In Sol Bémol wordt met hulp van twee enorme houten kranen en heel veel dikke touwen en katrollen langzaam maar zeker een duizelingwekkende berg piano’s gebouwd, terwijl een pianiste en een circusartiest een larmoyant duet uitvoeren. Twee technici, nadrukkelijk aanwezig vanaf het eerste moment, houden met hun hand- en spandiensten de voorstelling draaiende. Steeds terugkerende appeltjes voor de dorst en zwervende pagina’s bladmuziek weven de verschillende scènes en acts aan elkaar.

Dirk Van Boxelaere heeft een hele elegante manier van jongleren. Vindingrijk en stralend van eenvoud is ook de manier waarop een enorm theaterdoek verandert in een scheepszeil, een tafelservet, en glaasje wijn of zelfs een baby in de armen van de man. Diezelfde absurde logica, het circus zo eigen, staat toe dat de pianiste en de twee technici slechts aangevers zijn, maar waar nodig ineens in een rol schieten of deze juist weer ontkennen. Ronduit spectaculair is de lancering én verdwijning van de circusartiest. De vloer breekt open, de man vliegt en even lijkt hij werkelijk verzwolgen door het binnenwerk van het geweldige, houten apparaat.

De jongleur en evenwichtskunstenaar in de hoofdrol heeft iets van een naïeve held uit de stomme film. Het leven zit hem niet mee en hij laat zich de kaas van het brood eten door de twee technici. De twee mannen met verstand van alles zijn niet alleen voortdurend in de weer om de touwen op het juiste moment te laten vieren of juist in te halen, ze maken het de hoofdrolspeler ook behoorlijk moeilijk. Alleen met veel kunst- en vliegwerk weet hij uiteindelijk de pianiste voor zich te winnen.

De ontnuchterende ingrepen van de twee mannen achter de schermen en de kranen geven de voorstelling een mooi slapstick-achtig karakter. Soms bereikt de choreografie van touwen, gewichten, piano’s, appels en mensen een onnavolgbare, stom soort schoonheid, waar de blaadjes bladmuziek het natuurlijk tegenwicht voor lijken. Alsof je zou kunnen jongleren met vier tingelende kolossen met klep.

Jammer is wel dat op zeker moment het binnenwerk in de piano’s ontbreekt. Volstrekt begrijpelijk, hoe zou je ze anders op elkaar kunnen hijsen, maar de overgang van live-muziek naar muziekinstallatie neemt veel weg van de magie van de voorstelling. Zo echt en spannend het takelen, het jongleren en de acrobatiek in de touwen en met de ladder, zo nep zijn dan de muzikale gestes. Meer algemeen wordt er erg nadrukkelijk geacteerd voor een voorstelling waar je als toeschouwer bovenop zit. Ook de terugkerende heterofiele grapjes – de techneuten laten de acrobaat liever ergens boven hangen, ze bekommeren zich liever om de pianiste die struikelt; twee mannen die elkaar kussen is eng – geven het kwartet toch een enigszins oubollig karakter.

Tijdens het festival Circusstad is het deze week nog wat fris en waaierig, ook binnen in de tent op het Schouwburgplein in Rotterdam. De voorstelling van Van Boxelaere en Fien Van Herwegen, ofwel het duo D’Irque&Fien, lijkt in alle opzichten meer afgestemd op een druk plein en de zoele avond van een zomers Zuid-Franse stadje.