big ensembles to small-scale, progressive and site-specific collectives. Van Hove’s skill has been in transforming the practices learned in that arena for a bigger stage and for a wide national and international audience.’
Met die ingesleten, onvermijdelijke positie in het ‘verhaal van de Nederlandse podiumkunsten’, groeit consequent ook het verzet tegen de perceptie en waardering van de Aktie:
‘Er zijn weinig theaterontwikkelingen aan te wijzen waarover zoveel onzin is beweerd als de Aktie Tomaat, zelfs tot op de dag van vandaag.’ (toneelleider Egbert van Paridon)
‘Tomaten komen niet uit de lucht vallen, ze groeien van onderop: toneelvernieuwing was er lang voor Tomaat.’ (dramaturg Nan van Houte)
‘Ik zeg wel eens, die Tomaat is een vuurpijl geweest, die evenveel mensen verlicht als verblind heeft. Heb jij iets van een grote revolutie gemerkt? Hans Tiemeijer en ik speelden jaren terug al op scholen en fabrieken. Je mag Tomaat ook nooit heilig verklaren. Het toneel heeft geen behoefte aan heiligen.’ (acteur Bernard Droog van Toneelgroep Theater)
‘Het wordt tijd dat de mythe van de Actie Tomaat eens wordt doorgeprikt.’ (Arthur Sonnen, zelf ooit tomatist)

Dit artikel geeft een uitgebreid, zij het volstrekt niet uitputtend overzicht van dat voortleven van de Aktie Tomaat. Welke auteurs hebben Tomaat beschreven? Hoe hebben ze over Tomaat geschreven? In welke context hebben ze de actie geplaatst en gebruikt? Bij welk groter verhaal wordt Aktie Tomaat ingelijfd? Wie en wat hoorde ‘erbij’? Wat wilden de tomatisten? De non-hiërarchische en rizomatische organisatie was al tijdens het bestaan van Aktiegroep Tomaat moeilijk vast te leggen. Dat heeft de geschiedschrijvers, die niet zelden zelf nog een positie in de actie hadden, veel ruimte gegeven voor het toevoegen van eigen kleur, selecteren en misschien zelfs wegpoetsen.
De Aktie is een veelkleurige jas die een ieder heeft kunnen aantrekken; een aanleiding voor het herhalen van politieke voornemens, een verklaring van gaten of bochten in carrières, de schuldige in tragische levenslopen, een verklaring voor afnemende publieksaantallen en het ontbreken van een echte toneelcultuur.
Een geschiedenis van Tomaat-publicaties is een geschiedenis van wie de touwtjes in handen heeft bij de reflectie op het Nederlands theater.

1974 De kranten – Tomaat wordt een blijvende bron van nieuws
De Nederlandse pers had er in 1969 een mooie kluif aan. Hoe al die acties te volgen en te duiden (meer dan 25 interventies!), plus nog de stroom van (pers)-verklaringen, interviews en pamfletten van de actiegroep zelf? Die groep heeft nauwe relaties met de pers, dus iedereen zit dicht bij het vuur. Om er een paar te noemen: Rob Erenstein schrijft kritieken voor het Algemeen Handelsblad, Mieke Kolk schrijft voor Elsevier, tomaatprofeet Guus Rekers was criticus voor De Groene Amsterdammer en Volkskrant-journalist Paul Beugels is de schrijver van het achtergehouden Witboek. De landelijke pers is dus méér dan geïnformeerd over de materie. Dag- en weekbladen investeren flink in het onderwerp Tomaat, en eenmaal zo diep betrokken, blijven ze de stand van zaken volgen met follow-ups en terugblikken.
Vijf jaar na Tomaat, in 1974, is het ook dan ook de dagbladpers die de eerste retrospectieven organiseert. In augustus en september publiceert Jan Paul Bresser, kunstredacteur van de Volkskrant, onder de samenvattende titel ‘Het toneel vijf jaar na tomaat’ een analyse van de toneelsituatie. Hoe verhoudt die zich tot ‘het krakeel’ van vijf jaar eerder?

Het toneel vijf jaar na tomaat
De serie bestaat uit acht lange artikelen in de zaterdagkrant, die steeds meer lijken uit te zoomen. Het eerste stuk is een gesprek met de opponenten van destijds: Guus Rekers, in ’69 tomatist, in ’74 dramaturg bij het Publiekstheater, en Han Bentz van den Berg, voormalig artistiek directeur van de Nederlandse Comedie en dan acteur en regisseur bij Centrum, worden los van elkaar geïnterviewd over de Aktie.
In het tweede artikel werpen Bernard Droog en Wim de Rooij licht op de beleving van Tomaat in het theaterveld buiten Amsterdam.
De nieuwe generatie komt aan het woord in de personen van Marjon Brandsma en Rense Royaards over onder meer het Werkteater en Baal. Daarna wordt onder anderen ‘nieuwe’ vrije producent André van den Heuvel gevraagd zijn positie te verduidelijken, die ver verwijderd lijkt van alle beleids- en engagementgesprekken.
Met een stuk over de toekomstige overbodigheid van schouwburgen in deze nieuwe toneeltijden en een gesprek waarin minister Van Doorn van CRM de belangrijkste uitgangspunten van de nieuwe discussienota Nederlands Toneel presenteert, wordt de serie afgesloten. De gehele reeks is ook als overdruk in de verkoop; voor 3,50 gulden kan de losse knalrode brochure worden opgestuurd.

De gesprekken hebben gaandeweg de serie steeds minder met Aktie Tomaat te maken en gaan steeds meer over de toekomst van het theater, om uit te monden in concrete beleidsvoorstellen van het Ministerie.
Als eerste valt op dat de invloed van de actie wordt gerelativeerd en wordt beschreven als vooral een interne kwestie van het theaterveld. Er wordt benadrukt dat er nu nieuwe tijden zijn aangebroken en dat die nieuwe tijden al eerder dan de Aktie waren begonnen. De Aktie is ‘een behoorlijk natte scheet geweest’ en ‘heeft niks concreets’ of duidelijks uitgehaald, het was vijf jaar geleden veel gedoe om niks.
Bresser zegt in de inleiding van zijn serie dat het is ‘of de ondergang van de Nederlandse Comedie veroorzaakt door de Aktiegroep Tomaat inderdaad niet veel meer is geweest dan “een zandfortje dat bezweken is onder een ebgolfje”, zoals Anton Koolhaas het destijds plastisch heeft uitgedrukt.’
De acties worden ‘Amsterdamse incidenten’ genoemd. Volgens Guus Oster moest ‘in deze tijd van oproer het toneel ook eens aan de beurt komen.’
Velen houden nog een slag om de arm als het gaat om duiding en analyse en zijn wel heel voorzichtig met uitspraken over de betekenis van Aktie Tomaat. Het is een pijnlijk, misschien zelfs gênant onderwerp. Han Bentz van den Berg: ‘Ik vind het zelfs vandaag nog steeds moeilijk om over situatie en werk toen bij de Nederlandse Comedie te praten. Ik ben misschien nog steeds niet aan een analyse toe. En dat heeft meer met mijzelf te maken dan met Aktie Tomaat. Het was een persoonlijke zaak en daar wil ik liever niet over praten.’
Als iemand zich aan analyse waagt, dan vooral zelfanalyse. Guus Rekers zegt: ‘Ik geloof dat wij vooral doodmisselijk waren omdat werkelijk begaafde mensen zo vrijblijvend toneel aan het maken waren. In mijn grenzeloze naïviteit dacht ik vijf jaar terug: binnen een jaar kan de boel helemaal om. Ik was een geweldige doordrammer toen. Vandaag weet ik gelukkig beter.’
Tomaat wordt dus klein gehouden: een privéaangelegenheid, een gevoelskwestie, een interne, persoonlijke zaak. Marjon Brandsma: ‘Tomaat is het beste te omschrijven als een wens van toneelmensen: te willen spelen waar ze zin in hadden. (…) Ik herinner me de discussie onder toneelspelers in het Amsterdamse Universiteitstheater. Een verschrikkelijk klein kringetje eigenlijk. Iedereen kende iedereen. En iedereen was in feite afhankelijk van iedereen.’
De spelers van toen willen het er niet meer over hebben. Zij willen het, althans in de zaterdagbijlage van de Volkskrant, hebben over de toekomst en alle goede dingen die er op dat moment gebeuren.

