Op 15 juni beleeft de opera Octavia. Trepanation zijn wereldpremière op het Holland Festival. De muziek werd geschreven door Dmitri Koerljandski, de regie is van Boris Joechananov, artistiek directeur van het Stanislavsky Electrotheatre uit Moskou. Constant Meijers raakte twaalf jaar geleden in Moskou onder de indruk van Joechananovs voorstelling Tale from an upright man en sprak voor Theatermaker met de regisseur. Onlangs terug in Moskou hernieuwde hij de kennismaking met Joechananov.

Boris Joechananov leerde ik kennen door zijn voostelling Tale from an upright man, gebaseerd op een tekst van Oksana Velikolug, een verlamde vrouw die aanvankelijk als belangstellende workshops van Joechananov bijwoonde, maar op een goed moment zelf een stuk ging schrijven, geïnspireerd door het werk van Artaud. Door Joechananov werd ze met rolstoel en al in haar eigen voorstelling gezet. Het was een kenmerkende actie voor Joechananov, die in die tijd bekend stond als underground regisseur. Een regisseur die bijvoorbeeld het plan opvatte om met een groep acteurs stukken in te studeren en die stukken op te voeren in theaters van bestaande gezelschappen door kort voor aanvang binnen te vallen en het toneel te bezetten.

Joodse wortels

Nu, twaalf jaar later, vertelt Joechananov dat dit concept van ‘kunststerreur’ typisch een concept uit de jaren negentig was. ‘Ik hield me toen bezig met de relatie tussen actie en reactie, dat vormde mijn centrale uitgangspunt. Mijn eerste reactie-experiment vond plaats in 1991, het jaar van de Jeltsin-revolutie. Ik experimenteerde met het naar binnen halen van andere werkelijkheden in het theater. Mijn onderzoek was primair artistiek gericht, niet politiek, ik houd niet van politieke agressie. En al helemaal niet van agressie van kunstenaar tot kunstenaar. Na een aantal jaar verloor ik mijn belangstelling voor deze aanpak en na de voorstelling die je zag, Tale of an upright man, besloot ik het theater de rug toe te keren.

Voordat ik besloot het Nieuw Joods Theater op te richten, in het Russisch afgekort tot NJET, heb ik me zeven jaar verdiept in het judaïsme, om mijn joodse wortels op te zoeken. Ik legde contact met rabbi’s, begon de Thora en de Heilige Boeken te lezen. Vervolgens probeerde ik alles wat ik te zien en te horen kreeg onder te brengen in een game, met een bedrijf waar niet alleen joden werkten maar ook boeddhisten, christenen en katholieken. We zetten een speurtocht op naar de bronnen van het judaïsme. Tegelijkertijd leidde ik een serie seminars, onder de titel “Waarom hebben joden theater nodig als ze al de Thora hebben?” In het jodendom is alles gereguleerd, van zonsopgang tot zonsondergang, daar kan geen realityshow tegenop. Na een tijdje gaf ik ook de studie naar de heilige teksten en het geven van seminars op en besloot ik me te gaan verdiepen in de kabbala. Om zo daar dicht mogelijk bij in de buurt te komen, moest ik zelf gaan schrijven, een toneelstuk. Daarvoor nam ik de mythe van de Golem. Ik begon met het gedicht in acht scènes van H. Leivick, haalde er de Maharai van Praag (Jehoeda ben Betsalel Löw, red.) bij, die door het bestuderen van de kabbala zou hebben geleerd hoe hij een Golem kon maken die de joden kon verdedigden tegen pogroms. Toen ik mijn tekst met een groep acteurs ging repeteren, raakte ik dusdanig in de knoop met mijn eigen commentaren op de tekst dat ik mezelf begon uit te schelden en te vervloeken. Ook toen ik mensen uitnodigde om naar de verschillende stadia van dit werk te komen kijken, stond ik nog voortdurend op mezelf te schelden. Als een rockmuzikant ging ik voor het publiek tekeer.

Een van de acteurs nam mijn bezeten gedrag over en voerde dat in als een rol in de voorstelling. Toen ik dat zag, begon ik ook op hem te schelden: “Hoe kun je zoiets doen? Dit is totale shit!” Zo ontwikkelde de voorstelling zich gedurende drie jaar bijna vanzelf. Er kwamen van alle kanten reacties op, positieve en negatieve. In het kader van het publicatieproject ‘Theatre and its Diary’, waarin we de dagboeken van belangrijke regisseurs publiceren, heb ik de teksten van alle opvoeringen tot en met de eindtekst, aangevuld met commentaren, foto’s en filmopnamen, gebundeld in acht delen. Op 28 mei is dit project, dat in wezen over het Nieuw Joods Theater gaat, gepresenteerd.’

Regisseurstheater

Na het Golem-project besloot Joechananov terug te keren naar het theater. Hij maakte een stuk over zijn leermeester Anatoly Vasiliev en deed een project over Faust. ‘Daarna begon ik mijn eigen opleiding, Studio Four, waarmee ik een aantal grote projecten op de rails zette, waaronder De gouden ezel. Ik raakte geïnteresseerd in Lewis Hide en zijn boek Trickster makes this world. Ik zie de trickster als een held van onze tijd en het oudste boek over dit fenomeen is van Apuleies en heet De gouden ezel. Zo kon ik de Grieken, kabbala en judaïsme met elkaar verbinden.’

