Choreografe Lia Rodrigues werkt in de favela’s (sloppenwijken) van Rio de Janeiro, een omgeving die een grote inspiratiebron vormt voor haar werk. Ze heeft er een cultureel centrum gebouwd en ontwikkelt er artistieke en pedagogische projecten. Die context is voelbaar in haar meeste recente voorstelling Pindorama.

Het publiek zit of staat verspreid over het lege toneel als een groep dansers een pakketje plastic neerlegt op de vloer en dit geordend ontvouwt. Bezoekers moeten verkassen, want het stuk plastic vormt een lange smalle reep tot aan de uiteinden van de zaal. Dan komen de dansers op met emmers vol met water gevulde zakjes, die eruit zien als waterbommetjes. Ze worden verspreid over het plastic. Een naakte vrouw met een klein postuur komt op en giet water uit een plastic fles over zich heen, als een hagedis kronkelt ze vervolgens over het natte plastic pad.

Pindorama betekent landschap in de taal van de originele bewoners van Brazilië, de Tupi, en is de benaming van Brazilië voor de komst van de Portugezen. De voorstelling Pindorama is het slot van een drieluik, waarvan deel een in 2011 te zien was tijdens het Amsterdamse Julidans (Pororoca). In de hele reeks staat het collectieve gegeven centraal, maar dat geldt eigenlijk voor het hele oeuvre van Rodrigues. Rodrigues trok niet voor niets naar de favela’s – wat ze daar tegenkomt maakt deel uit van haar nieuwe werk; zij is een uiterst sociaal bewogen kunstenares.

In Pindorama bestaat het landschap uit plastic en naakte lichamen, kwetsbaarheid en geweld. Met simpele middelen creëert  Rodrigues een reeks onvergetelijke beelden, die doen denken aan een even schone als verwoestende  natuur. Door aan beide uiteinden te schudden vormt het plastic golven, waartussen het eenzame wezen op en neer deint. Het effect is groots vooral als het plastic, dat ook een flink geluid produceert, nog heviger wordt gemanipuleerd, de golven steeds wilder worden en steeds meer lichamen in het geweld verstrikt raken. Een heuse tsunami neemt bezit van het toneel. Waanzinnig!

Na de storm is er uiteraard een stilte. Dansers verspreiden een nieuwe hoeveelheid waterbommen over het toneel. Bezoekers moeten plaats maken voor een nieuwe ordening. In de duistere hoeken van de zaal draperen de dansers hun naakte lichamen, die langzaam in beweging komen en op hun kronkelende weg menige bom doen barsten. Water neemt bezit van de zaal terwijl de individuele dansers door een wirwar van ruimtelijke obstakels (de bezoekers) elkaars geborgenheid zoeken. Pindorama toont de worsteling van het collectieve lichaam met de elementen en is een voorstelling om niet te missen; poëtisch, eenvoudig, consequent en aangrijpend.