Op dezelfde avond als de tv-première van zijn serie De prooi, over de ontmaskering van de financiële top, rekent regisseur Theu Boermans in de Haagse Schouwburg af met de politieke macht. Aan de basis liggen Oscar Wildes societykomedie An ideal husband (1895) en een actuele bewerking uit 2011 van de Oostenrijkse Nobelprijswinnares Elfriede Jelinek.

Majestueus komt hij op. Licht gebronsd, in stijlvol zwart pak met opgepoetste schoenen, verduisterde brillenglazen en nonchalant één hand in zijn broekzak. Staatssecretaris van buitenlandse zaken Sir Robert Chiltern (Mark Rietman) is de ideale man in het politieke wereldje van Londen. Hij wordt alom gerespecteerd om zijn ‘karaktervastheid, krachtige morele houding, krachtige principes, kracht in het algemeen én in het bijzonder’, in de woorden van een bevriend politicus.

Aan de basis van zijn carrière blijken echter minder voortreffelijke zaakjes te liggen. Een onverwachte gast, Mrs. Cheveley (Ariane Schluter), bezit daarover een compromitterend document, dat ze inzet als chantagemiddel om bij Robert politieke steun af te dwingen voor een dubieus beleggingsproject.

Zoals het een komedie betaamt, loopt al snel alles uit de hand en vallen de personages een voor een door de mand. Wilde en Jelinek hebben daarbij duidelijk geen al te hoge pet op van de politieke macht. Hun bewindsmannen blijken allemaal even onsympathieke en arrogante zakkenvullers, sjoemelaars en leugenaars.

De meesten houden er een dubbele moraal op na. Roberts vrouw Gertrude is bijvoorbeeld volgens haar man ‘de pure belichaming van al het goede, ware en schone’ en heeft de mond vol van armoedebestrijding en gelijke kansen, maar paradeert ondertussen met de duurste modecreaties, parelsnoeren en handtassen. Als ze de vroege misstap van haar man ontdekt, wil ze die het liefst ontkennen. ‘Lieg tegen me! Zeg, het is niet waar!’ Een beeldschone Anniek Pheifer maakt van haar een heerlijk komische drama queen.

Een van de weinige waarachtige personages is Arthur, elegant en uitdagend gespeeld door Steven van Watermeulen. Hij is Roberts beste vriend, maar in alle opzichten aan hem tegengesteld. In plaats van een hardwerkende carrièrejager in net zwart pak, is hij een feestende dandy in opzichtig fluweelrood. Hij heeft geen baan, weinig aanzien en is volgens zijn eigen vader een ‘luie slapjanus’. Toch wint hij in de loop van de voorstelling de meeste sympathie. Hij is eerlijk, komt op voor zijn vrienden en houdt zich ver weg van politieke spelletjes.

De tegenstelling tussen beide mannen komt terug in de strakke vormgeving van Bernhard Hammer. Robert en Arthur wonen in een huizen die diametraal van elkaar verschillen. Bij de een hangt een wit abstract schilderij, bij de ander een zwart. De een heeft een witte butler met donker haar in dienst, de ander een zwarte met wit haar, beiden trouwens subtiel geestig gespeeld door acteur Frank Focketyn.
Als het aan het eind niet meer duidelijk is, wie van de twee vrienden nu de werkelijk de ideale man is, bouwen technici beide huiskamers door elkaar op en dwaalt de butler er halfgeschminkt doorheen.

Ook de instorting van de personages krijgt in de vormgeving een letterlijke, spectaculaire vertaling. De acteurs maken die expliciet door steeds kluchtiger te struikelen, te niezen of een gevecht aan te gaan met huishoudapparaten. De symboliek is duidelijk, maar het komt ook allemaal heel bedacht en als geforceerde stijlbreuken over. Ook de nieuwe tekst van Wilde-Jelinek en Nederlandse vertaler Tom Kleijn slingert verschillende kanten op. De tekst bevat zowel serieuze financiële verhandelingen, gendercommentaren, komische woordspelingen als (Freudiaanse) versprekingen.

Wel consequent is de keuze om de acteurs rechtstreeks naar het publiek toe te laten spelen. Het maakt het dubieuze gedrag van de hoofdrolspelers nog arroganter en schaamtelozer. Vooral het eindbeeld werkt treffend. Middenin een totale politieke en persoonlijke puinhoop, poseren Robert en zijn vrouw nog glimlachend als het ideale staatsieportret voor het stemvee in de zaal.

Foto: Kurt van der Elst