Voor dat ‘verschrikkelijk kleine kringetje’ schrijft André Rutten, eveneens in 1974 in het vakblad Toneel Teatraal een drie pagina’s tellende terugblik getiteld ‘Het felle maar korte leven van de Aktie Tomaat’. Ook hij beschrijft de actie als iets dat hoorde bij de binnenwereld van het theaterveld: ‘Er werden wat tomaten gegooid en er werd lang gediscussieerd.’ Maar volgens hem was de Aktie geen natte scheet. ‘Het effect is groot: Toneelleven geschokt, de toneelspelers ontdaan en beangst.’ De actie ‘woedde’ in de Nederlandse schouwburgen. Hij wijst op een verschil in receptie van de actie door binnen- en buitenstaanders: ‘Buitenstaanders vonden de aktie: oppervlakkig, slecht doordacht, negatief, zonder een helder alternatief kwasi marxistische napraterij. Voor anderen, al voorzichtig bezig met veranderingen, fungeerde Tomaat als een stroomversnelling.’ Rutten ziet toch wel degelijk een kentering: ‘Het is niet aan de Aktie Tomaat te danken, dat het beeld van de Nederlandse toneelwereld van voor en na dat gedenkwaardige najaar van 1969 zo sterk verschillend is. Maar helemaal toevallig kan het niet geweest zijn.’ Over wat die invloed behelst, houdt Rutten zich op de vlakte: dat zou speculatief zijn.
Zijn artikel kijkt niet zozeer naar de toekomst alswel dat het terugblikt op de feitelijke sporen, tekenen en redenen van onvrede voordat er tomaten gegooid werden. De auteur put daarvoor uitgebreid uit het evaluatierapport van de actiegroep zelf. Hij constateert al het begin van het mystificeren: ‘Over de Aktie Tomaat wordt wel nog altijd geschreven en gesproken. Het is een begrip geworden voor de ommekeer die al duidelijk in lucht hing.’

In de jaren na Tomaat vliegen de grote sterren van de Nederlandse Comedie uit en gaan ze aan de slag in nieuwe werkgebieden. Werkgebieden in de buitenwereld van film en televisie. De toneelspelers worden naar aanleiding van hun nieuwe, vaak populaire producties gevraagd om hun persoonlijke visie op alles, en dus ook op Tomaat. Willem Nijholt maakt furore als Theo van Oudijck in het legendarische televisiespel De Stille Kracht (van Walter van der Kamp naar Couperus). Deze tv-serie wordt gevolgd door miljoenen kijkers en Nijholt wordt dat jaar door het AD uitgeroepen tot ‘mooiste man van Nederland’. In vele interviews wordt hij in de gelegenheid gesteld zijn perspectief op Aktie Tomaat te geven. Ook hij benadrukt verwarring en heeft het over de binnen- en buitenwereld van het theater.
‘Ik zelf ben ook geweldig in de war gebracht door Tomaat. Ik wist ook niet meer waar het naar toe moest met het toneel en ik weet het nóg niet. Wat ik wel weet, is dat ik geweldig ben afgeknapt op die activisten van Tomaat (…) Geloof me nou jongen, ik ken ze. Ik ken ze van binnenuit, jullie maken ze alleen van de buitenkant mee. Ze willen allemaal in de glitter staan. Daarvoor ga je aan het toneel. En niet om geëngageerd te zijn. Vergeet dat maar.’

‘Er is zó veel huichelarij zowel bij de mensen van het bestel als bij Aktie Tomaat. Ik heb al die ellenlange vergaderingen meegemaakt en al die tijd gebeurde er niets. Engagement? Een van de meest fervente was Josine van Dalsum, het achternichtje, lieve Letje. Wat is daarvan gekomen? Je kunt geen Telegraaf meer openslaan of je komt haar tegen.’ (De Tijd, 12-04-1974)

Josine van Dalsum speelt in diezelfde periode de simpele Let in Een mens van goede wil naar het boek van Gerard Walschap. Ook deze tv-serie weet miljoenen te ontroeren. Ze wordt in de pers aangesproken op haar werk voor de AVRO en het spelen in films en series. Is dat niet in tegenspraak met haar activistische verleden? Ze antwoordt dat de acties zich niet zozeer tegen het toneelbestel en het repertoire richtten maar dat het om de emancipatie van de acteur ging: ‘De actiegroep Tomaat heeft nooit ongenuanceerd geschreeuwd van: we moeten heel ander toneel en alles moet omver. Het ging ons veel meer om het gebrek aan inzet van de acteurs, die voor een goed salaris in dit gevestigd toneelinstituut zitten en zich verder nergens wat aan gelegen laten liggen, geen enkel engagement hebben, terwijl de hele wereld om hen heen verkankerd is. Tomaat wilde vooral de acteur zich bewust doen worden van zijn vak en van wat hij aan het doen is. Al mijn protesten zijn voortgekomen uit mijn liefde voor dat vak. Het zijn vooral de middelmatigen die het gesubsidieerd en veilig toneelinstituut gehandhaafd willen zien. De goeden zie je steeds meer in vrije produkties duiken.’

1979: De stencils van Deddes – Nieuwe instituten werken de boekhouding bij
‘Wie is Jan Kassies? Een boekhouder uit Deventer die van het vak toneel geen moer weet.’ Aldus Willem Nijholt in één van zijn interviews in 1974. Kassies is dan directeur van de Toneelschool, maar in 1979 is hij directeur van het Instituut voor onderzoek van het Nederlands Theater, later het Instituut voor Theateronderzoek en in de volksmond het Jan Kassies Instituut.
Doel van dit instituut is ‘het mogelijk maken van niet-produktiegerichte activiteiten op het gebied van het theater door middel van het verstrekken van subsidies’. De subsidies worden meestal verleend voor nieuwe Nederlandse toneelteksten, maar in 1979 geeft het Instituut opdracht voor een documentatieoverzicht van de Aktie Tomaat met een bijbehorend symposium. Het is een coproductie met het Holland Festival, waar Arthur Sonnen – eerder zelf lid van de analysegroep van Tomaat – net begonnen is als toneelprogrammeur.

Tomaat Documentatie; documentair verslag van een actie, 9 oktober 1969 tot 28 februari 1970, samengesteld door Ingrid Deddes

Dit ‘telefoonboek van Tomaat’ is de eerste monografie over de Aktie. Het boek bestaat uit meer dan driehonderd pagina’s stencils, ‘een zo volledig mogelijke, chronologisch geordende verzameling’ van geschreven documenten uit de feitelijke actieperiode.
Het is nog steeds de bronnenverzameling waarop iedereen die geïnteresseerd is in Tomaat teruggrijpt. Het geeft een chronologisch overzicht van alle gebeurtenissen met bijbehorende interne documenten en een uitvoerig persoverzicht.
Samenstelster Ingrid Deddes maakte gebruik van materiaal van de betrokken instituten: de Nederlandse Comedie, de Vereniging van Nederlandse Toneelgezelschappen en het Nederlands Theater Instituut en van de particuliere archieven van tomatisten Paul Binnerts, Rob Erenstein, Agnes Herpers, Lien Heyting, Laurens van der Maesen en van Arthur Sonnen – opdrachtgever, documentalist en onderwerp van de documentatie in één.
Voor de verschillende soorten documenten zijn verschillende kleuren papier gebruikt. Zalm voor krantenberichten en dag- en weekbladen, roze voor de pamfletten en persberichten door de Aktiegroep Tomaat, blauw voor verslagen en notulen, groen voor correspondentie tussen de instanties. Het is een indrukwekkende hoeveelheid papier en met al die kleuren ook echt mooi. Het was ook een kostbaar werk: het was voor 50 gulden te koop tijdens het colloquium van het Instituut en in de theaterboekhandel in de Stadsschouwburg Amsterdam.

