Zuid-Afrika is een van de landen waar het huwelijk in de 21e eeuw ook opengesteld is voor partners van hetzelfde geslacht, maar onderzoek heeft aangetoond dat dit een gegeven is dat veel langer in tijd teruggaat en in sommige streken een bestaande praktijk was in pre-koloniale tijden, ook op het Afrikaanse continent. Het binaire denken in elkaar uitsluitende geslachten, heeft sindsdien bijna overal de overhand genomen in deze kwestie, waardoor het begrip queer als tegenwicht zich heeft ontwikkeld. Kwanele Finch Thusi is een van de performers die de specifieke black male queer identity aan de orde stelt en die probeert te ontdoen van zijn koloniale mechanismen.

Twee dansers komen op met in hun handen een zwarte pruik met kroeshaar. Ze zijn beiden gekleed in zwarte sportbroeken en sneakers, en dragen een glimmende ketting om hun hals. Op rituele wijze zetten ze de pruik eerst op, maar vervolgens plaatsen ze die onder de twee klaarstaande stoelen. Het duet Pina begint vervolgens met de twee dansers op stoelen gezeten, die op minimal music repetitieve dansbewegingen maken.

In combinatie met de titel Pina, komen associaties op met de recente Europese dansgeschiedenis, de inmiddels klassieke choreografieën van Bausch en De Keersmaeker. Maar later blijkt dat het spectaculaire duet van Finch Thusi en Kgosimang Clinton Flietor zich niet laat dwingen in een specifieke stijl of genre. Pina verwijst ook niet naar Bausch, maar naar het woord voor lied (song) in het Setswana.

Na het repetitieve begin proberen de mannen tot elkaar te komen in een omhelzing waarbij de een het initiatief neemt en de posities van armen en handen van de ander afdwingt; deze echter kijkt weg, en geeft geen respons. De stoelen worden opzijgezet en de dans vervolgt in een expressievere modus, eerst vanuit kleine impulsen vanuit de schouders, de nek en het bekken. Gaandeweg wordt het totale lichaam betrokken, waarbij ook steeds meer ruimte in beslag wordt genomen.

De opbouw die dan volgt, is heel dwingend. De minimal music wordt halverwege vervangen door een opzwepend en zeer on-minimal muziekstuk, dat de impulsen levert die de lichamen beginnen aan te sturen. In een onontkoombaar proces worden wij stap voor stap getuigen van wat een viering kan worden genoemd. De viering van een lichaam dat pijn kan uitdrukken, maar ook verzet, verlangen naast koppigheid, een lichaam dat nieuwe invloeden in zich kan opnemen maar ook atavistische herinneringen kan herbergen: in het spectaculaire gamma aan dansbewegingen zijn zelfs reminiscenties terug te vinden aan de patrimoniale indlamu dansen die nog immer zeer populair zijn in Zulu-kringen: het zeer masculiene karakter, op het agressieve af, van deze dansen wordt afgewisseld met elegante torsies van het bovenlichaam, en met vloeiende armgebaren vanuit het middenrif. En dit is maar een voorbeeld van het bewegingsscala dat de dansers laten zien: hier wordt inderdaad een lied aangeheven, een levens-lied.

Vanuit de aanvankelijke minimalistische inzet ontwikkelt zich een volstrekt uniek explosief idioom, en het meest bijzondere hiervan is dat dat idioom gedragen wordt door twee individuele dansers tezamen. Als dit een solo was geweest, had het een particulier en individueel statement opgeleverd. Het feit dat dit een duet is, waar beide dansers tezamen maar niet synchroon opereren en een eigen invulling geven aan het unieke idioom, maakt dat dit duet niet gaat over de ‘allerindividueelste expressie van een allerindividueelste emotie’ maar veel verder reikt, een collectieve lading dekt en een antwoord wil zijn op de vrouwenstem die in het begin via de luidsprekers de black male body toeschreeuwt.

Het duet Pina is een adembenemend voorbeeld van hoe dans het begrip queer voorbij de anekdote van de naaldhak kan brengen om te raken aan wezenlijke vragen over het bestaan.

Foto: John Hogg