Toen het Moskouse stadsbestuur een competitie uitschreef om een nieuwe directeur te werven voor het oude Stanislavski-theater besloot Joechananov mee te dingen. ‘Ik heb een uitgebreide sollicitatiebrief geschreven waarin ik gedetailleerd uit de doeken deed wat voor een nieuw theater ik voor Moskou in gedachten had. Een regisseurstheater, een huis dat open zou staan voor de hele wereld. Ik won de competitie, creëerde een fonds met hulp van een vriend, een gefortuneerde zakenman, waarmee we het theater volledig hebben verbouwd. Veel Russische theaters maken tegenwoordig gebruik van fondsen, met overheidssubsidie alleen kom je er niet meer. We hebben een multifunctionele grote zaal gerealiseerd waarin elke vorm van theater mogelijk is. Daarna hebben we een kleine zaal toegevoegd. Ik wil Europese regisseurs van verschillende generaties uitnodigen om hier werk te komen maken; Theodoros Terzopoulos, Romeo Castelluci en Heiner Goebbels zijn hier al naartoe gekomen. Toen ik het oude theater binnenkwam, was het alsof ik in een kooi met wilde beesten werd geduwd. Toen heb ik de strategie van wat ik homeopathische communicatie noem ingezet. Met iedereen die hier werkte, tweehonderdvijftig mensen die erom bekend stonden het nooit met iemand of iets eens te zijn, ben ik in gesprek gegaan om ze te overtuigen van mijn plannen en te horen wat ieder van hen met het theater wilde. Uiteindelijk bleken ze allemaal toegewijd en enthousiast. Zo kon ik de afgelopen drie jaar een aantal grote projecten realiseren en dit theater in de voorhoede positioneren. Het Stanislavsky Electrotheatre is een nieuw Jeruzalem waar we het wereldwijde Judaïsme vieren.’

Drie wereldrijken ineen

Het idee voor de nieuwe opera Octavia. Trepanation stamt uit 1989, toen Joechananov in contact kwam met de Russische underground, die zich ophield in de kelders van de communale woonblokken in Moskou. ‘Ik stuitte op een tekst over Octavia die aan Seneca wordt toegeschreven, waarin Nero zijn moeder doodt, van zijn vrouw scheidt en Rome in de fik steekt. Vervolgens nam ik een lang essay van Trotski over Lenin en bracht de twee teksten bij elkaar. Trotski beschreef Lenin als een genie, maar een genie met een afschuwelijke missie die een tirannie in het leven heeft geroepen. Trotski ontwikkelt een ambivalente houding ten opzichte van Lenin zonder afbreuk te doen aan diens genialiteit. Intuïtief verbond ik dat verhaal over Nero met de aanstaande ondergang van het Sovjetrijk tussen 1990 en 1992. Daar ging die voorstelling toen over.

Nu, dertig jaar later, is het een compleet ander werk. Ik heb de componist Dmitri Kourljandski gebeld, een van de leiders van de nieuwe muziek in Rusland, ik durf hem een van de opvolgers van Sjostakovitsj te noemen, om samen het libretto te maken. Nu gaat de voorstelling over de revolutie als een vorm van tirannie. We hebben drie wereldrijken ineen geschoven: het Romeinse rijk van Nero, het Sovjetrijk van Lenin en het Chinese rijk ten tijde van de terracotta legers. Het toneelbeeld wordt bepaald door het gigantische hoofd van Lenin, omkranst als een Romeinse keizer. Met de schedellichting, de trepanatie, verwijzen we naar het feit dat Lenins schedel in 1922 werd gelicht, om na te gaan waaraan hij was overleden. Er was een vermoeden dat hij stierf aan de gevolgen van syfilis. Dat bleek niet het geval, hij overleed aan de gevolgen van een hartaanval, hij zou geschrokken zijn van de opkomst van Hitler. Dat laten we door het openen van zijn brein zien. Het hoofd van Lenin is geconstrueerd als een huis met drie verdiepingen, met allerlei technische trucjes binnenin. Links en rechts van Lenins hoofd staat het terracottaleger. Elke strijder is 2.30 meter hoog en in die strijders bevinden zich de leden van het operakoor. De grootste uitdaging is om hen verstaanbaar te krijgen.

‘Ik noem dit werk een “opera-operatie”, omdat we de schedel van een revolutionair open maken, zijn waanbeelden eruit halen en vervangen door het beeld van de Boeddha, als symbool van een nieuw bewustzijn. Je zou kunnen zeggen dat wij de viering van de honderdjarige Russische revolutie naar Holland brengen. Maar deze opera gaat niet over Poetin of over Trump, dit gaat over de conditie waarin de wereld zich momenteel bevindt, een conditie die we met één operatieve ingreep, met één opera hopen te herstellen. We moeten een nieuw tijdperk openen, te beginnen in Amsterdam.’

Octavia. Trepanation door Stanislavsky Electrotheatre Moskou, muziek Dmitri Koerljandski, regie Boris Joechananov.
15 en 16 juni, Muziekgebouw aan ’t IJ Amsterdam.

Dossiers

Theatermaker zomer 2017