We waren bijna vergeten hoe grappig de choreografieën van Jiří Kylián (72) óók kunnen zijn. Vijf jaar lang werd op Kyliáns verzoek niets uit zijn oeuvre gedanst door Nederlands Dans Theater (NDT), het Haagse gezelschap waaraan hij 34 jaar lang verbonden was (van 1975 tot 1999 als artistiek leider en tot 2009 als huischoreograaf) en dat hij naar de internationale top bracht.

In 2013 vaardigde Kylián een tijdelijk verbod uit op reprises om de topgroep te forceren tot meer experiment in plaats van succesvolle hernemingen. Nu, ter ere van het zestig jaar bestaan van NDT en het slotweekend van het Holland Dance Festival, keert de oervader terug met een prachtig drieluik van bestaande stukken, gedanst door een nieuwe generatie.

Een aantal heeft nooit eerder met ‘De Grote Kylián’ gewerkt. Dus ontdekken dansers nu hoe zeer details bij Kylián ertoe doen. Dat het allemaal messcherp moet uitzien, niet te ‘balletterig’. Ambigu, met ruimte voor dubbelzinnigheid en mysterieuze betekenis. En dat ze soms grotesk en grappig mogen uitpakken. Zoals in Claude Pascal (2002), een choreografie waarmee Kylián onderstreept dat we het fenomeen tijd nooit op zijn staart kunnen trappen.

Vier dansers, in zwart-witte kostuums uit het fin de siècle, pantomimen absurdistische uitspraken. ‘Sometimes, I wonder…’ herhaalt we een vrouwenstem (Sol León) op band, om vervolgens in wijsgerig zwijgen te vervallen of iets geks over spaghetti te memoreren. Het drieluik door NDT1 is naar deze pseudo-diepzinnige vraag vernoemd.

Danseres Lydia Bustinduy wappert onderwijl nuffig haar waaier tegen haar Victoriaanse jurk. Naast haar goochelt Chuck Jones als volleerde Chaplin met wandelstok; hij veegt zijn voorhoofd ritmisch af met witte zakdoek. César Faria Fernandes en Lea Ved presenteren een bal en tennisracket als ‘Belangrijke Wetenschappelijke Uitvindingen’.

Extra absurd wordt het geplaybackte hoorspel door piepende deuren en schoenzolen. Samen verdwijnen ze in een spiegelpaleis van draaiende wanden. Ter rechterzij dansen drie paren moderne duetten, in typische Kylián-stijl: op glijsokken uit de coulissen rennen, elkaar ‘vangen’ terwijl ledematen nog verder willen. En soms vertragen en bevriezen in poses met opgeheven benen, waarvan enkels en voeten nog een knakje maken.

In het moderne openingsstuk Vanishing twins (2008), over alleen-geboren tweelingen waarvan de helft is verdwenen, worden deze bewegingen messcherp uitgevoerd. Chloé Albaret, Madoka Kariya en Bustinduy hebben precies de juiste blik: starend in de verte, fel, alert, nooit dromerig. Ze klimmen op iemands rug, glijden tussen benen door of haken een voet in een kruis. Soms versmelten twee dansers tot één lichaam met vier armen op twee benen: Vanishing Twins. En wanneer het zestal zich één voor één tegen het achterdoek kwakt, siddert via geluidssensoren een dreun door de grijs beklede ruimte.

Tot slot kruipen negen dansers tijdens het betoverende Bella figura (1995) eerst in zwartrode korsetten en later met ontbloot bovenlijf in felrode crinolines. Op Italiaanse barokmuziek spelen ze met op- en neergaande toneelgordijnen, die onze blik op hun speelruimte telkens opnieuw begrenzen. In duetten wandeldansen een man en een vrouw gelijk op, totdat de een transformeert in de hond van de ander. Zonder een spoor van machtsverschil. Raadselachtig mooi.

Foto Bella Figura van van Jiří Kylián: Joris-Jan Bos Photography