Hendrik Ibsen schreef zijn toneelstuk al een 140 jaar geleden, en ik trap open deuren in als ik schrijf dat het nog altijd actueel is, zoals de meeste stukken van Ibsen qua inhoud en thematiek nog altijd modern aandoen. Corruptie, politiek gekonkel, onderdrukking, hypocrisie, sociaal onrecht, gesjoemel, het is van alle tijden. Olympique Dramatique actualiseert het stuk niet op een realistische speelwijze, maar maakt er een wrange komedie van, speels en huppelend, kolderiek, grotesk, vilein.

Wat meteen het meest in het oog springt in het decor van Stefan Stessel, is een groot wit scherm dat als een ingelijst schilderij aan een katrol hangt. Het zal in de loop van de voorstelling meerdere malen schuiven en draaien, en dat zorgt steeds voor een dreigend en imposant beeld. Is het een spiegel voor het begrip ‘het volk’ dat door politici steeds anders in eigen machtsbelang wordt ingevuld? Is het de leegte van ons bestaan? Is het een metafoor voor de onafwendbare dreiging? Het kan allemaal, denk ik.

Een voor een komen de spelers op, in zwarte siliconen kostuums en met maskers. De een probeert een stoel open te klappen, wat maar niet lukt, een ander spreidt in één beweging zijn ligbed uit, nog een ander personage zet stoel en krukje op. De toon is gezet. Daar zitten en liggen ze dan. Een met een grote neus, een ander met grote oren of een hanenkam, en opvallend, ze hebben een wat kalende schedel met oranje fluorescerende stukjes tape. Behalve een vrouw, het is Katrien (Sanne Samina Hanssen), de vrouw van dokter Thomas. Hij zal voor de nodige opschudding op het toneel zorgen. En dat is ook letterlijk te nemen. De personages bewegen zich heftig gesticulerend, kronkelend, kreunend, spastisch. Ze kijken het publiek recht in de ogen in hun monologen en dialogen, ze praten nerveus en opgejaagd heel vaak via het publiek met elkaar.

Dokter Thomas Stockman ontdekt dat het water van het kuuroord in zijn stad ernstig vervuild is en de bezoekers dodelijk ziek maakt. In het belang van de volksgezondheid wil hij zijn bevindingen publiceren. Hij wendt zich tot de lokale politiek om in te grijpen. Zijn broer Peter Stockmam is de burgemeester van de stad en heeft zijn bedenkingen. Het nieuws bekendmaken zou onoverzichtelijke economische gevolgen hebben. Meer nog, het laat de gewone man opdraaien voor de kosten. De botsing tussen een strijdende idealist en een pragmatische politicus draait uit op een stadsoorlog tussen het gelijk van de ene en het ‘gezond verstand’ van de massa. Wetenschap versus politiek. Wat is waar, wat niet? Wat kan, wat niet? Onder dit conflict over het algemeen belang broeit de concurrentie en de persoonlijke strijd tussen twee broers.

In Vijand van het volk beschreef Ibsen in 1882 een maatschappelijke crisis én een familiecrisis. Olympique Dramatique zou Olympique Dramatique niet zijn als het dit sociaal drama uit het wereldtoneelrepertoire niet op een eigengereide manier zou aanpakken. Grotesk en indringend, grootse gebaren en subtiele venijnigheden wisselen elkaar af. Met hun kostuums en met hun maskers (van de hand van kostuumontwerpster Inge Büscher) zorgen de spelers al voor een bevreemding.

De personages zijn geen mensen meer, het zijn wezens. Hypocriete wezens, die liegen, sjoemelen, alleen aan eigen gewin en macht denken. Zijn het Noorse trollen? Het zijn poppen, marionetten die zonder draden alle kanten uit bewegen, zwieren, kronkelen, soms met moeite in de hand te houden zijn. Zo bouwen ze ook verbaal kromme redeneringen op, ze maken elkaar uit, ze liegen schijnheilig, ze beschimpen elkaar, steeds venijniger en vileiner. Maar bijwijlen hangen ze er rustig bij, ze liggen en staan, en jammen met elkaar.