Het vuistdikke boekwerk maakt in een keer duidelijk wat een ongelooflijk mediagenieke gebeurtenis Tomaat is geweest. En dan is Tomaat Documentatie nog niet eens compleet – blijkt uit een snelle vergelijking met online krantenarchief Delpher. Dat is vermoedelijk eerder te wijten aan de enorme hoeveelheid berichtgeving dan aan een vooringenomen selectie door de samenstellers.
In deze verzameling kunnen ook niet-ingewijden voor het eerst de zelfanalyse van de actiegroep Tomaat lezen, die de analysegroep in maart 1970 schrijft, de eerste analyse van binnenuit.
Dit document geeft prachtig de perspectieven binnen de groep weer. Vooral hun frustratie komt helder naar voren, zowel in het contact met de gezelschappen als in het onderlinge gesprek. De berichten in de pers vaak staan haaks op de opgetekende ervaringen van de groep.

In een verslag staat dat de eerste reacties op het tomaat gooien die van ‘onbegrip, woede en verbijstering’ zijn, maar dat de pers en de acteurs het framen als betekenisloos: ‘de pers die het afdeed als een schoorsteenbrandje, en de acteurs die het gooien van tomaten een folkloristisch verschijnsel noemden.’
Binnen de groep is er een kloof tussen waar de strategische situatie om vraagt en hoe de bijeenkomsten worden ervaren, zoals bijvoorbeeld bij de evaluatie van de discussie bij het Nieuw Rotterdams Toneel op 15 november:
‘Tomaat leed op alle fronten een nederlaag omdat zij niet duidelijk had weten te maken waar het om ging en omdat het voor haar standpunt ook nauwelijks steun vond bij het publiek. Dit werd echter door weinigen van Tomaat zo gevoeld.’
Of na een maandagavondbijeenkomst:
‘Er was een tendens tot verbroedering tussen akteurs en een groot deel van Tomaat. Pas later wist een zeer klein aantal leden van Tomaat, dat zich kennelijk bewust was van de situatie, anderen te overtuigen dat dit zou leiden tot een aanvaarding van de huidige situatie bij het toneel en dus tot een onmogelijkheid om ook maar iets te veranderen.’
Want na verloop van tijd willen de tomatisten geen veranderingen binnen het bestel, maar een totale afwijzing van de fundamenten van dat bestel. Of je van binnenuit iets kunt veranderen, of alleen van buitenaf, blijft een discussiepunt tussen betrokkenen. En meteen daarna de kwestie of Aktie Tomaat zelf nu positie inneemt binnen, danwel buiten.
Deze dialectiek speelt al in de kiem van de actie:
‘De tomaatgooiers behoorden niet tot de gevestigde toneelwereld, in die zin dat zij nog in opleiding waren en niet daadwerkelijk (wél mentaal en emotioneel natuurlijk) bij het toneel betrokken waren. Hun actie was dus vanaf het begin buitenparlementair, meer door omstandigheden, dan op grond van principes’, schrijft de analysegroep over de eerste weken van oktober 1969.

De analyse verraadt ook wat er allemaal níet in het documentatieoverzicht te vinden is. Zo wordt er gesproken over allerlei getouwtrek omtrent de voorzitter van de 1 novemberdiscussie, maar daarvan is geen weerslag opgenomen in de stukken. Net zomin zijn er bijvoorbeeld notulen van de maandagavondbijeenkomsten. Zo maakt de actiegroep zich – ironisch genoeg – schuldig aan hetgeen ze de Nederlandse Comedie en andere gezelschappen verwijt: een gebrek aan verslaglegging en transparantie.
De hele berg documentatie werd samengesteld als materiaal voor een symposium. Uitgangspunt was ‘de volgende vraagstelling: waar ging het om? Was deze actie alleen maar een symptoom van een crisis in het toneel, of ook van een meer algemene crisis, in en buiten Nederland in de jaren zestig? Wat zijn nu de knelpunten van het toneel? Hierbij wordt het subsidiebeleid buiten beschouwing gelaten, omdat daarover bij andere gelegenheden al wordt gesproken.’
De documenten zelf lijken daar niet direct op voor te bereiden. Het terugblikken op Tomaat wordt gecombineerd met het maken van een nieuwe inventarisatie van de problemen van het bestel. Terwijl de boekhouding van de actiegroep nog wordt opgemaakt, worden er al nieuwe openstaande posten gesignaleerd. Dat gebeurt niet alleen op dat symposium:
‘Om de huidige crisis in het politieke vormingstoneel te begrijpen moeten we volgens mij terug naar de tijd van de Aktie Tomaat. Die vormde het startpunt van een aantal nieuwe ontwikkelingen.’ (Gerben Hellinga in De Waarheid, 06-06-1979)
‘Ik vind dat de beuk in deze tijd moet. Na de Actie Tomaat is er wel wat gebeurd, maar we zijn op het punt dat er weer wat moet gebeuren.’ (Hans Dagelet in Het Parool, 1979)
‘Sinds de Actie Tomaat houden de gezelschappen zich bijna uitsluitend bezig met wat wel het grote toneel wordt genoemd, terwijl vele kleinere groepen zich richten op zg. grensverleggende en experimentele voorstellingen.’ (Paul Hellman in NRC Handelsblad, 29-12-79)
De beuk erin, nieuwe breuken, makers keren zich weer – of nog steeds – tegen het bestel. Tegelijkertijd proberen anderen duidelijk te maken dat de rekeningen allemaal voldaan zijn.
‘Na de actie tomaat kreeg de Nederlandstalige toneelschrijfkunst een nieuwe aansporing van de toneelwereld uit.’ (Dirkje Houtman in Trouw, 09-02-1979)
‘De theaterwereld heeft beslist geen tweede actie-Tomaat nodig: er is geen sprake van gezapigheid of zelfgenoegzaamheid. Integendeel, de hele zaak bruist van het leven als nooit tevoren en staat bol van de zelfkritiek.’ (Gerrit Korthals Altes in De Telegraaf,13-10-1979)
‘De „actie tomaat” haalde in het najaar van 1969 de boel nogal overhoop. Daarop ontstond er toch weer een nieuwe bloei, bescheiden eerst bij kleine groepen buiten de grote schouwburgen. Vervolgens kwamen ook de grote gezelschappen weer op adem voor zover zij niet ten onder gegaan waren. Maar toch was er een soort tweedeling ontstaan: het verrassende nieuwe verwachtte je in die kleine zalen. In de grote schouwburgen zag je min of meer intelligente, min of meer geslaagde pogingen tot vernieuwing van het oude.’ (André Rutten in Trouw, 23-06-1979)
Tomaat had van alles omgewoeld, en daardoor was de grond verbeterd, waardoor duizend bloemen konden bloeien. Dat was iets dat gevierd kon worden en waarove je ook een grap kon maken, blijkt uit een aankondiging van een forumdiscussie over het thema ‘Vorming door toneel: toneelvorming’ georganiseerd door het Nederlands Theater Instituut in Amsterdam.
‘Ook wordt de nodige aandacht besteed aan de Aktie Tomaat, waarmee tien jaar geleden een vruchtbare basis werd gelegd voor het vormingstheater. Ter viering van dit feit krijgen bezoekers de gelegenheid’, zo wordt gemeld, ‘alsnog (namaak)tomaten naar het inmiddels deerlijk gehavende “bestel” te werpen.’ 

1994: Het boekje Tomaat in perspectief
Napraten in het clubhuis
In 1994 pakt het Theater Instituut Nederland uit met een uitgebreid programma met lezingen, discussies en een tentoonstelling, met als overkoepelende titel ‘Tomaat in perspectief, theatervernieuwing in de jaren ’60 en ’70’. Gedurende een maandenlang programma zijn er uiteenlopende activiteiten.
‘De huidige ‘klachten dat het systeem op slot zit’ en ‘doorstroming van aankomende theatermakers onmogelijk is’ vertonen volgens het Theater Instituut Nederland een opvallende overeenkomst met die uit de jaren zestig en zeventig. Daarover vindt eind november de conferentie Kunst en cultureel klimaat plaats’, aldus een persaankondiging.
25 jaar na de actie wordt Tomaat nog steeds gebruikt om de crisis in het hier en nu te illustreren. Maar het is lang genoeg geleden om over ruzies en oud zeer heen te stappen. De mooie ruimtes van het Instituut aan de Herengracht in Amsterdam zijn een geborgen plek waar verschillende generaties en disciplines elkaar kunnen ontmoeten. De instituten voor dans, mime en poppenspel zijn kort daarvoor – in 1992 – opgegaan in het grotere Theater Instituut Nederland, en het domein van het programma omvat dan ook expliciet alle disciplines. Er zijn salonavonden met bijvoorbeeld danseres en choreograaf Pauline de Groot, een portret van de kleinkunstenaars Neerlands Hoop en poppenspel van Studio Hinderik. Bij het project wordt ook een boekje uitgegeven.

