Silbersee is een Amsterdams muziektheaterhuis dat onder artistiek leider Romain Bischoff steeds weer nieuwe wegen zoekt, in samenwerking met uiteenlopende kunstenaars. In de serie Stimmung staat de menselijke stem centraal: ‘haar schoonheid, haar breekbaarheid, de capriolen waartoe ze in staat is, en bovenal haar vermogen de ziel te beroeren’. Dat levert ook muziektheater op, maar dan met zeer minimale middelen.

Vorig jaar stond de soms bovenaards klinkende compositie Stimmung van Karlheinz Stockhausen centraal, waarnaar de serie is genoemd. Dit jaar werd gekozen voor het beroemde, maar zelden gespeelde ‘Das atmende Klarsein’ uit 1980/1983 van de Italiaanse componist Luigi Nono (1924-1990). Het is een werk voor acht zangers, een basfluit, enige spaarzame electronica en geluiden op een band.

De teksten zijn onverstaanbaar, maar het zijn Duitse fragmenten uit de Duineser Elegien van Rilke en delen van de Orpheus-mythe in het oud-Grieks. Nono staat bekend als een politiek geëngageerde, communistische componist, maar in 1980 is hij alweer wat ouder en daarom misschien gaan deze teksten niet over politiek of revolutie, maar over tegenstellingen als geluk en ellende, liefde en lust, leven en dood.

We horen in deze compositie van Nono vaak heel mooie a capella zang door vier vrouwen (de Oekraïense sopraan Viktoriia Vitrenko, de Chinees-Nederlandse sopraan Viola Cheung, de Oostenrijkse mezzosopraam Michaela Riener en de Nederlandse mezzo Rianne Wilbers) en vier mannen (twee Nederlandse tenors Steven van Gils en Joost van Velzen, de Nederlandse bariton Arnout Lems en de Poolse bas-bariton Maciej Straburzynski). Ze worden afgewisseld met de fenomenale Helen Bledsoe, die met haar enorme basfluit apart zit, hoog op iets dat je een kleine toren of een grote umpire-stoel zou kunnen noemen.

De vormgeving is heel eenvoudig, de zangers hebben zwarte kleding aan en ze hebben blote voeten, wat ze zowel doet zweven als een extra voeling met de aarde geeft. Dat geldt ook speciaal voor de fraai gebarende dirigent Romain Bischoff. De belichting is simpel, maar heel geraffineerd. Alleen de handen en het gezicht van de dirigent en de zangers worden belicht. Het ziet er ondanks die eenvoud toch heel mooi uit (licht en decor: Jeroen Smith en Ludo Winkelman, klankregie: Wouter Snoei).

‘Das atmende Klarsein’ van Nono wordt voorafgegaan door twee wereldpremières van stukken die zijn voortgekomen uit compositieopdrachten die met steun van het Fonds Podiumkunsten zijn gemaakt. Transits van Arnold Marinissen (1960) heeft dezelfde bezetting die ook Nono heeft gebruikt: acht zangers, basfluit en ‘klanksporen’. Hij ging uit van een gedicht van de Amerikaan Dan Albertson ‘Continuity II’ en hij mengt dat met opgenomen menselijke stemmen, van mensen die hem via internet antwoord gaven op vragen over continuïteit en beweging. Het resultaat klinkt niet zo overtuigend. De teksten zijn onverstaanbaar en de muziek is tamelijk weerbarstig. Ook als reactie op Nono is het niet zo sterk. Het is vooral de veeltaligheid die aan ‘Das atmende Klarsein’ doet denken.

Veel mooier is de andere wereldpremière Se non in ombra e specchio van de in Nederland wonende Italiaan Giuliano Bracci (1980). Hij neemt van Nono alleen de acht zangers over en de harmonische sfeer en gebruikt Italiaanse teksten van de zestiende-eeuwse vrijdenker Giordano Bruno, die door Nono zeer werd bewonderd. Bruno heeft het zowel over het oneindige heelal als over de liefde voor de natuur. De mannen zingen zoemend, aards, de vrouwen parelen daar bijna engelachtig bovenuit. Het geheel is van een grote schoonheid. De zangers staan schuin in een flauwe hoek opgesteld, de belichting werkt hier optimaal. Een lange lijn lichtjes leidt de blik naar boven, het heelal in.

Foto: Jan van den Bossche