Sinds 15 december zijn alle theaters in verband met de coronamaatregelen opnieuw gesloten voor publiek. Repeteren mag nog wel, maar in plaats van te gaan try-outen en in première te gaan, gaat een voorstelling nu vanuit de repetitieruimte rechtstreeks ‘de ijskast’ in. Guy Clemens regisseert op dit moment Martin McDonaghs The Pillow Man (2003) bij Schauspielhaus Bochum: ‘Een aanraking op toneel maakt vaak ook een bepaalde spanning kapot.’

Vlak voor de kerst is Guy Clemens begonnen met de repetities van zijn debuutregie The Pillow Man van Martin McDonagh, dat aanvankelijk zaterdag 13 februari in première zou gaan bij Schauspielhaus Bochum. Maar bij aanvang was al duidelijk dat die datum uit de agenda kon. Toch gingen ze repeteren, zonder concrete premièredatum. Ach, volgens Clemens – telefonisch vanuit Bochum – is er als regisseur niet zoveel verschil. Nuchter: ‘Dan heb je het gewoon alvast gemaakt.’

Het maakt uit dat het theaterlandschap in Duitsland anders is opgetuigd dan in Nederland. De verschillende stadsgezelschappen, zoals Schauspielhaus Bochum, hebben vaste ensembles en spelen in principe alleen in hun eigen theater. Zodra de theaters weer open mogen, weet je dus dat zowel zaal als acteurs beschikbaar zijn om te spelen.

Daarom wordt er bij Schauspielhaus Bochum, het theaterhuis waar Johan Simons sinds 2018 intendant is, deze maanden toch gewoon doorgewerkt. Clemens: ‘Ze hebben hier straks vier voorstellingen in de ijskast liggen, die moeten allemaal met hetzelfde ensemble in dezelfde zaal komen. Als de zaal straks weer open mag, kunnen ze bij wijze van spreken een premièrefestival organiseren, met vier nieuwe producties.’

Een van de grote voordelen van dat systeem op dit moment, is bovendien dat je als ensemble een eigen zaal tot je beschikking hebt waar nu ’s avonds niet in gespeeld wordt. Dat heeft invloed op de gebruikelijke planning van de repetitieperiode. ‘We kunnen nu veel vroeger de montageperiode in, en bijvoorbeeld langer dingen uitproberen met licht en geluid.’

De coronamaatregelen die betrekking hebben op theater, zijn in Duitsland nog net wat strikter dan in Nederland. Net als hier mag er weliswaar gerepeteerd worden, maar wel onder specifieke voorwaarden. De acteurs moeten sowieso altijd op anderhalve meter afstand van elkaar blijven – ze hebben dus geen uitzonderingspositie – en mogen elkaar dus bijvoorbeeld ook geen rekwisieten overhandigen. ‘En wanneer ze naar elkaar gaan schreeuwen, moet de afstand al gauw vier tot zes meter zijn.’

Dat heeft dus een grote invloed op de mise-en-scène en daarmee op de dynamiek tussen de spelers, vertelt Clemens. ‘In The Pillow Man komt nogal wat expliciet geweld voor, daar moet je oplossingen voor bedenken.’ Ook zitten er een aantal verhoorscènes in McDonaghs stuk, waar behoorlijk wat intimidatie bij komt kijken. ‘Enerzijds mis je dan die mogelijkheid van fysiek contact, anderzijds levert het ook weer dingen op. Vaak als twee personages elkaar aanraken op het toneel, maakt die aanraking meteen een bepaalde spanning kapot.’

Op het moment dat die aanraking simpelweg niet mag, word je gedwongen om met de acteurs te zoeken naar hoe je hetzelfde effect op een andere manier kan bereiken, vertelt hij. ‘De afstand die de verschillende personages tot elkaar bewaren, heeft altijd een bepaalde betekenis. Die betekenis moet je nu op een andere manier proberen te bewerkstelligen. Dus je moet zorgvuldiger met je mise-en-scène omgaan. En dan merk je dat het ineens heel betekenisvol wordt als iemand twee stappen naar de andere toe loopt. Dat is winst.’

Wanneer de voorstelling alsnog in première gaat, durft hij niet te zeggen. ‘Ze hebben het hier nu over april, maar met al dat geschuif de hele tijd zegt mij dat niet meer zoveel.’ Of zo’n periode van stilstand tussen repeteren en spelen ook iets kan opleveren? ‘Als je genoeg tijd krijgt om het weer op te halen, kan het een voordeel zijn. Maar het hangt ook af van het type stuk. Ik zie dit echt als een komedie, waarin het nogal nauw luistert hoe de acteurs op elkaar aansluiten. Dat moet je wel weer kunnen bereiken.’

Het scheelt volgens hem dat de acteurs het gewend zijn om stukken na een relatief lange tijd vrijwel zonder repetities weer te hernemen. ‘Acteurs spelen hier vaker drie stukken door elkaar, waarvan ze er eentje soms een maand niet gespeeld hebben. Het is dan je eigen verantwoordelijkheid om dat goed op te pakken. Bovendien hebben ze de luxe dat er eigenlijk altijd een souffleur in de zaal zit.’

Zelf laat hij de voorstelling na 13 februari even helemaal los. Kan ook niet anders, vertelt hij. ‘Veel acteurs zitten dan ook weer in een ander project. Ik kan me hooguit nog wat bemoeien met wat technische dingen.’

Of hij ook heeft overwogen om nu de theaters dicht zijn, even helemaal niets te maken? ‘Die gedachte is enorm door me heen gegaan. Zeker als speler heb ik die innerlijke strijd gevoerd. Maar uiteindelijk is dit gewoon een stadstheater, dat door de stad en het rijk gefinancierd wordt. Iedereen wordt doorbetaald, we hebben hier onze eigen zaal, we mogen gewoon repeteren. Ik vind dat je dan moeilijk kan zeggen: “Sorry, we hebben maar even een pauze ingelast.” In zekere zin ben je het verplicht naar de stad toe om door te werken.’

Wel merkt hij, bij de acteurs én bij zichzelf, dat de coronatijd inmiddels een flinke wissel trekt op de moraal. ‘Iedereen is een beetje stuk. Dat merk ik zelf ook; mijn gemoedstoestand is veel zwaarder dan hiervoor. En het is ook een heel bizarre tegenstelling: enerzijds is het bijzonder en fijn dat we door mogen werken, anderzijds is het ook gek dat de hele stad dicht is en wij gewoon doorgaan. Het is een enorme luxe, die tegelijkertijd ergens wringt.’

Klik hier voor meer informatie en (indien beschikbaar) actuele speelinformatie. Foto: Ina Schoenenburg