Eigenlijk voel ik pas een paar uur na de voorstelling hoeveel indruk die heeft gemaakt. Uncanny Valley (Unheimliches Tal), een lecture performance gegeven door een humanoid, verschuift werkelijk iets in je perceptie. Stefan Kaegi, van het Duitse Rimini Protokoll, laat zijn digitale machine spreken en handelen als Thomas Melle, de Duitse schrijver van het gelauwerde boek Die Welt im Rücken, dat gaat over diens manisch-depressieve bestaan. Kaegi ensceneert een even geslepen als ontroerend spel met identificaties en projecties rond de authenticiteit van de speler, op het toneel en daarbuiten, als mens en als geautomatiseerde machine.

De levensgrote pop, gezeten in een stoel met een laptop naast zich op een bijzettafeltje en een projectiescherm voor ondersteunende beelden, vertelt het publiek over zijn wedervaardigheden als mens en schrijver. Melle maakt duidelijk dat hij alleen door fictie te schrijven de wereld deelgenoot kon maken van wat het betekent om een bipolaire stoornis te hebben. Maar hij gaat verder, hij wil eigenlijk ingrijpen in zijn stoornis, door zichzelf gedeeltelijk om te bouwen tot een mens met meer gelijkmatige gevoelens en reacties. Slim stelt de voorstelling beelden uit de research voor de voorstelling en het fabricage-proces voor de levensechte pop voor als de weg die Melle aflegt op weg naar zijn transformatie.

Uncanny Valley wordt in het Nederlands vertaald als Griezelvallei en verwijst naar het punt waar mensen klaarblijkelijk een afkeer ontwikkelen voor een robot, naarmate die sterker op een echt mens lijkt. Opgezette dieren en lijken blijken minder eng te zijn dan een kunsthand. Jaegi omzeilt die angst voortreffelijk, door de robot niet als een exotisch of griezelig object op te voeren, maar als een dierbare vervanging van een ingewikkeld lijf, dat vanwege een aandoening met enige regelmaat op hol slaat.

Kaegi verleidt met zijn enscenering het publiek om in kleine stapjes steeds meer gevoel te ontwikkelen voor de materiële, driedimensionale, computer gestuurde avatar op het toneel. Ondanks dat we zicht hebben op de electronica – de achterkant van het hoofd van de pop is opengelaten – en het geluid van de mechanieken, die zijn armen, hoofd en andere delen in beweging zetten, mooi meezingt tijdens zijn optreden, is het niet moeilijk je te identificeren met diens verhaal. Kleine gebaren, aarzelingen en grapjes, jeugdherinneringen en teleurstellingen, ijdelheid en ambitie – via de deconstructie (en spiegeling) van hoe het menselijke in elkaar steekt, werkt Kaegi naar een steeds grotere illusie toe.

De automaat die Melle wordt, houdt het publiek voor dat de authenticiteit waaraan het vanuit de traditie zo gehecht is, niet alleen door de toneelspeler maar ook door robots wordt ondermijnd. In bejaardentehuizen voelen mensen zich beter met automatisch spinnend en knorrend knuffelgoed, terwijl apps en mailprogramma’s onze teksten corrigeren en zinnen afmaken. Hij wil het taboe op robotica die menselijke functies overneemt doorbreken.

Tegelijkertijd verweeft Kaegi het wrede lot van de Britse computerpionier Alan Turing in de voorstelling. Melle schrijft een toneelstuk over Turing, die niet alleen geniale uitvindingen deed, maar in de jaren vijftig gedwongen werd vrouwelijke hormonen te slikken vanwege zijn bij wet verboden homofilie. Het dreef hem tot zelfmoord.

Het ingrijpen (van staatswege notabene) om controle uit te oefenen en een modelmens te scheppen wordt gesteld tegenover de behoefte om met kunstmatigheid en fictie recht te doen aan een bepaalde realiteit. Een realiteit die gecompliceerder is dan de simpele binaire tegenstellingen, die ooit de Engelse overheid toestond mensenlevens te verwoesten op grond van een ongewenste aard.

Bij het applaus is het publiek zich bewust dat ze klappen voor een machine, een fantoom dat hen geraakt heeft en overtuigd. Je kunt dat sinister vinden of juist poëtisch. De voorstelling verhoudt zich ook tot een lange traditie in het theater. Melle is als de marionet van Von Kleist, die beter in staat is menselijkheid weer te geven dan de mens zelf. Uncanny Valley geeft een prachtige kijk op de toekomst van ons leven als en tussen machines, waarbij Jaegi laat zien dat het allang niet meer voldoet om machines, automaten en robots voor te stellen als louter stomme werktuigen van een superieure mens, die zichzelf in binaire tegenstellingen gevangen houdt en mensen met zogenaamde stoornissen in een eenzijdig model dwingt.

Foto: Gabriela Neeb