De oude ijsbaan in Domburg, Zeeland, vormt de openluchtlocatie voor Crashtest Ibsen, een marathon van drie Ibsen-klassiekers door regisseur Sarah Moeremans en tekstschrijver Joachim Robbrecht. Domburg wordt Noorwegen, een grasveld biedt uitzicht op een denkbeeldige fjord en kijk, daar staat Nora, de titelheldin uit Nora of het Poppenhuis (1879). Actrice Evelien Bosmans draagt een witte jurk die strak om haar heen sluit. Dat is niet zomaar. Ze is de gevangene in een verstikkend huwelijk, ze wil eruit breken, het is de late negentiende eeuw en Henrik Ibsen gebruikt haar, zoals ze zegt, ‘als een poppetje om mee te spelen’. Dat doet ook haar man, Torvald Helmer, gespeeld door Joep van der Geest.

Met haar rol zet Bosmans meteen de toon. Moeremans en Robbrecht werken al zo’n tien jaar aan hun collectie Crashtest Ibsen. Behalve Nora speelt de groep op het Zeeland Nazomerfestival in samenwerking met Het Zuidelijk Toneel ook hun rigide bewerkingen van Volksvijand (Vijand van het volk, 1882) en Ik zie spoken (Spoken, 1881). Het uitgangspunt van de reeks is even eenvoudig als briljant: als de tijd anderhalve eeuw verstrijkt, waarom doen toneelpersonages dat dan niet? Waarom moet elke keer weer, bij elke uitvoering, Nora de deur achter zich dichtgooien om te ontsnappen? Nora is een van de meest gespeelde stukken ter wereld, elke avond gaat er ergens wel een Nora in première. Waarom zouden al die voorstellingen getrouw zijn aan Ibsens machinaties, de man die de sfinx van het noorden wordt genoemd? Zelf denken, zelf maken: dat is het devies van deze ingrepen.

De sfeer waarin Crashtest Ibsen zich afspeelt doet denken aan De Parade. Er zijn eettentjes, er is de uitleg door de acteurs, maar bovenal is er het geweldige spel van een cast van zes acteurs, die in wisselende bezetting alle rollen vertolken. Vooral opmerkelijk in dramatisch opzicht is het spel met de toneelconventies zelf. Voortdurend schakelen de acteurs in adembenemend hoog tempo over van historisch personage naar hedendaags personage, van toen naar nu. Ondertussen laten ze ook nog fictie en werkelijkheid stuivertje wisselen, gaat het over de vierde wand die doorbroken moet worden (wat in Ibsens tijd streng verboden was) en wordt het publiek rechtstreeks aangesproken. Gebeurt er iets dramatisch, dan roept een van de spelers: ‘Kijk, daar hebben we een motorisch moment.’

Behalve Bosmans en Van der Geest spelen Gillis Biesheuvel, Louis van der Waal, Judith van den Berg en Peter Seynaeve mee. De kostumering door Daphne de Winkel volgt fraai de mode van de negentiende eeuw én de huidige trends en Theun Mosk zorgt voor de adaptatie van de open omgeving naar een theatrale ruimte.

Het switchen in tijd en van rollen zorgt ervoor dat we als toeschouwer zowel zoiets beleven als een ‘echte’ negentiende-eeuwse Ibsen als een hedendaagse versie ervan. In de carrousel die het drieluik vormt krijgen we te maken met een naar vrijheid hunkerende vrouw die ook nog eens moeder is, een zwembad dat vergiftigd raakt en hoe een dorpsgemeenschap daarop reageert (Volksvijand) en tot slot het gruwelijkste drama van Ibsen, de tragedie Spoken waarin een zoon erfelijk belast blijkt met syfilis, zogenaamd opgelopen in Parijs, maar zijn losbandige vader is de veroorzaker van alle rampen.

Het is een goede keuze van regie en auteur om zes archetypische personages te creëren die zich ontwikkelen gedurende de drie voorstellingen. ‘Kindvrouwtje’ Nora keert terug als journaliste in spe die door de krantenredacteur verleid wordt. Dienstmeid Biesheuvel wordt tot slot de erfelijk belaste, waanzinnig geworden zoon. Moraalridder Van der Geest zet een angstwekkende dominee Manders in Spoken neer. Als aan het slot het weeshuis afbrandt dat is opgericht als eerbetoon aan de vader die het niet zo nauw nam met de zeden, dan gloeit de Domburgse hemel angstaanjagend.

Wie nooit eerder een Ibsen zag, krijgt met deze marathon een fijne inhaalslag. Wie de stukken eerder zag, ziet de rijke mogelijkheden die Moeremans crashtest biedt. Actualiseren is altijd al een soort toverwoord onder toneelmakers, maar dat is vaak erbij gesleept. Bij Moeremans en Robbrecht is dat anders: zij gooien de stukken als het ware tegen de muur, bij wijze van crash, en rapen dan de brokstukken bijeen. Om te zien wat overblijft, wat de tand des tijd doorstaat. Dat is glansrijk veel, misschien niet in elke bewerking (Volksvijand mist net de brille van de andere twee), maar het is niet vaak eerder in het theater te ondergaan dat een voorstelling de toeschouwer confronteert met zoveel thema’s die zowel vroeger als nu behelzen.

Ibsen stamt uit de tijd van het naturalisme, van de ijzeren natuurwetten die de mens beheersen en die doemscenario’s voor ons ontvouwen. Daaraan proberen alle zes personages te ontsnappen, maar het is juist de onderliggende tragiek dat we altijd de gevangene blijven van onszelf. Dat zien we terug in het kernpersonage Nora: ze wil breken, maar wat ze aan bevrijding vindt in Nora wordt haar in Spoken weer ontnomen. Crashtest Ibsen toont de nog altijd weer onuitputtelijke mogelijkheden van actueel theater, dat reikt tot diep in de negentiende eeuw.

Foto: Sofie Knijff