In een tijd waarin de kranten kampen met teruglopende lezersaantallen en regionale uitgaves onder veel grotere nieuwsconglomeraten worden ondergebracht, is het een zinvol idee om uit te zoeken wat die toenemende druk op het voortbestaan doet met het journalistenvak. Het Zuidelijk Toneel komt met een weergave die qua tekst aardig van opzet is maar in de uitvoering nogal onevenwichtig.

De voorstelling De Waakhonden is gebaseerd op de twee maanden die schrijver Marcel Osterop en regisseur Roeland Hofman doorbrachten op de redactie van het Eindhovens Dagblad. Osterop kwam met een tekst die een dag op de redactie weergeeft en bracht zijn eigen rol als observator erin terug: we volgen drie redacteuren vanuit het perspectief van een buitenstaander.

Deze verteller wordt eigenwijs en knalgeel gestalte gegeven door Eva van Manen en zorgt voor dynamiek, want de werknemers van de krant verkeren in een permanente crisis op zoek naar lezenswaardige nieuwsverhalen en zitten daardoor wat voorspelbaar klem tussen klein lokaal leed, de roep van hun luidruchtigste lezers en hun onderlinge verhoudingen.

Terwijl zij, even kleurloos als hun kleding, achter hun bureaus vanuit eigen ergernissen en een vaag gevoel voor wat de lezers willen tot weinig actie komen, kijkt deze verteller uit het raam en ziet dat er buiten iets gaande is. Iemand is bezig een klein tentje op te bouwen op het veld daar beneden. Telkens breekt ze in tijdens de discussie over wat er in de krant moet komen: het onderhoud van de fietspaden, de schuldvraag voor de klimaatverandering. Eerst om melding te doen, gaandeweg steeds meer sturend, of wensdenkend.

Op driekwart van het stuk liggen de twee benaderingen in één klap onherstelbaar ver uit elkaar wanneer de verteller meldt dat de onrust in de stad is uitgemond in een aanslag, terwijl de hoofdredacteur, een overtuigende rol van Pieter Genard, een telefoontje van het thuisfront moet aannemen. Of hij Chinees meebrengt.

De opbouw van het stuk kent echo’s van die van een krant: de nieuwsitems worden becommentarieerd door lezers en reaguurders en onderbroken door reclame-uitingen. De redacteuren worden platgebeld door mensen die er wat van vinden, scènes vallen weg voor een boodschap over tandpasta die veel weg heeft van een column.

Het stuk duurt iets meer dan een uur, maar toch voelt het langer. In de slotmonoloog van de eindredactrice, gespeeld door Lotte Dunselman, zien we hoe de krantenmakers volledig samenvallen met hun eigen lezers. Een tirade van onbegrip, angst en machteloosheid over onze snel veranderende maatschappij volgt op het gebrek aan stellingname en duiding dat de krant geeft, en waar zo naar verlangd wordt.

Osterops tekst geeft genoeg munitie. Maar Dunselman maakt het niet waar. Ze speelt met de handrem erop. Slaat zonder overgave met haar toetsenbord op het bureau en bouwt haar woede niet geraffineerd genoeg op, waardoor ze het publiek niet meekrijgt. Hier was een sterkere regisseurshand nodig geweest. Want dit is het punt waar alles om draait. Wat is nog de waarde van een krant wanneer die niet langer in staat is om haar lezers een ander perspectief dan het eigen te bieden, om gebeurtenissen in een kader te plaatsen? Een krant die niet ingaat op grote vragen, maar die vragen alleen nog maar eindeloos naroept? Zo’n krant verwerpt zijn eigen bestaansrecht.

Dit is het punt in de voorstelling waar we als kijkers onze mening aan hadden kunnen scherpen, dit is waar de makers hun publiek bij de kladden moeten grijpen. Willen we kranten die ons helemaal niets wijzer maken? Dat is wat een kunstwerk kan doen. Dat laat je niet uit je handen vallen.

Foto: Phile Deprez