Ik trap een open deur in als ik schrijf dat onderwijs niet uit de actualiteit is weg te slaan. Het onderwijs wordt vaak, zeker door de politiek, als dé oplossing voor de problemen en als hét middel gezien om een maatschappij draaiend te houden, onder het motto: investeren in onderwijs is investeren in de toekomst. Toch wordt er maar bezuinigd, met als resultaten een groot tekort aan leerkrachten, heel veel administratie, grote klassen, enzovoorts. Niet alleen het onderwijzend personeel klaagt, ook de jongeren zelf hebben kritiek, fundamentele kritiek op het systeem an sich. In ieder geval toch de jongeren die meewerken aan de productie Zero for conduct.

Als we de zaal betreden staat er een persoon met een groot hoofdmasker en een Securitas-vest aan. Hij wijst ons naar de zitplaatsen. Op de scène schrijft een meisje ‘I will not instigate revolution’. Wel tien keer onder elkaar. Als straf? Om aan te duiden dat school niet tot opstand leidt, maar tot braaf mee in de pas lopen? Wat als je afwijkt? Het meisje maakt een tekening rond de tekst.

Deze productie met jongeren zal dus over onderwijs gaan. Een diverse cast, van tien jongeren tussen 16 en 23 jaar, heeft zich onder begeleiding van de Gents-Irakese theatermaker Haider Al Timimi (van Kloppend Hert, Gent) een jaar lang gestort op het onderwijs en manieren om hun bedenkingen, ideeën en vooral frustraties vorm te geven. Eentje zullen we niet bezig zien, we horen haar slechts via een voice-over. Zij kan niet mee op de scène staan, wegens te veel werk voor school.

In een mix van declamatie, performance, dans en een spel met hoofdmaskers uiten de jongeren hun gevoelens en meningen over het onderwijs waarvan ze al dan niet genoten hebben, over het systeem an sich, maar ook over gehoorzaamheid, generatieconflicten en racisme.

Ze doen dat totaal niet door anekdotisch schooltje te spelen. Het stuk is geen aanklacht tegen de te grote klassen of tegen de leerstof. Ze tonen zich bewust van het feit dat school nu eenmaal opleidt om mee te lopen in de maatschappij waarin je je beweegt. Dat is in elke cultuur nu eenmaal zo. Tegelijkertijd word je op school voorgehouden dat je je eigen passie, je eigen weg moet volgen, dat je creatief moet zijn. Divergent denken wordt theoretisch bejubeld, maar wordt in het (school)leven niet getolereerd. We krijgen een caleidoscopische voorstelling waarin de ambiguïteit over onderwijs (noodzakelijk, maar ook fnuikend) scherp gesteld wordt.

Heel zelfverzekerd treden de jongeren met een hautain grimlachje naar voren en roepen hun plannen uit. Zoals dat ze niet zullen aanzetten tot revolutie. Om dan in een volgende scène hun angsten te ventileren. Onder geschreeuw en getier bewegen ze zich hectisch, of vallen compleet stil, al dan niet dansend, of hiphoppend op de tonen van klassieke muziek. Het is een rondtollen rond hun eigen lichamen. Ze werpen hun kleren van zich af, steken zich in witte hemden, in kostuums en mantelpakjes, zetten hoofdmaskers op die verveling en droeve moeheid uitdrukken.

Terugkerende time-outs zetten aan tot een nieuwe scenografie rond hun onzekerheden én hun overtuigingen dat er op school iets schort. De jongens en meisjes trekken grote planken met een gat in over zich heen, wringen hun lichaam erdoor totdat de planken als hoepelrokken rond hun lijf hangen. Daar staan ze, met dansschoentjes aan in ballethouding, met houten tutu’s die vrije beweging belemmeren. Ze wachten. Dan ineens danst een meisje in witte tutu in alle richtingen. De anderen hebben het nakijken.

Een grote babypop in piepschuim dient als zitbank om de verveling te tonen. Ze vraagt steeds ‘waarom?’ als een jongen wil uitleggen waarom hij later naar school moet. Dynamische momenten worden afgewisseld met stilstanden, in een Amerikaans Engels wordt geroepen, schreeuwerige tekstborden (van de vertalingen) verhogen die hectiek, om dan weer met rustige klanken en in het Nederlands af te glijden. Wervelend en vonkend is het wel vaak, maar het totaal is niet organisch. Het zijn losse spetters.

Ze wilden bewustmaken, zo lees ik in een interviewtje met een van de deelnemers. Dat gegeven is vaak mooi vormgegeven. Maar in tegenstelling tot andere Fabuleus-producties sloeg de energie van de jongeren hier niet over op de andere spelers/dansers en op het publiek. Deze voorstelling wekt de indruk dat de jongeren op de scène dingen doen die hun opgedragen en geregisseerd zijn, terwijl ze suggereren dat het allemaal van henzelf komt.

Foto: Shirin Rabi