Een opera geschreven voor een virtuele zangeres. Een holografische animatie met een synthetische stem, ontleend aan samples van een stemactrice van vlees en bloed. Als je haar voedt met tekst en melodie, voert ze die netjes voor je uit. Miljoenen mensen over de hele wereld doen dat: zij schreven al een repertoire van honderdduizend songs bij elkaar voor deze Hatsune Miku.

Wij zijn suckers geworden voor dit soort verhalen. Beloof ons een spel met de vage grenzen tussen de echte en virtuele wereld, zet flink wat digitale technologie in, en we komen allemaal kijken. Ook donderdag zat het goed vol in de Nationale Opera & Ballet bij de Holland Festival-voorstelling The End, een opera die speciaal voor Hatsune Miku is geschreven door componist en muzikant Keiichiro Shibuya. Onze gretigheid is alleszins begrijpelijk, want wij worstelen al jaren met onze innige relatie met smartphone en tablet.

Maar dat zijn slechts apparaten. Instrumenten die pas hun kracht laten zien als wij ze optimaal inzetten. Nu het theater nog. Tijdens The End zit er geen orkest in de bak en bewegen er geen zangers en acteurs over het toneel. De enige ‘echte’ mens is Shibuya zelf, die met laptop en synthesizer de soundtrack, ehhh… managet. Omgeven door een vierhoekig raamwerk, bespannen met transparante doeken. Shibuya zit in zijn eigen ‘tent’ van hetzelfde materiaal.

Op en tussen die doeken worden de beelden van The End geprojecteerd. Soms zien we Hatsune Miku 3D zweven in de ruimte als holografische animatie. Dan weer 2D op de doeken. Soms allebei tegelijk. Van een plot of verhaal is nauwelijks sprake in het libretto van Toshiki Okada. Van tijd tot tijd loopt Miku virtueel tegen een ander op. Zoals Animal, een reusachtig wit dier met een schril piepstemmetje en een bijzonder droevig voorkomen.

Animal doet nog het meest denken aan een konijn, maar dan één met twee piepkleine horentjes op het hoofd. Er is ook een andere virtuele vrouw, die er precies zo uitziet als Hatsune. Wie zij is en wat zij komt doen, blijft onduidelijk. Het geheel wordt continu begeleid door de synthetische muziek van Keiichiro Shibuya. Van waar ik zat – rechts, vrij vooraan in de zaal – was de muziek te dominant: ik kon Miku vaak nauwelijks horen zingen.

Miku volgt twee sporen die elkaar afwisselen: mobiele conversaties met vriendinnen, en filosofische gedachtes over haar plaats en identiteit op aarde. Als iemand de stekker uit haar programma trekt, bestaat ze dan nog? Als ze praat of zingt, wie is er dan eigenlijk aan het woord? De smartphone-gesprekken zijn niet het montere en luidruchtige geleuter dat je in Nederland de hele dag om je heen kunt horen. Hier gaan ze volgens de code van Japans puber-spleen (Miku is zestien). Meest gehoorde zin: ‘Ik kan je niet horen, ik ga ophangen.’

Dat is het. Anderhalf uur lang beurtelings dat gefilosofeer van de koude grond en klaaglijk, tobberig langs elkaar heen praten. Soms zijn de geprojecteerde beelden heel mooi. Maar alles duurt maar en duurt maar, en het meeste keert herhaaldelijk terug tijdens de show. Echte manga-fanaten zullen hebben genoten – enkele bezoekers hadden zich verkleed, of zwaaiden met lichtgevende stokjes, zoals de fans van Miku doen wanneer ze een concert geeft in een voetbalstadion.

Ik gun het ze van harte, maar ik ben niet van die club. Ik kwam voor theater. En dat was er nauwelijks. Of je nou goochelt met moderne technologie of met pruiken en kartonnen zwaardjes, theater moet spannend zijn. The End is vooral saai.

(foto: Kenshu Shintsubo)