Mannen in groep, en zeker mannelijke jongeren, gedragen zich stoer, stoerder dan als ze alleen zijn. Ultra’s, de spionkoppen van een supporterslegioen, tonen zich onklopbaar. Voor choreografe Reut Shemesh was dat het uitgangspunt van haar productie die ze opzette met 10 jongeren tussen de 16 en 20 jaar. Niet alleen jongens, maar ook meisjes.

Een performer slaat op de trommel, links vooraan. Hij roffelt agressief, slaat keihard, om dan weer te minderen. Zijn agressiviteit ontlaadt hij op de drum, als iemand die tegen een boksbal klopt, rake tikken in een reeks achter elkaar uitdeelt, om dan weer even te rusten, positie in te nemen en opnieuw toe te slaan.

Achter hem op het drumritme kruipen een voor een jongeren op handen en knieën de dansvloer op. Ze richten zich op, wandelen stoer met gebogen armen, met gebalde vuisten, rechtop, borst vooruit, het hoofd naar voor, norse blik, in grote stappen, stampend met hun voeten. Ze lijken zelfingenomen. En inderdaad, ze maken indruk.

En dat blijven ze maken, de hele voorstelling blijven ze fascineren. In de volgende scènes valt de groep uit elkaar, losse individuen tonen zich, met zachte bewegingen, ze zoeken naar bewegingen in heel verschillende dansstijlen. Ver weg van de clichés uit videoclips en TikTok doorploeteren ze het dansarsenaal, als individu, als duo, als groep. Ze stoeien, vechten een robbertje. Is het speels, is het echt?

Ze ‘bevriezen’ in groepstaferelen, een paar keer achter elkaar flitsen ze van het ene tableau naar het andere, ze bewegen in slowmotion, alsof ze zoeken naar kwetsbaarheid, bij henzelf, bij de groep. Dan weer pronken ze, ook als individu, even met hun stoerheid, hun masculiene cool-zijn. De maatschappij verwacht nog altijd dat je – of je nu jongen of meisje bent – als jongere zo’n uitstraling hebt. Noem het mannelijke energie als bovenlaag, als een laag vernis op de kwetsbare onderlaag. Naar die kwetsbaarheid wordt gezocht op het toneel, niet sentimenteel, niet klef, maar echt wel cool en gedurfd. Niet alleen in de dansbewegingen, maar ook in kleding, muziek, beeld, ritme.

Reut Shemesh onderzoekt in deze productie ook culturele codes en de invloed ervan op het lichaam en relaties tussen mensen. Ze deconstrueert ze om ze dan in een nieuwe constructie te vatten. In hun poses vragen de jongeren om bewondering van de ander, vragen ze aandacht, oogsten ze respect. Even later zijn ze, als individu, met iets heel anders bezig dat niet direct cool is, zoals cello spelen, om dan toch waardering te krijgen van de anderen. Het gebeurt altijd in een groep. Ze dagen elkaar uit, rebelleren, ook in groep, draaien mee, doen dan toch iets anders, op andere muziek, met andere moves, met onverwachte beelden.

Je ziet hoe de jongeren niet alleen in hun bewegingen elkaar ‘nabootsen’, maar ook in hun outfits. Opeens zijn er meerdere blauwe t-shirts te zien, tonen steeds meer jongens hun bloot bovenlijf, kleden zich in militaire camouflagepakken of wisselen van sneakers naar bottines, zoals ze in Vlaanderen de halfhoge laarzen noemen. Met stokken zijn ze als groep nog sterker. Dagen ze elkaar uit? Rebelleren ze? Tegen wie? Tegen wat?

Tegen het einde van de voorstelling verschijnen ze in eigen, diversere kleding, en leggen ze ‘mannelijke’ spulletjes (zoals stoere deo) rond het witte vierkant op de speelvloer. Ze proberen zich los te maken van de sociale verwachtingen van de omgeving. Zij willen zichzelf zijn, de een met een bodybuilding-act, een ander door zachtjes ‘Video Game’ van Lana del Rey te zingen.
Reut Shemesh wilde deze productie niet met volwassen professionele dansers maken (‘die ogen vaak redelijk clean’) maar met jongeren. Vanwege hun ‘authenticiteit’, ‘ze slagen erin om simpelweg te zijn op een podium’. In al hun zoeken bewijst deze diverse cast van 10 jongeren dat.

Foto: Clara Hermans