Een woonkamer is niet zomaar een neutrale ruimte. Een woonkamer kan behekst zijn met iets ondefinieerbaars, een gevoel van angst geven. Dat is de strekking van de eerste woorden uit de muziektheatervoorstelling Metamorfose van een woonkamer (Ribingurumu no Metamorufuoshisu) van de Japanse regisseur Toshiki Okada en de Japans-Britse componist Dai Fujikura. Een van de acteurs van Okada’s groep chelfitsch (zonder hoofdletter) zegt met onbewogen stem: ‘Ik voel een aanwezigheid. Die maakt me bang.’ Het Holland Festival brengt de voorstelling in het Muziekgebouw in Amsterdam.

Op het achtertoneel is een kamer uit dunne latjes opgebouwd, volkomen transparant, hier een kast, daar een stoel en een lamp. Puur minimalisme. Het gezin dat er woont wordt met uitzetting bedreigd door de huiseigenaar en vastgoedbeheerder. De spelers hebben een welbewust monotone dictie, zonder elkaar aan te kijken. Een man is kwaad op een vrouw omdat zij dekens buiten in de regen ’te drogen’ heeft gehangen; de ander voelt dat geheimzinnige fluïdum en een derde verdedigt de rechten van de huurders.

Het is vervreemdend, bizar, ondoorgrondelijk. En ook fascinerend. Op het voortoneel zitten de zeven musici van Klangforum Wien, ze vormen een halve cirkel en hebben een forse muziekstandaard voor zich. Dat is visueel niet slim. Wie op een voorste rijen zit, kan het toneelspel erachter nauwelijks volgen. Componist en regisseur hebben hoogstaande ideeën over deze opstelling en het nieuwe genre dat ze creëren: niet zomaar muziektheater maar muziek en theater als gelijkwaardige media die de ruimte moeten vullen.

De compositie van Fuijkura is prachtig met violen, altviool, cello, celesta, contrafagot en basklarinet, hij schept geheimzinnige klanklijnen. Maar de muziek wordt telkens onderbroken doordat de acteurs hun teksten moeten zeggen, lange teksten met een hypnotiserende herhaling. Van samenspel tussen muziek en theater is niet echt sprake, het is eerder een voorspelbare afwisseling. Jammer, het was beter geweest de muziek voluit in het toneelspel te gooien.

De acteurs komen gaandeweg de voorstelling meer naar voren en staan tussen de muzikanten in. Dan valt op dat ze allemaal een specifieke tic hebben, de een staat scheef, de ander sleept met een voet, de derde knikt met het hoofd of schokt met de schouder. Met de opkomst van een mysterieuze figuur die druipt van de pek en de modder verandert alles: hij eist dat de heer des huizes moet verdwijnen, hij moet door de vrouwen gedood worden. Dit spookachtig wezen symboliseert die angstige aanwezigheid waar de eerste vrouw het over heeft.

Vanaf dat ogenblik ontstaat er drama, dynamiek en betekenis. De grenzen van de woonkamer wijken uiteen en de voorwerpen krijgen elders op het toneel en tussen de musici een nieuwe plek. Opeens ontstaat er humor, zeker als er zomaar een kussen op de grond valt, een latje breekt, een zwarte ballon zich vanzelf opblaast en een man op een skippybal met reusachtige zwarte pruik opkomt. Het zijn de huiseigenaar en de vastgoedbeheerder die in woede ontsteken als ze zien wat de huisbewoners hebben aangericht. Dan laat de man op skippybal zijn werkelijke gezicht zien. Einde.

Vanwege zijn minimalisme is regisseur Okada weleens met Samuel Beckett vergeleken. Maar Okada mist Becketts geniale verschuivingen in de tekst. Okada is de man van de statische herhaling. Het Brusselse Kunstenfestival des Arts bracht een aantal jaren terug Okada’s The Sonic Life of a Giant Tortoise, waarin dezelfde speelstijl werd gehanteerd. De Metamorfose van een woonkamer werd na de première op 13 mei van dit jaar tijdens de Wiener Festwochen zeer gematigd ontvangen en ‘houterig’ bevonden. Ook de nieuwe vorm van muziektheater die regisseur en componist beloofden, werd volgens het publiek daar niet gerealiseerd.

De dreigende ontruiming is een mooi gegeven en de oerkrachten van de natuur – de regen, overstroming en storm – waar het aan het slot over gaat vormen een sterk gegeven. Of is de dreiging die uit het stuk spreekt een referentie aan de kernramp bij Fukushima uit 2011?

In het derde deel wint de voorstelling aan zeggingskracht en komen muziek en theater meer in balans, maar de bescheidenheid en vooral verbrokkeldheid van Fuijkura’s bij vlagen briljante klankspel is echter te groot. Het kan wel. Neem alleen al de basklarinet en contrafagot in samenspel met de violen: dat was een weergaloos mooi muziekspel. En het werkte theatraal goed: een actrice van chelfitsch voerde op het voortoneel een prachtige performance met teksten over het onbekende  – dat is de plek waarheen ze moeten verhuizen.

Foto: Nurith Wagner Strauss