Tomaat in perspectief; theatervernieuwing in de jaren ’60 en ’70 onder redactie van Dennis Meyer.

Dit erwtensoepgroene boekje van 220 pagina’s probeert het perspectief op Aktie Tomaat te verbreden en te verleggen.
Het boek is een verzameling grotere artikelen door Max Arian, Tom Blokdijk, Hana Bobkova en Janny Donker (grosso modo de redactie van de Toneel Theatraal) en statements van de inmiddels verplichte tomatisten als Paul Binnerts, Ruud Engelander, Gerardjan Rijnders, maar ook ‘afzijdigen’ als Ineke Austen, Annemarie Prins en Rieks Swarte.

‘In dit boek wordt duidelijk dat de Aktie Tomaat in werkelijkheid slechts een van de vele stenen was die in een lang niet meer stille vijver werden gegooid.’ De publicatie wil ‘helderheid verschaffen over de Aktie zelf, maar vooral over de lijnen die het theater in de jaren zestig en zeventig hebben bepaald. De kwart eeuw tussen toen en nu levert de afstand die het mogelijk maakt een aantal aspecten te belichten en hun onderlinge verbanden te beschrijven. Het wil een bijdrage zijn aan de geschiedschrijving van een belangrijke periode in het Nederlands theater.’
Het vertelt het verhaal van een klein incident met grote gevolgen. De jonge studenten tegen het grote instituut van het gezelschap. Lien Heyting en Ernst Katz worden als kinderen geïntroduceerd: studenten, twintigers, impulsief, met de opwinding van scholieren.
‘Twee toneelschoolstudenten gooiden tomaten naar de acteurs die De Storm van Shakespeare speelden, in een enscenering door het grootste repertoiregezelschap van die dagen, de Nederlandse Comedie’. Deze actie richtte zich ‘tegen de opvattingen van het gezelschap, die volgens hen achterhaald waren en tot een ongeïnspireerde manier van spelen hadden geleid.’

Gerardjan Rijnders neemt ook de positie van het kind in: ‘Het was even schrikken na de aktie tomaat. Je zult toch maar als kind met een propje op je ouders schieten en ze vervolgens smartelijk en theatraal de geest zien geven. Geen van de tomaatgooiers had kunnen vermoeden hoe verrot, vermolmd en verscheurd de Nederlandse Comedie eigenlijk was, het belangrijkste doelwit van hun even bevlogen als ongearticuleerde kritiek.’
Van een fascistoïde sfeer of bedreigingen is geen sprake. Over de Toller-actie beweert Stef Heinink dat het premièrepubliek ‘aangenaam verrast’ was. Mensen herinneren zich Tomaat als een ‘opwindend perspectief’, debatten hadden een ‘feestelijke felheid’.
De uitgebreide verzameling persoonlijke geschiedenissen vormt een waaier aan ervaringen en perspectieven uit verschillende hoeken van het veld. Het verhaal van de afzonderlijke tomatisten wordt verteld: Ruud Engelander benadrukt in een van de eerste getuigenissen dat ‘iedereen zijn eigen tomaat heeft’. De acties worden gerelativeerd en klein gemaakt: iets wat voor velen in het veld alleen van uit de ooghoeken waarneembaar was, of zelfs dat niet. Ineke Austen zegt: ‘De akties waren geheel aan ons voorbijgegaan’.

Critici en historici interpreteren de wensen van de tomatisten op hun eigen wijze en zoeken naar de symboolwaarde van deze kleine gebeurtenis. Loek Zonneveld ziet de actie als ‘een roep om openheid en demokratisering’ en volgens Hana Bobkova was Aktie Tomaat ‘een signaal voor een zoektocht’, die weliswaar reeds enkele jaren daarvoor was begonnen, maar die na Tomaat meer ruimte kreeg en die een bloeiende theatercultuur opleverde. Deze analyse is ‘een poging’, zo wordt benadrukt, ‘want de geschiedenis van de invloeden van en de ontwikkelingen na Tomaat wordt, kortom, nog steeds geschreven.’
‘Het lezen van dit boek is een feest: niet zozeer om de historische juistheid van de beschreven gebeurtenissen, maar eerder om het ontbreken van de ambitie om één, door allen te onderschrijven weergave tot stand te brengen.’ (Willem Rodenhuis in Toneel Theatraal, december 1994)
Over de bijbehorende tentoonstelling: ‘Dat De Nederlandse Comedie niet alleen maar obligaat toneel afscheidde, is op de begane grond te zien, waar verfilmde fragmenten uit beroemde voorstellingen (onder andere Wie is er bang voor Virginia Woolf) worden vertoond. Prachtig! En een verademing na die berg leesvoer in de bovenzalen, uitgestald in glazen vitrines van ontwerper Jan Klatter. Die staan bovendien dusdanig opgesteld, dat je wordt gedwongen het tentoongestelde slalommend door een labyrint van smalle looppaden tot je te nemen. Net als het boek is de expositie geen toonbeeld van publieksvriendelijk denken. Jammer.’ (Hanny van der Harst, 27-10-1994)

Het Theater Instituut viert de pluriformiteit van het veld, de persoonlijke geschiedenissen en het meervoudig perspectief met een slalommend labyrinth. Verschillende theatermakers agree to disagree. Het markeert de volwassenwording van een sector. Inmiddels zijn alle kinderen groot en kan in alle professionaliteit teruggeblikt worden op toen het allemaal nog niet zo overzichtelijk en beheerst was. Iedereen hoort erbij en zit in het sleepnet van vakbladen en ondersteuningstructuren. Tomaat in perspectief eindigt met een stuk van de jonge dramaturg Max van Engen: ‘Ik was zelf bijna dertien maanden oud toen de tomaten door de Amsterdamse stadsschouwburg vlogen.’

1996: Tomaat in de naslagwerken – Handige verzamelterm voor onoverzichtelijke tijden
In 1996 schrijft diezelfde Max van Engen een lemma over Aktie Tomaat in Een theatergeschiedenis der Nederlanden, het magnum opus van Rob Erenstein, oud tomatist en inmiddels hoogleraar Theaterwetenschap aan de Universiteit van Amsterdam. Het zijn enkele pagina’s in een prachtig, rijk geïllustreerd boekwerk dat aan de hand van evenementen een ‘caleidoscopisch beeld’ van de geschiedenis van het theater wil geven. Behalve in dat eigen hoofdstukje, wordt Tomaat nog vaker aangehaald; blijkens het register wordt de actie vermeld in de hoofdstukken over de ‘actualiseerwoede’ van Shakespeares teksten, de ordeverstoringen bij De Beul in 1935, de doorbraak van Hugo Claus, de voorstellingen van Kees van Iersel bij Studio, de oprichting van Bewth, het Werkteater en De Appel, de carrière van Peter Oosthoek en de opkomst van locatietheater.
‘De kritiek op de geborneerdheid van de schouwburgen en hun vaste bespelers – en vooral hun gebrek aan engagement met de artistieke en maatschappelijke actualiteit – barstte in volle omvang los in 1969 met de Aktie Tomaat. Maar Bewth had tegen die tijd allang zijn eigen alternatief al gevonden.’ (Janny Donker)
‘Realisme was na Tomaat een vies woord geworden.’ (Lia Gieling)
‘De actualiseerwoede van regisseurs vond vooral na de Aktie Tomaat in 1969 positieve weerklank onder de progressief en politiek ingestelde recensenten, die vaak vergaten dat het theaterpubliek bij een eerste kennismaking met Shakespeare misschien liever wilde weten wat de auteur zelf te zeggen had.’ (Robert H. Leek)

