Choreograaf Gaia Gonnelli heeft zich met haar gezelschap Dadodans gespecialiseerd in dans voor het jongste publiek. Die focus betaalt zich uit in speelse voorstellingen waarin performance, beeld en muziek op een boeiende manier samengaan. De poëzie ontstaat dankzij de betrokkenheid van de kleintjes. Hun belevingswereld staat centraal. De nieuwste voorstelling WeeRKLaNK is bedoeld voor iedereen van nul tot honderd, maar speciaal geschikt voor kleine kijkers, en vormt een uitnodigende toevoeging aan het oeuvre.

Op deze druilerige zaterdagochtend loopt het atrium van co-producent Muziekgebouw aan ’t IJ vol met peuters en hun bijbehorende volwassenen. Het ontdekken van de grote hoge ruimte gaat bijna naadloos over in het kijken en luisteren naar de voorstelling. Het daglicht dat van drie kanten binnenvalt, toont alvast de omgeving waar we zo dadelijk in zullen stappen: een speeltuin met daarin onder meer een vleugelvormig stalen rek dat vol hangt met trommelvellen en bekkens, een overdekte rode glijbaan met een propeller van rainmakers erop, een hoge blauwe wipwap voor een koperen hoorn en drie blauwe bollen (ontwerpen van Paul Boereboom en de ‘wipwap’ door Tessa Verbei).

Eén reden waardoor het Gonnelli goed lukt haar publiek mee te voeren, is de manier waarop ze publiek en performers positioneert. Tussen het zestal wonderlijke speeltoestellen liggen gekleurde ronde matten, lekker zacht, met kussentjes en zitzakken, waar de jonge kijkers samen met hun volwassenen plaatsnemen. Zo, op schoot of dicht tegen een bekend groot lijf aan, nestelen ze zich in de setting voor WeeRKLaNK. Niemand zit alleen. Het wordt niet donker en stil gemaakt; de overgang is zacht. Iedereen kan overal alles zien en je mag gerust wat rondscharrelen op de mat.

Er wandelt een trompetspeler rond (Felicity Provan). Het instrument aan haar mond fluistert, stottert, hinnikt, piept en pruttelt. Uit een tunnel die zo uit een ruimtestation lijkt te komen, klimt een performer tevoorschijn (Mayke van Kruchten, die de geblesseerde Klára Aleksová vervangt). Zij en de derde performer, danseres Candela Murillo, spelen met de slangetjes en buizen met verschillende soorten luistertuit die overal verspreid over de vloer kronkelen. Voorzichtig plaatsen ze de tuit dichtbij het oor van een kind, en nog een, en nog een, zodat ze kunnen luisteren. Eentje wil niet graag, maar haar mama doet het heel voorzichtig wel. Dat is een andere manier om de wereld van het kind te verknopen met de voorstelling: de scenografie biedt allerlei aanknopingspunten voor actief contact tussen speler en kijker tijdens de voorstelling. En wie niet wil, wordt gewoon met rust gelaten.

Een derde troef is het uitgekiende spel met belofte en inlossing. De hele setting is natuurlijk één grote belofte, want na afloop mag je volop klauteren en glijden en geluiden ontdekken, dat is al gezegd voor aanvang. Maar binnen de voorstelling zitten ook steeds kleine voorzetten, die later worden ingekopt. Het thema klank is een voorbeeld. De trompet heeft verschillende klanken, en de drie performers maken af en toe ook klanken met hun stem – even roepen, even zuchten, even briesen als een paard – om dan weer in beweging verder te gaan. Vaak is de beweging een grappige of verrassende reactie op de muziek, of andersom. Dat duurt en duurt, bijna zou je die stemmen vergeten. De koperen toeter op de blauwe wipwap echoot de trompet. En dan ineens zoeken ze met drie stemmen naar een samenklank, waardoor die eerdere spanning toch wordt ingelost.

Om me heen zie ik peuters lachen, met rode wangen onderuit zakken, de toestellen voorzichtig aanraken. De volwassenen voelen zich op hun gemak en voelen weinig behoefte om ze te corrigeren of bij de les te houden. Vanuit die veiligheid ontstaat een open sfeer, waarin een danseres de wijzende vinger van een oplettende dreumes beantwoordt met gewiebel van haar eigen vingers, wat een blije lach brengt op het gezicht van het kind, wat de volwassenen raakt – inclusief de danseres, die dat gevoel weer meeneemt in haar bewegingen en blik, en daarmee doordanst naar een ander kind.

Foto: Ben van Duin