De kapitein (Nico Sturm), de man in het stuk die zich boven al dat politiek en familiaal gekronkel stelt, pleegt geregeld grappige al dan niet filosofische getinte uitspraken. Een papegaaiduiker is geen pagegaai en is ook geen duiker. Woorden geven niet altijd weer wat ze zouden moeten betekenen. Op een bepaald moment verstopt de kapitein zich onder een stapel dekens en kussens. Als een aardig beest met hoge aaibaarheidsfactor waggelt hij over het toneel tijdens een dispuut over de crisis. Is het een beeld voor de zachte, warme natuur, tegenover de harde werkelijkheid die de natuur laat verloederen? Is het een dreiging? Het werkt in ieder geval bevreemdend.

Het spel is een combinatie van absurdistisch spel, waarin de wezens in een kale ruimte al dan niet berustend afwachten wat hun lot zal zijn, en commedia dell’arte, waarin de personages geen individuen maar ‘persona’ zijn. Door de maskers creëren ze een afstandelijkheid. Maskers verbergen je gezicht, je persoon, maar eigenaardig genoeg, stamt het woord ‘persoon’ etymologisch af van het Etruskische ‘fersu’ dat ‘masker’ betekent. In die zin kan het zo zijn dat een masker pas de échte persoon toont die je bent. Zijn het dan toch mensen die we hier bezig zien?

De tegengestelde opvattingen tussen de twee broers groeien uit tot scheldpartijen, en er wordt steeds meer op de man dan op de bal gepeeld. Ze beschimpen elkaar, vernederen elkaar, het gaat er verbaal hard aan toen. Zij kwetsen elkaar om te kwetsen. De andere personages reageren daarop, eerst slijmerig bij de dokter, de klokkenluider die het milieuschandaal onthult, om dan onderdanig eieren voor hun geld te kiezen bij de burgemeester die het meeste macht uitoefent. In hun spel toont Olympique Dramatique de manipulatiemachinerie achter de schermen van de besluitvorming, en het gekrakeel en gesjoemel in de wandelgangen. Dat alles doen ze in een kolderieke uitvergroting in een aantal scènes, waarvan er meerdere mochten zijn. Af en toe zakt het spel in.

De mislukte klimaattop ligt net achter ons. En ook andere schandalen qua milieu, politiek en pers zijn in dit zogenoemde ‘post-truth-tijdperk’ niet te tellen. Vijand van het Volk is dus uiterst actueel. Deze voorstelling, en vooral de monoloog van dokter Thomas (Joeri Happel) refereert in die zin voor mij aan een sterke monoloog die ik een paar dagen geleden zag van Simone Milsdochter. Zij speelde Apate, de godin van de leugen, in een theaterbewerking van het boek ‘Kinderen van Apate. Over leugens en waarachtigheid’ van filosofe Alicja Gescinska. Daarin stelt zij dat we in onze neoliberale wereld ‘in naam van verdraagzaamheid, gelijkheid en gelijkwaardigheid van mensen denkbeelden moeten tolereren of accepteren, die grenzen aan het intolerante en inacceptabele.’ Met andere woorden: we geven in naam van de democratie en vrije meningsuiting een complotdenker evenveel spreekrecht als een expert. Met alle kwalijke gevolgen van dien. Vooral dat klaagt deze Volksvijand aan. Dokter Thomas mag zijn onthullingen en zijn voorstel tot oplossing niet publiceren, maar wel in een speech verkondigen. Omdat hij het niet over het kuuroord mag hebben, word het een algemene beschouwing over de mens en de wereld, over macht, en dan vooral over de macht van het domme volk. Over de macht van de niet correct geïnformeerde meerderheid, al dan niet gemanipuleerd.

Joeri Happel laat in zijn monoloog op een paars belicht leeg podium zijn machteloosheid in waanzin verglijden. Heel sterk worden redeneringen en opvattingen met elkaar verweven. Hij doet dat eerst kalm, maar dan steeds sneller, scheller, schreeuwender. De verstaanbaarheid lijdt echter onder die vergalopperende snelheid. Dat euvel van onverstaanbaarheid – dat we ook bij andere spelers, maar gelukkig niet allemaal, opmerken – wordt ook veroorzaakt door de maskers die weliswaar de mond vrijlaten, maar wel om de kin spannen waardoor de zeggingskracht al moeilijker wordt. Deze Vijand van het Volk zet ons een spiegel voor, en intrigeert zeker ook qua vormgeving en spel, maar is jammer genoeg niet altijd overtuigend.

Foto: Kurt Van der Elst