Tomaat is hier een handig containerbegrip geworden; een manier om snel een periode te duiden. Soms staat het voor de precieze historische data van de Aktieperiode zoals in de Deddes gedefinieerd, soms in een klap voor de hele historische periode vanaf 1969 tot de tegenwoordige tijd. Maar het kan ook verwijzen naar een minder strak gedefinieerd cultureel of zelfs een esthetisch tijdvak.
Alle hoofdstukken in Een Theatergeschiedenis volgen een strakke indeling: van voorstelling naar distributie naar receptie. Het hoofdstuk over Tomaat zelf begint dus niet met de discussie op de opleidingen of met de algemene onvrede over het bestel, maar met de voorstelling De Storm zelf.
‘De voorstelling werd geen succes en als reactie gooiden twee studenten…’
‘Ze waren geïrriteerd door de voorstelling die ze een groot vertoon van burgerlijkheid vonden.’
‘De crisis in het theater leidt tot openlijk protest en acties van het publiek’, is de ondertitel. ‘Aktie Tomaat was in zoverre een keerpunt omdat een deel van het publiek zich mengde in de discussie van de toneelmakers.’
Tomaat heeft ‘geknokt’ voor de goede zaak. Over de
1 november-discussie: ‘Bezwaren werden door Oster op demagogische wijze afgewimpeld. Rob Erenstein, wetenschappelijk medewerker aan het instituut voor Theaterwetenschap, slaagde er uiteindelijk in de rust voor even te doen wederkeren (…) Tegelijkertijd proberen actievoerders de Amsterdamse bevolking voor zich te winnen.’
Rob Erenstein schittert in zijn eigen publicatie, zoals Artur Sonnen in zijn eigen Tomaat-documentatie figureerde.

In zijn conclusie neemt Max van Engen het beeld over van de steen in de vijver dat Loek Zonneveld in Tomaat in perspectief introduceerde:
‘Er is vaak beweerd dat de gebeurtenissen in de laatste maanden van de jaren zestig niet meer dan rimpelingen waren in een vijver die allang niet meer rimpelloos was. Met andere woorden: de ontwikkeling van het toneel in Nederland in en na die tijd zou zonder Tomaat vast geen andere koers hebben genomen. Of dat inderdaad zo is, zal altijd een vraag blijven. In elk geval zijn na Tomaat die ontwikkelingen in hoog tempo tot stand gekomen.’
Ook Hans van Maanen, universitair hoofddocent Kunstbeleid bij de vakgroep Muziek- en Theaterwetenschap van de Rijksuniversiteit Groningen, publiceert in die periode zijn magnum opus. In zijn boek Het Nederlandse toneelbestel van 1945 tot 1995 levert hij in feite het werk waar de analysecommissie van de Aktiegroep Tomaat zo naar uitzag. Hij schetst het bestel, geeft overzichten van spreiding en subsidievolumes, vergelijkt beleidsvoornemens, groottes van de ensembles en argumentaties voor overheidsondersteuning. Maar hij verzamelt niet alleen de data die de actiegroep (ondanks haar inspanningen) ontbeerde, hij aarzelt ook niet om in het hoofdstuk Actie Tomaat: een omwenteling in het toneelbestel een analyse te geven van de invloed van de actie.
‘Historisch is het juist om vast te stellen dat direct na de oorlog – en paradoxaal genoeg zelfs al ervoor – in sommige kringen pogingen ondernomen werden om de vooroorlogse verhoudingen in het toneel te doorbreken. Wat dat betreft kan er een doorlopende lijn getrokken worden van De Jonge Spelers via Puck naar de democratiseringsbeweging van 1969. Iets vergelijkbaars is ook mogelijk met betrekking tot de artistieke vernieuwing, maar al even onhistorisch gedacht is het, om de slogans, de agressie, het bewustzijn, de organisatie, kortom de revolte van 1968 en 1969 te ontkennen als definitief breekpunt, als noodzakelijke uitkomst van de zich sinds 1950 ontwikkelende en zichtbaar wordende tegenstellingen, als overwinning op de autoritaire verhoudingen die voor de oorlog nog pasten, maar daarna snel verouderden.’
Een belangrijke bron waaruit hij put, is de toespraak die Elisabeth Andersen hield tijdens één van de bijeenkomsten van Tomaat in perspectief in 1994.
‘Toen de bom barstte en er met tomaten werd gegooid… [naar mensen die zich] …nog steeds rot werkten en zich dood schrokken. Voor hun gevoel kwam het van buitenaf. Jonge, hun onbekende mensen vielen hen aan met onverholen agressie. En van schrik sloten zich de rijen (…) terwijl sommigen, meerderen van hen, wisten dat die aanval een reden van bestaan had.’
Theater had zich ‘van binnenuit moeten vernieuwen’ maar kreeg daar de kans niet voor. ‘Sommigen van de luidste schreeuwers schenen na enige tijd een veilig heenkomen te hebben gevonden in allesbehalve revolutionaire beroepen, of vertoonden zich op de televisie in deplorabele voorstellingen.’
Op grond van haar opvatting dat de Aktie Tomaat niet noodzakelijk was voor de vernieuwing van het toneel, eindigt Elisabeth Andersen haar toespraak met een herdenking van de ‘slachtoffers’ van de actie: Han Bentz van den Berg, Ank van der Moer, ‘beiden gestorven in het verlengde van de Aktie Tomaat, evenals Guus Oster, die zijn gezelschap in die barre tijd geen avond in de steek heeft gelaten en wiens gezondheid toen geknakt is.’
Bijna was Tomaat opgelost in een rivier van de ontwikkelingen die al eerder in gang waren gezet. De actie werd in Tomaat in perspectief gezien als onderdeel van een noodzakelijke verbouwing, een onvermijdelijke vadermoord, iets wat in de beste families voorkomt. Maar in de boeken van zowel Erenstein als Van Maanen wordt er geknokt, geschreeuwd en strijd geleverd. Bij Erenstein tegen de voorstelling, bij van Maanen tegen de acteurs. 

2004: De dvd Allemaal Theater
Reconstructie van de moord op het sterrentoneel
Licht aan! Discussie! Met deze kreet kondigde de opstand binnen het toneel zich aan. Maatschappelijke veranderingen in de jaren zestig leidden ook tot een ongekend felle strijd voor vernieuwing in het theater. Aktie Tomaat was een opstand die zowel harten als carrières brak. Een actie die tot op de dag van vandaag bij oudere acteurs nog hevige emoties oproept.’ Aldus onze gastheer in de Stadsschouwburg en in de geschiedenis: Jeroen Krabbé.

Allemaal Theater, twaalfdelige televisieserie van IdtV-DITS in coproductie met de AVRO en het Theater Instituut Nederland.

Werd vanaf 30 augustus 2004 bijna dagelijks uitgezonden van 23:10 uur tot middernacht op Nederland 3 en later op dvd uitgegeven. De serie is een idee van Joop van den Ende en de VandenEnde Foundation geeft drie miljoen euro voor de productie. In twaalf afleveringen leidt Jeroen Krabbé de kijker via kleine en grote verhalen, archiefbeelden en interviews langs bijna zestig jaar Nederlands theater. Het vijfde deel, Licht aan! Discussie! in regie van Leo Boer, is gewijd aan Aktie Tomaat en haar context. Lodewijk de Boer, Hans Croiset, Josine van Dalsum, Bernhard Droog, Rob Erenstein, Rudolf Lucieer, Willem Nijholt, Annemarie Prins, Ellen Vogel en Erik Vos komen aan het woord over de acties. De anekdotes en persoonlijke herinneringen zijn snel door elkaar gemonteerd.

