Om de zoveel jaar speelt ergens wel het stuk Vijand van het volk (1882) van Henrik Ibsen. Koos Terpstra regisseerde in 1994 het stuk in de bewerking van Arthur Miller; in 2009 bracht Arie de Mol Ibsens Vijand bij Toneelgroep Maastricht en vier jaar later kwam het Vlaamse theatermakershuis De Queeste met een adaptatie. Nu brengt Theatergroep Suburbia uit Almere het stuk als ‘zomervoorstelling’ in Stadslandgoed de Kemphaan. En er is altijd popmuziek in deze enscenering: bij De Mol trok muziek van The Velvet Underground het stuk naar de jaren zestig, bij Suburbia klinkt een veelzeggende verklanking van Losing My Religion (1991) van R.E.M.

Echt zomers is Suburbia’s versie in de regie van Albert Lubbers niet. Dat is goed, en getuigt van durf. Op de bühne in het overkapte decor is het een enorme bende. Een overvolle keuken, boeken en kranten overal neergegooid, wijnflessen in dozen, rare zwevende planten in glazen schalen. Echt fijn om naar te kijken is het niet; het is teveel, te opzichtig-afleidend en nutteloos. Personages komen op en af per auto of fiets, naar gelang hun stand in de dorpse samenleving.

Dat doelloze decor typeert ook het begin van de voorstelling: het is alsof de spelers niet goed weten het stuk als een Brechtiaans pamflet te spelen of als een psychologisch drama. Het zweeft ergens tussenin. Snel is het verhaal gegeven: arts Stockmann ontdekt dat het water in het veelgeroemde kuuroord is vergiftigd. Die koele waterbron zou genezende krachten moeten hebben, maar baders worden ziek. Uit idealisme wil hij mensen waarschuwen voordat het te laat is; de zomer komt eraan, een kleine ingreep zal het water weer fris en gezond moeten maken. Xander van Vledder in de hoofdrol laat zich drijven door humane motieven, aanvankelijk naïef. Hij krijgt de plaatselijke courant met zich mee, maar die haakt af als de wethouder (in het oorspronkelijke stuk de burgemeester) dreigt met het faillissement van het gehele dorp, en dus van de krant. Stockmann en zijn vrouw Katharina hebben zojuist een kind gekregen.

Interessant is de invulling die Lubbers aan de hoofdrol laat geven: Van Vledder begint als een dokter die wordt geleid door goede en eerzame bedoelingen, zonder te beseffen tot welke catastrofe zijn aanklacht zal leiden. Geleidelijk raakt hij zo van zichzelf vervuld en zelfs bevangen door zijn ijdelheid, dat hij blind wordt voor zijn obsessies. Het vergiftigde bronwater is voor hem een alibi om de corrupte dorpspolitiek aan te vatten. En zo sluit zich om hem heen een verstikkend web van gemeentebelangen en een pragmatische pers die alleen aan eigen financieel gewin denkt, omdat slecht nieuws adverteerders en abonnees wegjaagt. Tot slot blijkt zijn schoonvader nog een dodelijke verrassing in petto te hebben.

Na het stroeve begin krijgt de voorstelling vleugels. De geniale plottovenaar die Ibsen is, dringt stap voor stap de arts van het kuuroord in de hoek, tot aan zijn ondergang. De redder van het volk vindt zichzelf terug als volksvijand. Hij krijgt een spreekverbod, wordt ontslagen, moet het huis uit en voor zijn vrouw en kind is er geen toekomst behalve een zwarte afgrond. Hoogtepunt van de voorstelling is zijn toespraak tot het dorp waarin hij de democratie hekelt. Lubbers en zijn bewerkers kiezen hier voor herkenbare onderwerpen als zelfverrijking van de bankiers, vluchtelingenproblematiek en asielzoekers. Ook wil dokter Stockmann de democratie afschaffen, want niemand in dit land interesseert zich nog voor de politiek. Het zijn grote en bevlogen woorden en opinies, die we herkennen uit voorstellingen als De verleiders en ook het recente Het pauperparadijs.

Toch maakt die zo geroemde actualiteit niet de kracht uit van de voorstelling, want de aanval op de hedendaagse corrupte en egoïstische wereld van graaiers is bekend. Ook de desinteresse van het volk voor de politiek is een lied dat we eerder hoorden, hoe schrijnend dat ook is. Boeiender is hoe Stockmann steeds meer vereenzaamt in zijn positie als klokkenluider. Idealisme botst keihard op pragmatiek en opportunisme. De plaatselijke krant kent niets dan konkelfoezende journalisten. In de realistische speelstijl die Theatergroep Suburbia nastreeft, gaat het om geloofwaardigheid. Van Vledder groeit in spelkracht naarmate de ondergang van zijn personage naderbij komt. Een schitterende rol speelt Titus Boonstra als gluiperige financieel directeur van de plaatselijke krant, gesecondeerd door Ruben Brinkman. Ze laten zien hoe de journalistiek onophoudelijk gevaar loopt partij te kiezen. Justus van Dillen als de wethouder is overtuigend als hij geleidelijk woede laat varen en wanhoop ervoor in de plaats zet. Een heel mooie vileine rol speelt Ad Knippels als de vader van Katharina die de laatste genadeslag geeft door te dreigen met onterving. Katharine, vertolkt door Hanne Arendzen, is bedeeld met een kleine rol: deze Ibsen is een mannenzaak. Haar sterkste moment is als ze zich uit wanhoop opkrult in een fauteuil, terwijl haar haar golft over de leuning. Een soort verdrinking.

Geleidelijk neemt de voorstelling bezit van de toeschouwer. Dat is knap. De regie en de spelers hebben, net als kuuroordarts Stockmann, veel te vertellen en veel aan te klagen over hedendaagse misstanden. Dat maakt Vijand van het volk boeiend. Nog sterker is het innerlijke conflict van klokkenluidende idealist: hij handelt uit menswaardige motieven maar krijgt juist de mensheid tegen zich. De mens wil bedrogen worden, lijkt het onderliggende motief. Als aan het slot de erfenis dreigt te vervallen, is een zaak duidelijk: het draait allemaal om geld. Behalve bij Stockmann en zijn vrouw, bij hen overheerst het idealisme. Op deze manier hebben Lubbers en zijn spelersgroep overtuigend bewezen dat idealen fragiel zijn, en het waard om te worden verdedigd.

Foto: Claudia Kamergorodski