In regie van Johan Simons loopt Woyzeck als verweesde mimespeler over de piste van een kapot circus: een afscheidsvoorstelling van menselijke waardigheid, het laatste kunstje. Projecties van koorddansers, jongleurs, messenwerpers en leeuwentemmers op het aftandse, rood-witte circusdoek, sorteren voor op deze sombere finale.

In Simons’ derde regie van deze even fascinerende als weerbarstige tekst van Georg Büchner, ensceneert hij het stuk als uitgesponnen circusnummer, met als kern de tragiek van de circusartiest die ten onder gaat aan dat waar hij bestaansrecht aan ontleent. Hij ontving er in 2019 een Nestroy voor, de belangrijkste Oostenrijkse theaterprijs. De voorstelling is twee dagen op rij in Nederland te zien, in Internationaal Theater Amsterdam.

In deze gestripte bewerking is soldaat Franz Woyzeck een lichaam in dienst van anderen, afhankelijk van de dubieuze arts of de vrouw die hem bedriegt met de tamboer-majoor. Hij is een speelbal van zijn omgeving, die hem vanaf de houten tribune voortdurend gadeslaat en geniet van zijn decorumverlies, zijn nakende ondergang. Nergens verlaten ze de piste of het podium, niets willen ze missen van dit treurige clownsnummer.

Steven Scharf speelt de titelrol soms tergend traag, nooit zielig of helemaal verloren. Hij lijdt vooral door de wetenschap dat hij lijdt: ‘Wat moet je met die ontzaglijke hoeveelheid tijd’, vraagt hij zich af, en later: ‘De deugd… dat moet fijn zijn om te hebben.’ Scharf sleept zich – brabbelend, fulminerend, mompelend – over de piste met zijn logge lichaam, en maakt zijn mentale kwetsuren zo op spannende, vervreemdende wijze fysiek. Anna Drexler biedt als Marie op momenten mooi tegenspel met haar energieke invulling, als een acrobate balancerend tussen grappig en gemeen. Guy Clemens is erg vermakelijk als tamboer-majoor, die als misplaatste macho de aandacht op zich vestigt.

Desondanks voelt deze Woyzeck ook als een taaie zit van ruim anderhalf uur. Simons vindt weinig variatie in zijn theatertaal, lang sleept deze Woyzeck zich als een eenkennige, logge machine voort.

Prachtig is de regen die soms met bakken tegelijk uit de theaternok valt, waar beelden van vogels op geprojecteerd worden of gekooide circusartiesten op te zien zijn. Het decor van Stéphane Laimé is sowieso een hoogtepunt: een half-gedeconstrueerde circusarena als metafoor voor Woyzecks kapotte geest, een plek waarin hij zich constant geobserveerd waant, en waarin hij zich ontpopt tot moordenaar.

En ondertussen klinkt van ver weg voortdurend nog muziek, als een weggestopte herinnering aan wat het geweest moet zijn: voluit leven.

Foto: Jörg Brüggemann, Ostkreuz