De aflevering begint met beelden van beide Toller-onderbrekingen, zowel de wel als de niet door de Aktiegroep Tomaat georganiseerde, geluidsopnamen van de 1 novemberdiscussie, foto’s van knokpartijen en arrestaties waar de tomatisten in Brussel bij betrokken raakten, alles maakt samen een opwindende en explosieve indruk. Erik Vos heeft het in de inleiding over ‘een dramatische happening’, Ellen Vogel heeft ‘de meute, de haat en de moordlust in de lucht gevoeld.’ ‘Vreselijk hoor, echt vreselijk.’ De toon is gezet.
‘Er speelt zich hier in de Stadsschouwburg Amsterdam een drama af’, begint Krabbé. ‘Dit keer niet op het toneel maar in de zaal hier beneden. De Aktie Tomaat was losgebarsten. En het Nederlandse toneel schudde op zijn grondvesten. Ik zat hier op die beruchte eerste november 1969, toen de felle discussie losbarstte tussen de leden van de Aktiegroep Tomaat en de acteurs en de leiding van de Nederlandse Comedie. Er vloeide bloed die middag, reputaties en carrières werden gebroken. En de littekens van die confrontatie zijn heden ten dage nog merkbaar.’
Ook Krabbé heeft het over binnen en buiten. ‘Tomaat wilde eigenlijk toneelvernieuwing forceren door van buitenaf tegen het bestel aan te trappen. De vraag is natuurlijk, laat het toneel zich wel door krachten van buitenaf vernieuwen? Moet dat niet uit het toneel zelf komen, vanuit het theater direct?’ Tomaat was niet een intern gesprek van de sector, maar een aanval van buiten het werkveld.
Er wordt een kader geschetst met uitvoeringen van de absurdisten en het werk van Beckett. Ook een vernieuwing, maar dan van binnenuit, is de teneur. Het werkveld is dan vooral de Nederlandse Comedie. ‘De vernieuwing om de Nederlandse Comedie heen die was zich zo aan het opdringen, dat hadden ze niet volgehouden’, aldus Hans Croiset.
Het schema van helden en schurken wordt gevolgd. De schurken, dat zijn Josine van Dalsum – zij praat op de oude Toneelschool in een afgebladderde keuken over hoe de jeugd de wereld wilde verbeteren – en Rob Erenstein, die in de opkamer van café De Engelbewaarder de acties te emotioneel, hinderlijk en onelegant noemt.
Hoe het mis ging met de Nederlandse Comedie mogen vooral Willem Nijholt en Ellen Vogel vertellen. ‘Ik heb toen het kaartje op de Titanic gekocht’, aldus Ellen Vogel tegen Jeroen Krabbé.
Nijholt vertelt op het schouwburgpodium wat hem overkwam. ‘En toen kwam er iets roods langs me heen en ik dacht: rozen? Zo mooi was het ook weer niet.’ Rudolf Lucieer vertelt veel rustiger, in zijn eigen huis: ‘We waren er opgewonden over. En we vonden het ook wel spannend en leuk. Want zonder dat we wisten van een actie die erachter zat, wisten we dat De Storm niet zo’n goeie voorstelling was.’
Nijholt over de 1 novemberdiscussie en de periode na de Toller-verstoring: ‘Han Bentz kon zich niet verdedigen. Je staat voor joker, de magie is verdwenen. Ik zag elke avond Han Bentz kleiner worden. Alles wat de Nederlandse Comedie zei werd uitgejouwd en alles wat van de studenten kwam, werd toegejuicht. En ik heb die mensen bekeken en ik dacht wat een verraders allemaal. Spugen in de bron waar ze uit gedronken hebben.’
Ellen Vogel: ‘Ik was ontzettend bang. Als ik hier nu niet ga staan dan mag ik niet meer dat toneel op. Mijn mouwtjes die trilden zo dat ik mijn armen over elkaar deed.’
Vogel is het felst over de gevolgen voor de sterren van de Comedie: ‘Nou, Han Bentz is doodgegaan, die is gestorven aan een gebroken hart en in Toller avond aan avond.(…) Ank is zwaar aan de drank gegaan. Het is de ondergang van Ank geworden, dus dat zijn dan twee mensen waar ik zo van kan zeggen, die zijn vermoord.’
Bij Tomaat stierf het toneel een beetje, zegt Jeroen Krabbé.

De tomaten bij De Storm, de acties bij Toller, de 1 november discussie en het onderzoek van de analysecommissie, worden in deze vijftig minuten televisie verknoopt tot een groot verhaal over de harde agressiviteit en uiteindelijk misdadigheid van de tomatisten. Ook de doelstellingen van de actie worden in retrospectief aangepast: het ging de tomatisten volgens Krabbé en co niet om engagement, maar om vernieuwing. Vernieuwing die zich niet van buitenaf laat opdringen.

‘Die aflevering van de serie Allemaal Theater biedt enerverende televisie, want de Aktie Tomaat is nog altijd een open wond in de vaderlandse theatergeschiedenis. (…) Ellen Vogel en Willem Nijholt vertellen hoe erg die acties waren, en vooral hoe hard. De monologen van de getroffen toneelspelers zijn van een oudtestamentische felheid. Vogel en Nijholt schieten door in hun woede. Ze betogen zelfs dat er destijds gerenommeerde theatermakers aan de Aktie Tomaat zijn gestorven. Waarbij de namen vallen van Han Bentz van den Bergh en Guus Oster. Die informatie is misplaatst, de beschuldigingen worden zwak weersproken, en zijn ook niet terecht. Er zijn in die hete herfst van 1969 carrières geknakt, maar er zijn géén levens genomen.’ (Loek Zonneveld in De Groene Amsterdammer, 28-08-2004)

2009: Tentoonstelling Theater na Tomaat – Tomaat als paraplu en schuilplaats in gure tijden

‘Deze tentoonstelling is dus niet het antwoord op: was Aktie Tomaat nou goed of niet goed. Wat ik wil vertellen, is het bijzondere verhaal van wat er na 1969 in en met het Nederlandse theater is gebeurd.’
Aldus Henk Scholten bij de opening van de tentoonstelling Theater na Tomaat. De tentoonstelling wordt vervolgens formeel geopend door acteur Waldemar Torenstra, toentertijd voorzitter van de beroepsvereniging van Nederlandse acteurs, die een tomaat opeet.
Nadat Tomaat door Nêerlands meest geliefde sterren zo’n beetje een driedubbele moord in de schoenen geschoven heeft gekregen, eet een jonge acteur – bekend van radio en televisie, zich inzettend voor de arbeidsomstandigheden van alle acteurs – Tomaat op. De inhoudelijke en politieke kwesties worden in deze presentatie expliciet uitgesloten. De tentoonstelling kijkt voornamelijk naar de wereld buiten het theater en naar het hier en nu.

Tentoonstelling Theater na Tomaat

Theater na Tomaat, tentoonstelling in het Amsterdams Historisch Museum te zien van 5 oktober 2009 tot en met 7 februari 2010, is een coproductie van het Amsterdams Historisch Museum en het Theater Instituut Nederland. Het concept is van Anja Krans, Rob van der Zalm en Annemarie den Dekker, de tentoonstellingsvormgeving is van Tatyana van Walsum.
De entree van de tentoonstelling geeft een kort historisch overzicht, daarachter ontvouwt zich ‘het wijde landschap waarin het Nederlandse theater zich na oktober 1969 in rap tempo heeft ontwikkeld.’ De tentoonstelling is niet chronologisch opgebouwd, maar loopt langs verbindende thema’s in het theater, zoals de opkomst van het politieke toneel en het vormingstheater; locatietheater; repertoire; nieuwe media; multicultureel theater en nieuw publiek.
De wanden van de zalen in het museum zijn beplakt met kranten uit 1969. Het Parool: ‘Samkalden wil verbod op slapen op de openbare weg’. En: ‘Rookbommen in zaal: voorstelling gestaakt’. Je ziet ook affiches en een enkel kostuum: de ‘gewone’ jurk die Joop Admiraal droeg in Hallo medemens van het Werkteater.
Videobeelden van oude en nieuwe voorstellingen moeten laten zien dat het maatschappelijke gerichte theater toen opkwam. Montages van werk van groepen en producties die na Tomaat ontstonden en die beeldbepalend waren voor de ontwikkelingen van het Nederlands theater en interviews met kunstenaars die nu het actuele Nederlands theater vertegenwoordigen: Jan Joris Lamers (Onafhankelijk Toneel, Discordia), Threes Schreurs (Dogtroep), Ivo van Hove en Jan Versweyveld (Toneelgroep Amsterdam) en de jonge Lotte van den Berg (Omsk) wisselen elkaar af.

