Het Tilburgse Ensemble Vonk heeft met Wunderkammer een sympathieke, bescheiden voorstelling gemaakt, bijna meer een installatie met muziek. Het gaat over de nieuwsgierigheid waarmee Nederlandse zeventiende-eeuwers, zoals de Amsterdamse anatoom, zoöloog en botanicus Frederik Ruysch, naar de wereld keken. Zo ontdekten ze dat het hoofd van een bijenkolonie niet een bijenkoning was, zoals tot dan toe altijd werd gedacht, maar een bijenkoningin.

Frederik Ruysch en andere tijdgenoten hadden er plezier in een rariteitenkabinet in te richten vol eigenaardige, leerzame en soms fraaie zaken, zoals embryo’s en lichaamsdelen op sterk water, opgezette dieren, insecten en edelstenen. In 1718 verkocht Ruysch zijn rariteitenkabinet in zijn geheel aan tsaar Peter de Grote van Rusland, waarna hij vrolijk opnieuw met het verzamelen begon. De objecten werden niet zomaar tentoongesteld, maar voorzien van kanten kraagjes of andere verfraaiingen. Soms werd er een heel rotslandschap gebouwd van stenen uit het menselijk lichaam, waar kleine skeletten van embryo’s op klommen.

Volgens Bert van de Roemer, docent cultuurwetenschappen aan de Universiteit van Amsterdam, die een inleiding hield, diende zo’n verzameling een vijfledig doel: wetenschappelijk onderzoek, artistieke vormgeving, maar ook economisch (om je rijkdom te tonen), sociaal (om je maatschappelijke positie te verhogen) en zelfs religieus, want met zo’n verzameling eerde je God en Zijn schepping.

Componist Nicoline Soeter bedacht een voorstelling over dit fenomeen, waarvoor zij tekst en muziek schreef en de regie op zich nam. Ik zag Wunderkammer tijdens de Muziektheaterdagen van theater Ostade in Amsterdam-Zuid.  Om te beginnen staan vijf musici elk in een glasloze vitrine, ongeveer zoals in zo’n verzameling dieren en planten zijn opgesteld (scenografie: Marc van Vliet). Actrice Nina Willems komt vanaf de zijkant het toneel op en vertelt over de verwondering als drijfveer en over de kracht van ideeën: ‘De enige hulpbronnen die nooit op raken en die niet afnemen als meer mensen er gebruik van maken.’

Soeter heeft hier muziek bij geschreven voor zangeres Rianne Wilbers, saxofoonspeler Tom Sanderman, klarinettist Erwin Muller en twee slagwerkers: Reggy van Bakel en Mei-Yi Lee. Tekst en muziek vertellen geen verhaal, de muziek doet mij meer aan een klanklandschap denken, met soms hevige uithalen, zelfs momenten dat je je oren beter dicht kan stoppen. Het is meer sfeer dan drama.

Misschien had dit sympathieke ensemble er toch beter aan gedaan een aparte tekstschrijver in te huren, die op zijn beurt de componist sterker had kunnen inspireren. Nu is het een voorstelling geworden die heel goed past in een programma over de zeventiende-eeuwse wonderkamers, zoals de inleiding van Van de Roemer, maar die moeilijk helemaal op zichzelf kan staan.