Uit de zaal klinkt een kreet van ontzetting, gevolgd door gelach. De toeschouwers van Schuldeisers hebben zojuist moeten aanzien hoe de wraakzuchtige Gustav zijn ex-vrouw Tekla verleidt, terwijl haar nieuwe man in de naastgelegen kamer meeluistert. De hypnotiserende kracht van de eenheid van tijd, plaats en handeling wordt sommigen bijna teveel.

In deze tragikomische eenakter van August Strindberg zien we hoe de intellectueel Gustav (Stevan Van Watermeulen) zich stort op de jonge kunstenaar Olav (Kevin Hassing). De mannen hebben elkaar schijnbaar toevallig ontmoet in het hotel waar de affaire tussen Tekla en Olav begon. Doelgericht boort de meedogenloze schuldeiser Gustav gaten in de ziel van Olav, zaait er angst en twijfel en wakkert schuldgevoelens aan.

Schuldeisers uit 1888 wordt samen met Freule Julie en De vader gerekend tot Strindbergs naturalistische stukken, geschreven in de nadagen van zijn eerste huwelijk. Vele thema’s uit zijn turbulente leven echoën in de tekst, evenals ideeën van onder anderen Freud en Schopenhauer. De tijdgeest blijkt bijvoorbeeld uit de idee dat seksuele ‘afwijkingen’ zich fysiek kunnen uiten; Gustav waarschuwt Olav voor epilepsie vanwege zijn gebrek aan mannelijke dominantie.

De tekst wordt gekenmerkt door steeds wisselende posities, emoties en stemmingen, wat gespiegeld wordt in de mise-en-scène. De taal is visueel en het continu toe- en afnemen van spanning roept associaties op met een muziekstuk, met gebeden en met golven. In de enscenering is seksualiteit als het ware het oog van de orkaan, in een krachtenveld met kunst, wetenschap en de christelijke traditie. Tekla noemt Olav haar kleine broertje. Deze ziet daar de perversiteit pas van in als de leraar Gustav hem erop wijst. Ook volgt hij hem blind in zijn mening dat beeldhouwen de enige verheven kunstvorm zou zijn, wat hij even later weer tegenspreekt. De kreupele Olav ziet alle hoeken van de kamer, zelfs zonder krukken, als Gustav hem daartoe aanzet.

Wanneer Tamar van den Dop, in een jurk met diep decollete, binnenstapt in de aan drie zijden met lichte gordijnen omsloten ruimte, is zij in de dialoog tussen de mannen al tot mythische proporties verheven. Tussen de sofa, opgebouwd uit stapels boeken, en de werkplek van de kunstenaar is ze verheerlijkt als een godin, vertrapt als een insect en vereeuwigd in een kunstwerk. Alleen daarom al is het spannend om naar haar te kijken. Maar meer nog omdat ze ingeleefd speelt maar niet opgaat in de illusie; ze is volkomen ‘aanwezig’, haar energie haast tastbaar. Van Watermeulen als Gustav is griezelig berekenend, met bijna psychopatische trekjes. In het slotbeeld culmineert het thema van zonde, schuld en boete. Is het te laat om de sluier op te trekken?

[de sterren zijn toegekend door de redactie van theaterkrant.nl]