Het Theater Instituut heeft kort daarvoor de panden aan de Herengracht moeten verlaten en heeft geen eigen tentoonstellingsruimte meer. Het is, net als veel andere theaterinstellingen, gehavend uit de bezuinigingsmaatregelen van het kabinet Balkenende I gekomen. Het instituut en het veld zoeken positieve vertegenwoordiging en breed publiek draagvlak.
De tentoonstelling wordt tegelijk geopend met de tentoonstelling Ruigoord vrijhaven voor kunstenaars, in de zaal ernaast, en bij die gelegenheid zingt Armand Ben ik te min.
Door samen te werken met het Amsterdams Historisch Museum wordt Tomaat verbonden met de tijdgeest van de late jaren zestig. Daarmee worden de tomatisten ook gedeeltelijk van hun morele verantwoordelijkheid ontheven. Tomaat werd, in plaats van een stelling over de toestand binnen het theaterveld, een bootje dat meedeinde op de golven van de jeugdcultuur. Tegelijk claimt de tentoonstelling dat Tomaat invloed had op praktisch het totale theateraanbod van na 1969.
‘Hier doet het woord “katalysator” wonderen. De actie heeft ten minste de veranderingen versneld. De breuk met het verleden was evident. (…) In Theater na Tomaat zien we waar de actie toe heeft geleid’ (Jos Bloemkolk, Het Parool 1-06-2009)
‘Deze Aktie Tomaat heeft er voor gezorgd dat het Nederlandse theaterwereldje veranderde.’(Historiek.net, 03-10-2009)
‘Van een vrij star, gestructureerd systeem waarin slechts een aantal grote gezelschappen bestond en daarnaast nagenoeg niets, waaierde het Nederlandse theater uit in een bonte verzameling van kleine groepen, collectieven, straattheater, vormingstoneel, en groepen die het opvoeren van experimenteel theater als hoofdtaak zagen.
In die zin is deze tentoonstelling een goed doordachte en goed gepresenteerde zaligverklaring van het rijkgeschakeerde Nederlandse theater. Dat er inmiddels sprake is van een gigantisch overaanbod, dat de gezelschappen, groepen, groepjes en collectieven elkaar bijkans van het podium verdringen, en dat er weinig nieuwe regisseurs voor de grote zaal opstaan, blijft onbesproken. Het is kennelijk niet de tijd voor tomaten, maar voor rozen.’ (Hein Janssen in de Volkskrant, 06-10-2009)

Waar de actie in eerdere lustrums van stal werd gehaald om de problemen in het huidige bestel te identificeren en scherp te stellen, wordt ze nu ingezet om vooral de pluriformiteit en het succes te vieren. Tomaat wordt een paraplu waaronder alle geslaagde voorstellingen van na 1969 kunnen schuilen tegen de bezuinigingen en de harde woorden die vallen over publieksbereik.
Anja Krans over de tentoonstelling: ’We willen theater aantrekkelijk maken, laten zien hoe belangrijk het kan zijn in de maatschappij. De samenwerking met het Amsterdams Historisch Museum was daarbij heel gunstig. Het Theater Instituut was toch een beetje verstoft, naar binnen gericht, en Annemarie den Dekker is gewend te denken aan het bereiken van een breder publiek. We hopen meer theaterliefhebbers binnen te krijgen door 50 procent korting te geven aan mensen die een theaterkaartje kunnen overleggen.’(Het Parool, 6-10-2009)
Deze insteek bevalt niet iedereen: ‘Veertig jaar theatervernieuwing in Nederland is een nogal forse inhoudelijke déconfiture voor het organiserende Theater Instituut Nederland, dat zich hier presenteert als een veredelde VVV van theaterland. Want de Aktie Tomaat representeerde natuurlijk wel degelijk een toneelhistorische botsing van groot belang. (…) Wat de rellen van 1969 verhief boven het niveau van een toneelbinnenbrand was de aard van de toneelspelergeneraties die hier tegenover elkaar stonden.’ (Loek Zonneveld in De Groene Amsterdammer, 21-10-2009)

Loek Zonneveld, die in 1994 in Tomaat in perspectief nog over Tomaat sprak als ‘een steen in de vijver’ die rimpelingen veroorzaakte, beschrijft nu een botsing tussen generaties en speelstijlen:
‘Het verzet van de Aktie Tomaat richtte zich primair tegen de generatie Ellen Vogel, Ank van der Moer, Guus Oster, Han Bentz van den Berg – allemaal eind veertig, begin vijftig toen, toneelspelers die nog hadden gewerkt (en gezucht) onder het oude juk van de declamatorisch-retorische toneelkunst van Rika Hopper, Albert van Dalsum, August Defresne, Cor Ruys en Louis van Gasteren.’

In Drie kluiten op een hondje, klein lexicon van het theater door Rob Klinkenberg (2005), wordt een korte opsomming gegeven van de ‘verregaande gevolgen’ voor de ontwikkeling van het Nederlands theater. Naast kleinere gezelschappen en nieuwe werkmethodes wordt ook het generatieconflict genoemd:
‘De oudere acteursgeneratie raakte zeer gefrustreerd, wat leidde tot een generatieconflict binnen de acteurswereld. Deze breuk werd pas na 1990 hersteld.’

2012: Website Theaterencyclopedie.nl – Canonisering in een crowd-sourced platform
De presentatie van de Canon van het Nederlands theater in 2012 is een van de laatste wapenfeiten van het Theater Instituut Nederland. In de cultuurbezuinigingen van Rutte I is het instituut de wacht aangezegd, maar in een laatste wanhoopspoging probeert het door te starten als Theatermuseum – en heeft het er dus belang bij mee te doen met de laatste rage in erfgoed- en onderwijsland.
Deze canon bevat de 49 belangrijkste gebeurtenissen uit de Nederlandse theatergeschiedenis. Die gebeurtenissen kunnen van alles zijn: een bijzondere voorstelling, een uitzonderlijke acteursprestatie, maar ook de opening van een gebouw, het begin van een opleiding of de start van een gezelschap. In de bijbehorende teksten wordt het belang van de betreffende gebeurtenis steeds uitgelegd en binnen de context van de Nederlandse theatergeschiedenis geplaatst. Aktie Tomaat heeft vanzelfsprekend een positie in die canon. Het lemma Aktie Tomaat! Het Nederlands toneelbestel gaat op de schop is gemaakt door Rob van der Zalm.
Bij de presentatie van de canon heeft die een aparte website en daarnaast een educatietool, maar inmiddels is de canon opgenomen in de Theaterencyclopedie, een online naslagwerk op basis van cocreatie (wiki) en een uitgave van Stichting TiN en het Allard Pierson, het collectie-instituut van de Universiteit van Amsterdam waar de collectie van het Theater Instituut is ondergebracht na de opheffing.
In deze encyclopedie levert zoeken naar Aktie Tomaat in september 2019 85 verschillende pagina’s op. Tomaat heeft een aantal eigen pagina’s, in verscheidene categorieën, zoals ‘Canon’ en ‘Toneelgeschiedenis’.

In een encyclopedie en op het internet moeten zaken kort en bondig beschreven worden. De enerzijds-anderzijds, de meervoudige perspectieven, zitten niet meer in de teksten zelf, maar worden geboden door de context van de wiki, van de veelheid aan stemmen en tegenstrijdigheden die naast elkaar kunnen bestaan.
Het is een echokamer van alles wat eerder gezegd is, aangewakkerd door algoritmes waar populariteit de meeste ruimte krijgt. Populaire toneelspelers, bekend van radio en televisie hebben de rijkste pagina’s.
Op de pagina’s van Ellen Vogel wordt veel aandacht besteed aan Aktie Tomaat. De teksten zijn grotendeels overgenomen uit het boek Ellen Vogel, een hommage van Tonko Dop en Anneke Muller.
‘Waar ik me ongelooflijk aan erger, is de verdraaiing van de feiten. We weten waarachtig wel dat er actie moet worden gevoerd, maar waarom moet het op zo’n vijandige rel-om-rel-manier gebeuren? Wij zijn het op een hoop punten eens met de wensen van die tomatenjongens. Natuurlijk is het toneel langzamerhand versteend en hopeloos vastgelopen in een verouderd systeem. Als dat op een spectaculaire wijze uit de doeken wordt gedaan, zeg ik alleen maar: ‘Vooral doen.’ Er is nog nooit een actie gevoerd die geen achtergrond, geen reden had. Ik kan me ook voorstellen dat ze hun doel niet op de hiërarchieke wijze willen bereiken, omdat ze uit ervaring weten dat de grote, officiële molens tergend langzaam malen. Maar wat ik onvergeeflijk vind, is dat ze ons, de toneelspelers, op één grote hoop in het vijandelijke kamp hebben gedreven. Als je ze moet geloven zijn alle acteurs goedwillende reactionaire debielen, die De Telegraaf lezen en niks snappen van de veranderingen die er moeten komen. Tegen die opzettelijk valse voorstelling van zaken heb ik bezwaar. Dat is een tendens die ik niet lust.’ (‘Een leven lang theater: Ellen Vogel’)
Van Ernst Katz, Arthur Sonnen,Agnes Herpers of Conny Bos zijn, op het moment van schrijven, nog geen lemma’s in de encyclopedie aangemaakt.

