In Terug naar Prinsenplein van schrijver, performer en voormalig stadsdichter Gershwin Bonevacia krijgen toeschouwers een inkijkje in het leven van de tienjarige ‘Gush’. Op sobere wijze vertelt hij over zijn dyslexie, zijn oude thuishaven Rotterdam-Zuid en tal van andere jeugdherinneringen.

Via de zij-ingang van de centrale loods op het NDSM-terrein wordt het publiek naar binnen geleid. De voetbaltribune waarop iedereen plaatsneemt kijkt uit op een ruimteschip-achtig decor (een scenografie van Atelier Clement). In het midden staat een achterover gekantelde tijdreisstoel. Daarin ligt Bonevacia, in een kek astronautenkostuum.

Aanvankelijk zacht, maar gaandeweg steeds luider, introduceert hij zijn jongere zelf, en hoe hij als man van dertig dat jochie een en ander had willen leren. Zijn tekst over het verschil maken ontroert, slokt je op en voert je terug naar je eigen jonge zelf. ‘Succes gaat hand in hand met falen’, vertelt hij. Mannen huilen ook, en mensen die begrepen worden, lopen vaak voorop.

Poëtische teksten worden afgewisseld met meer verhalende passages. Bonevacia trekt je moeiteloos door zijn jeugd. Opmerkelijk is de cadans in zijn zinnen, die klinkt als een potje schaak. Soms nadenkend, dan trefzeker. Je weet nooit wat er gaat gebeuren, maar achter iedere zet schuilt een nieuwe verrassing. Herinneringen over discriminatie in de speeltuin, een weddenschap met vriendjes en de eindmusical passeren de revue. Een hoofdrol krijgt hij overigens niet. Wel mag hij ‘Candy Shop’ van 50 Cent rappen, omdat de leraar vindt dat hij zo’n mooie, grote broek aanheeft.

Referenties naar zijn dyslexie vormen een rode draad door de voorstelling. Vroeger begreep men niet dat hij woordkunstenaar wilde worden. Tijdens een van zijn eerste optredens – op school wilde hij de literatuurprijs winnen – brengt hij het gedicht Regendagen. Na het citeren ervan blijft ook nu het geklap uit. Gortdroog zegt Bonevacia: ‘Ik kreeg toen ook geen applaus.’ Tranen van het lachen rollen over je wangen.

En precies daarin is hij op zijn best: de grens opzoeken tussen zware en lichte thematiek. Op luchtige wijze introduceert hij lelijke herinneringen, en gaat ermee aan de haal. Dit komt tot een climax in een tekst over goede en slechte kinderen. Goede kinderen gaan naar de camping, slechte kinderen worden gepest. Gebroken kinderen worden gelijmd, maar alleen als ze ophouden zich te schamen.

In Terug naar Prinsenplein zijn zowel de teksten als het decor adembenemend, alleen het lichtontwerp van Jasper Nijholt, vier verticale tl-buizen, haalt weinig uit voor de sfeer van de voorstelling. Vreemd is dat niet: om acht uur in de avond is het nog licht in de loods. Richting het eind is er een dansintermezzo op ritmische klanken. De muziek, Tambu, is een eeuwenoude traditie afkomstig uit Curaçao, geïntroduceerd door tot slaaf gemaakten uit Afrika. Wat kan deze man gruwelijk innemend schudden. Je kan niet anders dan opstaan, meedoen, de kleine ‘Gush’ omarmen.

Foto: Selwyn de Wind