Een dikke eeuw geleden zorgde het massale gebruik van elektriciteit voor een andere wereld, vol machines en licht, en zorgde ook voor een andere mens, de moderne mens, een lichaam onder stroom. Die elektriciteit, die vonken, dat geknetter, die soms onvoorspelbare bron van energie klonk in de muziek van Stravinsky in zijn Petroesjka (1911) en meer dan een eeuw later laten jongeren in een dansproductie zien hoe het constant leven met elektriciteit impact kan hebben op lichamen van nu.

Je zou verwachten dat ze als robots over de dansvloer zouden rondhuppen, dat ze oneindig repetitieve bewegingen zouden maken, dat ze als een knetterende elektriciteitspanne zouden rondspetteren. Daar is gelukkig niets van. Daar zorgden choreografen Elisabeth Borgermans en Thomas Vantuycom wel voor. Samen met negen jongeren tussen 16 en 26 jaar maakten zij een dansvoorstelling op Petroesjka van Igor Stravinsky, de compositie die bekend staat als balletmuziek bij een volksverhaal over drie poppen die door een boze tovenaar tot leven worden gebracht.

Dat hele verhaal laat fABULEUS achterwege. Ze concentreren zich volledig op de muziek zelf. Een muziek die door de meewerkende muziekdramaturg Alain Franco omschreven wordt als een muziek van ‘aan/uit’. Een muzikale heftigheid die ineens stopt, er volgt stilte, en dan gaat de muziek plots weer ‘aan’. Er zijn geen aanzwellingen en zachter wordende slotakkoorden. Aan/uit, zoals je een lamp aan- of uitdoet. Het is muziek met energie, gecomponeerd in een tijd dat de elektriciteit doorbrak in huiselijke kamers en machines deed daveren. In een tijd dat er steeds meer vergelijkingen gemaakt werden tussen het menselijke lichaam en een machine. De Russische modernistische theatermaker Vsevolod Meyerhold ontwikkelt dan een ‘bio-energetica’ om zijn spelers mechanische, collectief uitgevoerde bewegingen te laten maken – een fysiek constructivisme als het ware.

Elektriciteit had dus veel invloed op de mens en zijn omgeving, op bewegingsmogelijkheden van de mens. Hoe ‘werkt’ elektriciteit nu op de mens, in deze gedigitaliseerde wereld die gevoed wordt door elektriciteit? Die zoektocht zien we op het toneel. In de eerste momenten is het stil. Een danser zoekt een plekje op de grote witte dansvloer, beweegt naar beneden, zoekt ruimte in zich, direct rond hem, gaat naar een andere plek. Een tweede danser komt op, zoekt op zijn manier naar zijn bewegingsmogelijkheden, de andere komen op.

Ze hebben opvallende kostuums aan (in een ontwerp van Alexandra Sebbag). Het zijn geen strakke balletpakjes, geen zwarte losjes waaiende jurken, het zijn broeken, rokken, truien, shorts, vestjes, hemden, los of strak, veel in bordeauxkleuren, maar ook groen, blauw en opvallende oranje streepjes zien we terug in verschillende kostuums. Het oogt klassiek en modern, fris en strak, stijlvol en vlotjes. En zo bewegen en dansen de jongeren ook, in hun eentje, in duo’s, met drie of met de hele groep, vaak unisono. Zachtjes wandelen ze over het witte vlak, schrijden ze, zwieren ze, zonder knetterende agressie, zonder een opvallend spel van aantrekken of aanstoten.

Zichzelf willen zijn, lijkt de boodschap, en als het kan met twee, met drie, met de hele groep, maar zich steeds toch als individu blijven handhaven. Verfijnde bewegingen, kleine terugkerende gebaren, een hoofdknikje hier, een been gestrekt naar opzij, een stapje naar achteren. Gestileerde en gearticuleerde bewegingen zijn het, ongecompliceerd. Zonder dat alles strak gepolijst wordt. Het is geen glitter en schitter. Gelukkig maar. Vloeiende en soms hoekige bewegingen wisselen af, om dan plots te bevriezen, stil te vallen en dan weer op volle kracht te gaan, voor- of achteruit. Zoals de muziek.

Soms gaan de negen dansers mee in het ritme van de klanken, een ander keer voeren ze subtiel bewegingen uit terwijl de trompetten schallen en bijna exploderen, om dan in een volgend moment fel met de armen te zwaaien op ingetogen klanken. Dat alles gebeurt zonder aarzeling, vol zelfvertrouwen gaan ze mee in bewegingen die ballet- en dansclichés overstijgen.

De choreografen weten met deze jonge dansers de (bijwijlen) weerbarstige muziek en bewegingen tot een symbiotisch esthetisch geheel te combineren, verrassend en steeds boeiend. Het lichaam is misschien dan wel een machine, de negen dansers hebben dat volledig onder controle. Dat stralen ze toch uit, en dat is plezierig en zo mooi om te zien. (Nog mooier zal het worden denk ik als de muziek live gebracht zal worden door Brussels Philharmonic op de voorstelling in het Concertgebouw Brugge.)

Naar het einde krijgen we de hele groep in langzaam opbouwende dans te zien op de klanken van een sample-bewerking van Stravinsky door Alain Franco en Raphael Hénard. Het narratieve van Petroesjka komt terug, maar niet als een vaste verhaallijn, maar als zelf in te vullen en losse verhalen van de negen individuele dansende persoonlijkheden.

Ook nu weer is er onder het dak van fABULEUS een eigenzinnige, mooi dansvoorstelling gemaakt. Het productiehuis uit Leuven (B) biedt al 25 jaar lang jongeren kansen om met jonge makers hun talenten te ontwikkelen, steeds in bijzondere projecten. De lijst van de jongeren die bij fABULEUS zijn begonnen en die het in de kunst- en cultuursector ver hebben geschopt is te zien op de website van het productiehuis, en is heel lang. Ik weet zeker dat we van de jongeren die aan deze productie hebben meegedaan, ook nog veel zullen horen.

Foto: Clara Hermans