Nawoord
Het Nachleben van Tomaat en de Tomatografie kennen behalve de getuigenissen van Ellen Vogel, Willem Nijholt en Josine van Dalsum nog een aantal rode draden.
De spanning tussen binnen- en buitenwereld is hierboven al een paar keer aangestipt. In de jaren zestig was er nog geen gevoel van een theaterveld waarvan ook de opleidingen een onderdeel waren. Integendeel: de opleidingen zijn zich juist aan het emanciperen van het werkveld. In 1968 ontstond de Theaterschool, een samenwerkingsverband van een aantal Amsterdamse toneel- en dansscholen. De toneelschool maakt zich nadrukkelijk los van de Stadsschouwburg, eindpresentaties worden bijvoorbeeld in die tijd juist niet meer in de schouwburg gegeven, maar de directie van de Nederlandse Comedie wordt uitgenodigd op de school zelf. De studie Dramaturgie start in 1964, de regieopleiding in 1968; allebei opleidingen waar studenten zich melden die niet willen of kunnen toneelspelen. Een aantal toneelspelers dat wel bij een gezelschap werkte, bleef deze mensen zien als buitenstaanders, mensen van buiten ‘het vak’. Ook tomatisten zelf plaatsen zich buiten het theatervak.

In de jaren zeventig verwerft een groot deel van de tomatisten vaste posities in het toneelbestel: als dramaturgen, regisseurs, theaterwetenschappers en recensenten.
In de jaren negentig zijn de opleidingen volkomen onderdeel het theaterveld. Het onderscheid tussen acteurs en niet-acteurs is onbelangrijker geworden en de collectieve werkwijze geaccepteerd. Al deze posities horen bij het vakgebied en iedereen is ‘binnen’. Daardoor komt er ruimte voor het beschrijven van Tomaat als een generatieconflict binnen het theaterveld, als een opstand van kinderen tegen hun ouders en als een periode van groei.
Waar ging het de tomatisten nu om? Met terugwerkende kracht wordt de inzet van de actie aangepast aan waar wat in die tijd als de grootste opbrengst wordt beschouwd. Grofweg: in de jaren zeventig de middelen die vrij zijn gekomen, in de jaren tachtig het engagement, in de jaren negentig de andere betere manier van spelen, begin deze eeuw de pluriformiteit en nu de vernieuwing en innovatie.
Die inzet van de tomatisten wordt vaak gecombineerd met een verdachtmaking: het ging om het vergroten van de eigen carrièrekansen in plaats van idealisme.
‘En wat heeft het uitgehaald? Het Publiekstheater speelt weer Antonius en Cleopatra, ze spelen weer Virginia Woolf. De tomatengooiers van toen zijn nu ouderwetse dramaturgen. Dan denk ik: is het dan alleen maar om de baantje gegaan?’ (Ellen Vogel in de Haagse Courant, 29-03-1983)
Dus mensen als Guus Rekers en Arthur Sonnen die een positie kregen in het veld wordt verweten dat ze niet naar hun uitspraken van toen zijn blijven handelen, en bijvoorbeeld Conny Bos die zich juist buiten het theater engageerde, krijgt het verwijt dat ze niet ècht betrokken was bij het veld en alleen maar geïnteresseerd was in actie voeren.

Water en vuur
Wie alle tomaatreflectie tot zich neemt kan het niet ontgaan dat dit ook een strijd is tussen twee soorten beeldspraak: een strijd tussen water en vuur.

‘De woeste vlammen van Aktie Tomaat waren in maart 1970 gereduceerd tot een onschuldig knappervuurtje.’ ‘Het kleine vlammetje dat al gauw een laaiend vuur van protest en acties deed ontbranden’, ‘een vuurpijl’, ‘een uitslaande veenbrand’, ‘de vlam in de pan’, ‘een vulkaan die uitbarstte’, ‘een katalysator’, ‘een aktie die insloeg als een bom?’ Zelfs de tomaten zelf wordt explosiviteit toe gedicht: ‘Op 9 oktober 1969 ontploften de eerste rode projectielen op het toneel van de Amsterdamse Stadsschouwburg, tijdens het applaus voor de door Bentz geënsceneerde Shakespeare De Storm.’

En Aktie Tomaat was ook ‘de druppel die de emmer deed overlopen’, ‘de steen in de vijver’, ‘de stroom van de rivier’, ‘een ebgolfje’ het doorbreken van een ‘stuwende achterstand’ of is juist onderdeel van een veel grotere ‘golfbeweging’.

De watermetaforen geven een vorm van onvermijdelijkheid aan, van vloeiende beweging. Ze brengen associaties met zich als erosie, geduldige en duurzame verandering. Wie schrijft over Aktie Tomaat als water relativeert de actie en legt de nadruk op de continuïteit van het theaterveld. Het belang van individuën wordt ondergeschikt gemaakt aan een ‘natuurlijke’ beweging in het theater. Bij vuur gaat het juist om explosieve disrupties, die vaart geven en puinhopen achterlaten. Met deze metafoor wordt de actie revolutionair gemaakt, een daad met aanstichters en slachtoffers – en daarmee het belang van de actie overschattend.

Dit was Aktie Tomaat, tijd voor Actie Leverworst
Inmiddels is Aktie Tomaat zelf een metafoor geworden, een veelgebezigde term, die ook gebruikt kan worden in kookprogramma’s als er een hoop tomaten gesneden moeten worden. Een achterdoek voor de gebeurtenissen in romans van Robert Anker of Harry Mulisch.
In De schreeuw van de Leeuw laat Paul de Leeuw op 15 oktober 1994, ter gelegheid van vijfentwintig jaar Tomaat, tv-kok Joop Braakhekke iets over tomaten vertellen. Daarna mag publiek tomaten gooien naar een foto van Albert van Dalsum, de vader van Josine van Dalsum, als wraak voor acteurs die destijds bekogeld waren, zoals Bram Biesterveld, ook aanwezig in de studio.
Op theaterwebsite Moose.nl, in 1997 opgericht door Amsterdamse Theaterwetenschappers, kan het publiek virtueel blikken tomaat naar voorstellingen gooien – als een alternatief waarderingssysteem bij de minirecensies op die site.
In de zomer van 2017 mogen toeschouwers op theaterfestival De Parade bij de voorstelling Self-Accusation van Club Guy & Roni’s Poetic Disaster Club (naar Peter Handkes Zelfbeschuldiging) tomaten gooien naar een performer.
In 2016 maakt de NTR de serie Welkom in de jaren ’60. In de aflevering Kunst komt naast de pindakaasvloer van Wim T, Schippers, de televisieserie Floris van Rutger Hauer en Paul Verhoeven ook Aktie Tomaat aan bod. In een korte sketch spelen Marc-Marie Huijbregts, Anniek Pheifer en Ilse Warringa de personages ‘Ernst’, ‘Lien’ en ‘Josine’ die in de schouwburg naar Romeo en Julia gaan met hun handen vol tomaten om naar dat ‘ouderwets toneel’ te gaan gooien. ‘Zo. Pats in het gezicht.’ ’De stukken zijn veel te saai.’ Alleen vinden ze het saaie toneelstuk toch heel mooi. Ze laten hun tranen de vrije loop bij ‘Romeo, o Romeo’. Ze zien af van hun actie en besluiten dat ze die een dag uitstellen, morgen speelt De Storm met Willem Nijholt. Na deze sketch zien we voor de tv Alex Klaasen zitten, die verzucht: ‘Dat was Aktie Tomaat, tijd voor Actie Leverworst.’

Dossiers

Aktie Tomaat
Theaterjaarboek 2018/2019