Nog voordat het publiek goed en wel zit, golft een vrolijk, aanstekelijk, ritmisch kabaal door de pas geopende zaaldeuren naar buiten. Alsof deze show al een uur of wat in full swing is. Van de zes performers valt vooral de gangmaker op. Met een microfoon aan de lippen zweept hij de andere vijf, en ons, op met wilde gebaren en een onwaarschijnlijk rappe woordenstroom. 

De energie knalt door de zaal heen, het publiek juicht, klapt en swingt mee. Ik zit hoog op de tribune, en mijn eerste ingeving is: waarom eigenlijk hier? De sfeer is die van een clubavond. Waarom lopen we niet gewoon rond op de vloer, tussen de dansers, zodat ook wij ons meer kunnen laten gaan? 

En dan, na een minuut of twintig, ineens: doodse stilte. De zes zijgen uitgeput neer op witte plastic tuinstoelen, trekken kledingstukken uit en andere aan, maken zich opnieuw op, passen pruiken. Het lijkt een kleine eeuwigheid te duren, en zo wordt Prophétique (on est déjà né.es) van de Ivoriaanse danser en choreograaf Nadia Beugré alsnog een klassieke voorstelling, opgebouwd uit een reeks afzonderlijke scènes, met ieder een eigen karakter. Ik begrijp nu waarom zij ons op die tribune heeft neergezet. 

Prophétique ging in mei in première tijdens het Kunstenfestivaldesarts in Brussel, en staat nu in het Holland Festival, waar hij dit weekend nog twee keer te zien is. In het programmaboekje vertelt Beugré hoe deze voorstelling tot stand is gekomen. Als klein meisje in de Ivoriaanse havenstad Abidjan, waar zij opgroeide, bespiedde zij ongemerkt haar vader, terwijl die ‘aandachtig, kwetsbaar, weerloos’ zijn haar verzorgde. ‘Ik hoor mijn tantes praten. Die zeggen dat ik zo ben omdat mijn moeder me geen borstvoeding gaf.’ 

Heel veel later, in 2017, als ze ‘zo geworden’ is, danst ze in een string en beha in 10.000 gestes van Boris Charmatz. Na afloop komt een vrouw uit het publiek op haar af en vraagt haar waarom ze die ‘rol’ koos. ‘Waarom vraagt ze me dit? Uitgerekend aan mij, terwijl er zo’n twintig andere acteurs op het podium stonden. En welke “rol” bedoelt ze? Iets ontgaat me in de manier waarop mensen hier in Europa naar mij kijken.’ 

‘Misschien nog datzelfde jaar’ is ze in Abidjan, in een club. ‘Het fonkelt en glinstert er in het geheim, mijn eerste ontmoeting met de transgemeenschap. De clandestiene diva’s van de nachtelijke dansvloer maken overdag andere mensen mooi. Ze werken als kapsters of schoonheidsspecialistes in de boetiekjes rond de markten. Maar wat gebeurt er dan tussen de dag en de nacht?’ 

Voor de shoppers op de markten zijn het ‘zottinnen’, deze kapsters. ‘Ze vergeten dat hun vrouwen, zussen en dochters elke maand hun haar laten vlechten in hun kleurrijke salons. Ze staan niet stil bij de kracht van die zotheid en het ongelooflijke lef dat nodig is om de rollen die de maatschappij al haar burgers oplegt, van geboorte tot dood, zo op hun kop te zetten.’ 

Prophétique is Beugré’s eerbetoon aan de ‘zottinnen’. De cast bestaat uit twee Europese performers en vier professionals en amateurs uit Abidjan. De plastic tuinstoelen op het podium en het continue verkleden en opmaken refereren aan hun kapsalons. Zij zijn geboren als man, maar leven, kleden en gedragen zich tussen man en vrouw zijn in. Vooral ’s nachts, wanneer zij dansen en feesten – het halfduistere lichtontwerp van Beugré’s vaste lichtman Anthony Merlaud is geïnspireerd door de slecht verlichte, half legale, half gedoogde Abidjaanse transclubs. 

In Amsterdam associëren wij Prophétique meteen met onze eigen westerse, nog o zo prille en kwetsbare coming out van het gender-fluïdisme. Maar Beugré’s spel met licht en duisternis, en met de rollen die ons vanaf onze geboorte worden opgelegd – on est déjà né.es – , gaat nog veel verder terug dan haar eigen jeugd. Haar choreografie refereert aan voguing, de dansvorm die Madonna in de global North populair maakte. Maar voguing blijkt meer dan een eeuw oud: de stijl heeft zijn wortels in de gay scene van jonge Latino’s en Afro-Amerikanen in Harlem, New York, in de jaren twintig van de vorige eeuw. 

Haar soundscape is dan weer losjes gebaseerd op coupé-décalé, een van oorsprong Ivoriaanse muziekvorm, die later heel francofoon Afrika veroverde. In het Nouchi, de lingua franca van Ivoorkust, betekent coupé zoiets als ‘voor de gek houden’, en décalé ‘wegrennen’. Coupé-décalé ontstond in de Atlantis, een Afrikaanse nachtclub in Parijs, waar een groep Ivoriaanse deejays de toon zette. Deze Jet Set, zoals hun bijnaam luidde, placht pakken bankbiljetten over hun dansende fans uit te strooien. 

Zo vierden zij de Afrikanen die het in Europa gemaakt hadden, en naar de Ivoorkust terugkeerden om daar de gebraden haan uit te hangen. ‘Coupé’, dat zijn wij, de Europeanen die zij ons geld afhandig maakten, wat wij pas in de gaten kregen toen zij allang ‘décalé’ waren. Coupé-décalé is een muzikale zoete wraak op de voormalige kolonisatoren. Geen wonder dat deze muziekvorm half Afrika heeft veroverd. 

Wij hebben dat allemaal niet in de gaten als wij zitten te kijken naar Beugré’s dansers. Wij lachen vooral, als zij in de derde scène een verbluffend arsenaal aan dierengeluiden voortbrengen, ingeluid door Canel, die kan blaffen als een echte hond. Wij zijn vertederd, als Canel wordt ingepakt in een soort monsterlijk dikke zwarte schapenvacht, en de andere vijf al kletsend draadjes draaien uit deze nepwol. 

Prophétique duurt anderhalf uur, en daar had wel wat in geschrapt mogen worden. Zoals het slecht verstaanbare en nogal clichématige monoloogje dat een van de zes ergens afsteekt – ‘Ik wil mezelf kunnen zijn!’ – , een nodeloze onderbreking van de ambiguïteit van deze voorstelling. 

Maar wat beklijft, is hoe Beugré en haar zes dansers hun Europese publiek subtiel bij de neus nemen. Al ontdekken we dat pas als we na afloop een beetje gaan googelen en lezen, als zij allang ‘décalé’ zijn. 

F0to: Werner Strouven