Een tweeling. Allebei dragen ze dezelfde blauwgrijze overall. Dezelfde sportschoenen aan de voeten, de haren ingevlochten in een knot. Oh nee, wacht. Dit zijn Inga Huld Hákonardóttir en Rósa Ómarsdóttir, twee IJslandse performers die elkaar leerden kennen op de Brusselse dansopleiding P.A.R.T.S. Sindsdien maken ze minimaal één keer per jaar een voorstelling samen. Nu staan ze met The Valley op Julidans. Als wannabe-tweeling dus. In die gedaante stellen ze vragen over de grens tussen mens en machine, en imitatie en originaliteit.

Dat doen ze niet door die grens aan te geven, maar juist door het onderscheid tussen imitatie en originaliteit te laten verdwijnen. In The Valley is sprake van een constante staat van overgang, van liminaliteit. Dat effect wordt bereikt met een associatieve, beeldende stijl, waarin van associatie naar associatie wordt gesprongen zonder in één idee te blijven hangen. Dat is bijvoorbeeld te zien in de manier waarop ze hun individualiteit bevragen. Als een slang bewegen ze hun hoofd op identieke wijze naar elkaar toe, tot hun hoofden tegen elkaar aan geplakt zitten. Hetzelfde ritueel volgt met een voet. Een hand. Ze lijken wel een Siamese tweeling. Maar ze zijn het niet. Toch?

Het gevaar van die constante liminaliteit over wie en wat de performers nu eigenlijk zijn, is dat er onzekerheid blijft bestaan over wat Inga Huld Hákonardóttir en Rósa Ómarsdóttir willen zeggen. Dat effect is knap ondervangen met een voice-over, die cijfers betrekt in het idee over liminaliteit. Een stem vertelt hoe een nul enkel een gat is zonder inhoud. Hoe een nul niet kan vermenigvuldigen. Al associërend vormen de monden van de performers o’s. Tegelijkertijd wordt er een langgerekte ‘ooooh’ uitgestort, gepaard met zwaaiende, ronde bewegingen met de armen. Bijna onmerkbaar verandert de ’oooh’ in het woordje one, terwijl ze achter elkaar staan. Ze zijn één. Of nee, twee, concluderen ze later, terwijl ze tweestemmig doorgaan met hun mantra. Wat is hetzelfde zijn eigenlijk? Ben je hetzelfde als je hetzelfde lijkt, maar het niet bent? Heb je betekenis als er nog een versie van jou is? Of ben je toch twee, omdat er immers twee versies bestaan? Dat zijn vragen waar in The Valley mee wordt gespeeld.

Het thema in The Valley ligt er zo dik bovenop dat het juist daardoor ongrijpbaar blijft: de associatieve, constante staat van liminaliteit is moeilijk te vangen. Daarmee dwingen ze de toeschouwer te blijven zoeken naar betekenis, zonder dat die op enig moment concreet wordt. En daarmee is dan juist het idee van liminaliteit weer overduidelijk aanwezig. Maar door het keurslijf van liminaliteit waarin de performers zich persten, kunnen ze geen concreet punt maken, behalve dan het idee van de liminaliteit zelf. Toch speelt The Valley knap in op het associatievermogen met vol aandacht gecreëerde beelden die het idee van liminaliteit expliciet maken en de toeschouwer aan het denken zetten.

Foto: Alda Lóa Leifsdóttir