Het Britten-jaar is goed begonnen. Dit jaar wordt de honderdste geboortedag van componist Benjamin Britten gevierd en Opera Trionfo haalde voor die gelegenheid een minder bekende opera van de rommelzolder: Owen Wingrave. En het betrof nog een eerste scenische voorstelling in ons land ook!

Britten is vooral bekend van opera’s als Billy Bud en Peter Grimes. Owen Wingrave (naar het verhaal van auteur Henry James) wordt al decennia lang over het hoofd gezien. Britten schreef dit werk als televisieopera voor de BBC in 1971 en korte tijd later werd het in elf landen (waaronder Nederland) uitgezonden. In 1973 volgde een scenische uitvoering in Londen en Opera Trionfo brengt nu de eerste scenische versie in Nederland met een hernieuwde instrumentatie, toegesneden op de bezetting van het Nieuw Ensemble.

Het is een geslaagde productie. Een psychodrama van de bovenste plank over een jongeman die de wraak van zijn welgestelde familie over zich afroept omdat hij breekt met de familietraditie: een militaire opleiding. Een typisch Britten-thema (de componist was uitgesproken pacifistisch en dienstweigeraar) en het thema is niet los te zien van de jaren zeventig met zijn Praagse Lente en Vietnam-oorlog. Het accent ligt echter, zeker in de scherpzinnige regie van Floris Visser, op het conflict tussen vader en zoon, tussen vernieuwing en traditie. Dat geeft deze Owen Wingrave een prettig soort tijdloosheid. Het is veel meer dan een oorlogsdrama. Het is een mythe over vaders en zonen, over het eeuwige generatie-conflict. De oorlog speelt bij Visser slechts zijdelings een rol. Hij focust de aandacht met name op de personages en de vele psychologische lagen van het verhaal en daardoor wint deze voorstelling aan kracht en diepgang.

Toegeven… het decor (een kamer in een landgoed) is nogal monotoon en kleurloos, maar zo nu en dan suggereert Visser op sublieme wijze door middel van ‘doorkijkjes’ een wereld achter de wereld van het landhuis. Op die momenten krijgt de opera zelfs iets sprookjesachtigs.

Wederom is Opera Trionfo erin geslaagd om een handvol uitstekende stemmen te verzamelen, zowel van buitenlandse origine (onder meer Karel Ludvik en Vitali Rozynko) als van Nederlandse komaf (onder anderen Mark Omvlee en Francis van Broekhuizen). Het Nieuw Ensemble stond bij de première in Haarlem nog onder leiding van Ed Spanjaard, maar in Den Haag dirigeerde de jonge Britse dirigent en pianist Cameron Burns. Burns leverde (ondanks wat onzorgvuldigheden in het begin) vakwerk, maar kon niet verhinderen dat deze herinstrumentatie voor het Nieuw Ensemble soms een wat kale indruk achterliet. Alsof de partituur vroeg om een rijkere bezetting dan die van dit ensemble.

(foto: Jurjen Stekelenburg)